ECLI:NL:RBROT:2022:5689

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
9775865
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en gefixeerde schadevergoeding na vermeende verduistering van sealbags door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen JYSK B.V. en [persoon A]. JYSK heeft [persoon A] op staande voet ontslagen wegens vermeende verduistering van sealbags en het annuleren van klantbestellingen. De procedure begon met een verzoek van JYSK om [persoon A] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 2.777,59 en een schadevergoeding van € 83.002,63, alsook de proceskosten. JYSK stelde dat [persoon A] een dringende reden had gegeven voor het ontslag door gelden uit sealbags weg te nemen en fictieve annuleringen van bestellingen te maken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] betrokken was bij de geldtransporten en het afstorten van sealbags, maar dat er geen hard bewijs was dat hij daadwerkelijk de sealbags had verduisterd. De kantonrechter heeft [persoon A] de gelegenheid gegeven om tegenbewijs te leveren tegen de beschuldigingen van verduistering. Daarnaast heeft [persoon A] een zelfstandig tegenverzoek ingediend voor achterstallig loon en vakantiegeld, wat door JYSK werd betwist. De kantonrechter heeft de beslissing over beide verzoeken aangehouden, in afwachting van het tegenbewijs van [persoon A].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9775865 \ VZ VERZ 22-3623
datum uitspraak: 6 juli 2022
beschikking van de kantonrechter
in de zaak van:
JYSK B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
verzoekster, tevens verweerster in het zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigde: mr. C. Ditzel,
tegen
[persoon A] ,
woonplaats: [woonplaats A] ,
verweerder, tevens verzoeker in het zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigde: mr. Y.E. Palit.
De partijen worden hierna “JYSK” en “ [persoon A] ” genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van JYSK, met producties 1 t/m 15;
  • het verweerschrift van [persoon A] , tevens zelfstandig tegenverzoek;
  • de e-mail van [persoon A] van 31 mei 2022, met aanvullende producties 1 en 2 ;
  • de e-mail van JYSK van 31 mei 2022, met aanvullende producties 16 t/m 19;
  • de e-mail van JYSK van 3 juni 2022, met aanvullende productie 20;
  • de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Op 8 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
JYSK is een internationale winkelketen, die ‘alles voor het huis’ verkoopt. [persoon A] is op 21 mei 2019 in dienst getreden van JYSK. Laatstelijk was [persoon A] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 37 uur per week werkzaam in de functie van [naam functie] , tegen een bruto maandsalaris van € 2.344,91, exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Van de arbeidsovereenkomst maakt deel uit het Huishoudelijk Reglement van JYSK. Het Huishoudelijk Reglement luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“(…)Diefstal door de werknemer
(…)
Onder interne diefstal verstaan we onder meer:
• Het stelen van eigendommen van JYSK, klanten en collega’s;
• Geld stelen uit de kassa of kluis;
• Afprijzen ten bate van collega’s die vervolgens aankopen;
• Afprijzen ten bate van vrienden en familieleden of jezelf;
• Het niet aanslaan van artikelen ten bate van wie dan ook;
• Het zonder toestemming meenemen van goederen en/of verpakkingsmaterialen.
Bij bewezen diefstal door de werknemer volgt onherroepelijk ontslag op staande
voet (artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek). (…)”
2.3.
Binnen JYSK geldt een protocol voor wat betreft de dagafsluiting. Aan het einde van de dag worden de kassalades handmatig geteld en wordt het totaalbedrag genoteerd in GK, het back office programma van de winkel. Het overtollige briefgeld wordt in een sealbag gestopt en in de kluis gelegd. De sealbag blijft in de kluis. Op iedere dinsdag, donderdag en zaterdag worden de sealbags ‘afgestort’, wat betekent dat het totaalbedrag in de sealbags wordt geteld, geregistreerd in GK en in een tweetal rapporten wordt opgenomen, waarna de sealbags worden gesloten en worden afgestort in een zogenaamde binnenkluis. Eén rapport gaat in de sealbag bij het geld en het andere rapport moet in een map worden gestopt. De binnenkluis is niet toegankelijk voor medewerkers van JYSK, maar moet worden geopend met een sleutel, die in het bezit is van Brinks Geldtransport (hierna: ‘Brinks’), die eens in de twee weken op donderdag de sealbags uit de binnenkluis komt ophalen. Brinks verwerkt vervolgens de meegenomen sealbags en stort de hierin opgenomen bedragen op de bankrekening van JYSK.
2.4.
Op 21 oktober 2021 zijn er door Brink vier sealbags meegenomen uit de binnenkluis. Het geldtransport gepland op 4 november 2021 is door [persoon A] op 3 november 2021 geannuleerd. Brinks heeft hierover genoteerd: “Geen sleutelhouder voor de kluis aanwezig morgen. Graag een nieuwe afspraak maken.” Vervolgens heeft op 18 november 2021 weer een geldtransport plaatsgevonden.
2.5.
Op 18 november 2021 heeft [persoon A] aan de afdeling Interne Audit een e-mail gezonden met de volgende inhoud:
“(…) graag wil ik hierbij sealbags bestellen, we hebben sealbags alleen meeste plakken niet ook aal zijn de datums nog geldig.
Die niet plakken zijn al weggegooid (…)”
2.6.
Op 2 december 2021 heeft een volgend geldtransport plaatsgevonden, waarbij vier sealbags door Brinks zijn meegenomen. De accountant van JYSK heeft diezelfde dag per e-mail aan (onder andere) de vestiging JYSK Rotterdam Parkboulevard medegedeeld dat er van zeven geregistreerde afstortingen in de binnenkluis nog geen bankstortingen zijn ontvangen. [persoon A] heeft op 3 december 2021 per e-mail het volgende aan de accountant medegedeeld:
“(…) we didnt had the right sealbags so it was rejected by the value transport.
sealbags didnt close cause was out of date.
so we have ordord new sealbags.
thats the reason. (…)”
2.7.
Hoewel Brinks op 16 december 2021 wel aanwezig is geweest, heeft er op die datum geen geldtransport plaatsgevonden. In het systeem van Brinks is hierover het volgende opgenomen: “Ter plaatse gesproken met [roepnaam persoon A] (
[persoon A] , toevoeging kantonrechter), klant geeft aan geen transport nodig te hebben.”
2.8.
Tijdens een interne audit op 22 december 2021 is geconstateerd dat 17 sealbags ter waarde van in totaal € 74.130,00, die op basis van het registratiesysteem reeds door Brinks opgehaald hadden moeten zijn, niet zijn opgehaald. Op 30 december 2021 vond er weer een geldtransport plaats en heeft Brinks twee sealbags meegenomen. Vervolgens is op 30 december 2021 de binnenkluis met de op het hoofdkantoor van JYSK aanwezige reservesleutel geopend en is geconstateerd dat de binnenkluis leeg was.
2.9.
JYSK heeft [persoon A] bij brief van 31 december 2021 medegedeeld dat er stortingen worden vermist ter waarde van € 75.000,00 en is aan hem medegedeeld dat hij, gedurende het nader te vervullen onderzoek, met onmiddellijke ingang is geschorst. Daarbij is medegedeeld dat de schorsing is opgelegd op basis van een vermoeden van het plegen van frauduleuze handelingen. Op 4 en 6 januari 2022 hebben er gesprekken met [persoon A] plaatsgevonden over de ontbrekende sealbags.
2.10.
JYSK heeft op 28 januari 2022 een brief aan [persoon A] gezonden, waarvan de inhoud
- voor zover thans van belang - als volgt luidt:
“(…) In navolging op de non actiefstelling van 30 december 2021, de gesprekken die je gevoerd hebt op 4-1-2022 en het ontvangst van het gespreksverslag van bedrijfsrecherche Zenith Security op donderdagmiddag 27-1-2022, bevestigen wij hierbij dat wij de met jouw
bestaande arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden met onmiddellijke ingang
opzeggen. In deze brief zullen wij een en ander uiteenzetten.
(…)
Tijdens ons onderzoek zijn wij in ieder geval op onderstaande onregelmatigheden gestuit.
De onregelmatigheden betreffen het niet juist opvolgen van onze geldende protocollen met
betrekking tot de geldhandelingen. Deze protocollen heb je tijdens de gesprekken exact en
expliciet omschreven, hieruit blijkt dat je op de hoogte bent van de protocollen. Het niet
opvolgen van deze protocollen heeft geleid tot de vermissing van de onderstaande sealbags,
ter waarde van globaal EUR 75.000,-.
(…)
Wij hebben de navolgende feiten geconstateerd:

De protocollen over het afstorten in de binnenkluis zijn niet opgevolgd; het met 2
personen toezien/controleren op de daadwerkelijke afgifte in de binnenkluis. Dit wordt bevestigd door bedrijfsrecherche Zenith Security.

Geldtransporten van Brinks zijn zonder overleg geannuleerd.
• 21-10-’21 Brinks geweigerd
• 4-11-’21 Brinks geweigerd
• 18-11-’21 Incomplete overdracht, oftewel stortingen achter gehouden
• 16-12-’21 Brinks geweigerd
  • Het afleggen van tegenstrijdige verklaringen tijdens het gesprek 4-1-2022
  • Tegenstrijdige verklaringen in de rapportage van Zenith Security ten opzichte van
informatieverstrekking 4-1-2022

Het ontbreken van een geloofwaardige verklaring met betrekking tot het gehele verloop rond de geldhandelingen en de onbereikbaarheid ook in de periode 26-12 t/m 3-1.
Bovengenoemde handelwijze is voor ons absoluut ontoelaatbaar. Als [naam functie] ben je
verantwoordelijk voor het correct uitvoeren van de procedures. Met jouw handelwijze heb jij
bovendien het vertrouwen van JYSK ernstig beschaamd. Jij hebt jouw verplichtingen als
werknemer grovelijk veronachtzaamd.
Na afweging van alle feiten en omstandigheden hebben wij besloten de met jou bestaande
arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW, met
onmiddellijke ingang op te zeggen. Alle feiten afzonderlijk als ook in onderlinge samenhang
kunnen worden aangemerkt als een dringende reden zodanig dat dit een ontslag op staande
voet rechtvaardigt. (…)”
2.11.
JYSK heeft op 11 februari 2022 nogmaals een brief aan [persoon A] gezonden met - voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
“(…) Nadat wij jou op 28 januari 2022 op staande voet hebben ontslagen, zijn nieuwe feiten naar voren gekomen. Er zijn onregelmatigheden geconstateerd bij annuleringen van
klantbestellingen waarbij jij betrokken bent geweest.
(…)
Er zijn door jou op 2 oktober 2021 3 orders geannuleerd terwijl de klanten aangeven de orders niet te hebben geannuleerd. Het gaat om een bedrag van EUR 1.665,-, een bedrag van EUR 1.015,- en een bedrag van EUR 845,-, derhalve totaal om een bedrag van EUR 3.525,-. De bedragen zijn blijkens de annuleringsbonnen contant uitbetaald.
(…)
De artikelen behorende bij de orders zijn door de bezorger [persoon B] bij de klanten thuis bezorgd. De klanten geven aan dat zij de orders besteld hebben, deze ontvangen hebben via thuisbezorging en dat zij de orders niet geannuleerd hebben.
Op 2 oktober 2021 was er geen kasverschil (Bijlage 11) en zijn er geen kasinkomsten
gemaakt van dit bedrag. Er is die dag derhalve daadwerkelijk een bedrag van totaal EUR
3.525,- uit de kassa gegaan. Aangezien de klant(en) de bestelling niet heeft (hebben) hebben
geannuleerd, zijn de bedragen niet aan de klant(en) uitbetaald.
Gezien al het voorgaande kunnen wij niet anders concluderen dan dat er sprake is geweest
van frauduleuze handelingen rondom (één of meerdere) annuleringen van voornoemde
klantorders.
Het spreekt denk ik voor zich dat bovengenoemde handelwijze voor ons absoluut
ontoelaatbaar is. Jij hebt je schuldig gemaakt aan diefstal, verduistering, bedrog of een ander
misdrijf waardoor jij het vertrouwen van JYSK onwaardig bent geworden en/of je hebt op
grove wijze je verplichtingen uit hoofde van je arbeidsovereenkomst geschonden.
Na afweging van alle feiten en omstandigheden hebben wij besloten om de met jou bestaande arbeidsovereenkomst - indien en voor zover er nog een arbeidsovereenkomst zou bestaan en deze niet reeds is geëindigd door het op 28 januari 2022 gegeven ontslag op staande voet - wegens een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW met onmiddellijke ingang op te zeggen. Het gaat hier dus om een voorwaardelijk tweede ontslag op staande voet. Alle feiten afzonderlijk als ook in onderlinge samenhang kunnen worden aangemerkt als een dringende reden zodanig dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. (…)”

3..Het verzoek van JYSK en de grondslag daarvan

3.1.
JYSK verzoekt samengevat:
  • [persoon A] te veroordelen aan haar te betalen € 2.777,59 aan gefixeerde schadevergoeding, met rente;
  • [persoon A] te veroordelen aan haar te betalen € 83.002,63 aan vergoeding van schade, waarop in mindering strekt een bedrag van € 742,16 uit hoofde van de eindafrekening, met rente;
  • [persoon A] te veroordelen in de proceskosten;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Aan haar verzoek heeft JYSK - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. [persoon A] heeft aan JYSK een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen door aan JYSK toebehorende (gelden uit) sealbags weg te nemen en fictieve annuleringen van bestellingen aan te maken en het daarmee corresponderende geld uit de kassa te halen. Uit hoofde van artikel 7:677 lid 2 BW en rekening houdend met de contractuele opzegtermijn van één maand is [persoon A] een gefixeerde schadevergoeding aan JYSK verschuldigd van € 2.777,59 bruto.
3.3.
JYSK heeft door het handelen van [persoon A] schade geleden. Deze schade bestaat onder meer uit de gelden van 17 ontbrekende sealbags van in totaal € 74.130,00. Het betreffen de volgende sealbags:
1. de sealbag van 8 oktober 2021 met nummer [nummer C] ten bedrage van € 5.000,-
2. de sealbag van 15 oktober 2021 met nummer [nummer D] ten bedrage van € 2.290,-
3. de sealbag van 21 oktober 2021 met nummer [nummer E] ten bedrage van € 2.300,-
4. de sealbag van 23 oktober 2021 met nummer [nummer F] ten bedrage van € 3.030,-
5. de sealbag van 26 oktober 2021 met nummer [nummer G] ten bedrage van € 3.530,-
6. de sealbag van 28 oktober 2021 met nummer [nummer H] ten bedrage van € 3.430,-
7. de sealbag van 30 oktober 2021 met nummer [nummer I] ten bedrage van € 4.740,-
8. de sealbag van 1 november 2021 met nummer [nummer J] ten bedrage van € 2.460,-
9. de sealbag van 4 november 2021 met nummer [nummer K] ten bedrage van € 5.990,-
10. de sealbag van 11 november 2021 met nummer [nummer L] ten bedrage van € 3.300,-
11. de sealbag van 29 november 2021 met nummer [nummer M] ten bedrage van € 8.880,-
12. de sealbag van 3 december 2021 met nummer [nummer N] ten bedrage van € 3.990,-
13. de sealbag van 7 december 2021 met nummer [nummer O] ten bedrage van € 6.130,-
14. de sealbag van 11 december 2021 met nummer [nummer P] ten bedrage van € 4.810,-
15. de sealbag van 14 december 2021 met nummer [nummer Q] ten bedrage van € 5.220,-
16. de sealbag van 16 december 2021 met nummer [nummer R] ten bedrage van € 3.380,-
17. de sealbag van 18 december 2021 met nummer [nummer S] ten bedrage van € 5.650,-
3.4.
Daarnaast bestaat de schade van JYSK uit een bedrag van € 3.525,00 ten aanzien van de fictieve annuleringen van bestellingen en een bedrag van € 2.570,04 aan door Zenith gemaakte onderzoekskosten. Op deze schade strekt in mindering een aan [persoon A] uit hoofde van de eindafrekening toekomend bedrag van € 742,16, zodat een totaalbedrag aan schade resteert van € 82.260,47. Het handelen van [persoon A] is in strijd met zijn contractuele verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. [persoon A] heeft hiermee schade toegebracht aan JYSK en is op grond van artikel 7:661 BW gehouden tot vergoeding van die schade aan JYSK . Het handelen van [persoon A] kan bovendien gekwalificeerd worden als een onrechtmatige daad op grond van artikel 6:162 BW.

4..Het verweer van [persoon A]

4.1.
is het niet eens met de verzoeken van JYSK en voert daartoe het volgende aan. De feiten en omstandigheden van het geval rechtvaardigen geenszins een ontslag op staande voet. De feiten wijzen enkel naar betrokkenheid van [persoon A] als [naam functie] bij het afstorten van de sealbags en het geldtransport, maar er zijn geen aanknopingspunten die wijzen op (betrokkenheid bij) het wegnemen van de sealbags. Er is geen hard bewijs dat [persoon A] de sealbags heeft gestolen. [persoon A] heeft geen geld weggenomen en wordt ten onrechte als dader aangewezen. Bij het proces van geldtransport is er bovendien geen moment dat [persoon A] alleen bij de binnenkluis is, zodat er geen mogelijkheid is de sealbags te ontvreemden of verbergen. Het ligt op de weg van JYSK te bewijzen dat er sprake is van een dringende reden om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, hetgeen zij niet gedaan heeft. JYSK heeft in strijd met artikel 7:677 BW de arbeidsovereenkomst opgezegd, zodat zij geen recht heeft op een gefixeerde schadevergoeding of vergoeding van de door Zenith Recherche gemaakte kosten.
4.2.
[persoon A] betwist door het annuleren van bestellingen geld te hebben weggenomen. [persoon A] kan zich deze bestellingen en/of het annuleren daarvan bovendien niet herinneren.

5..Het zelfstandige tegenverzoek van [persoon A]

5.1.
verzoekt samengevat:
  • JYSK te veroordelen aan hem te betalen € 4.624,62 aan achterstallig loon, met rente;
  • JYSK te veroordelen de niet-genoten vakantiedagen en het opgebouwde vakantiegeld aan hem uit te keren, met rente;
  • JYSK te veroordelen in de proceskosten;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5.2.
Hieraan heeft [persoon A] ten grondslag gelegd dat hij tot het ontslag op staande voet op 28 januari 2022 recht heeft op loon. [persoon A] heeft dan ook recht op het loon over januari 2022, welk loon hij niet heeft ontvangen. Hoewel [persoon A] dacht dat hij zijn loon over december 2021 niet had ontvangen, klopt dit niet. Dit loon heeft hij wel ontvangen. Daarnaast heeft [persoon A] recht op het opgebouwde vakantiegeld, niet-genoten vakantiedagen en opgebouwde overwerkuren.
5.3.
Het verweer van JYSK strekt - kort gezegd - tot afwijzing van het zelfstandige tegenverzoek van [persoon A] . Op dit verweer zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.

6..De beoordeling

ten aanzien van de verzoeken van JYSK
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat JYSK [persoon A] op staande voet heeft ontslagen en dat dit ontslag tussen partijen vaststaat omdat [persoon A] hiertegen geen rechtsvordering(en) heeft ingesteld. JYSK heeft vervolgens schadevergoeding van [persoon A] gevorderd. Enerzijds vordert JYSK de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW (€ 2.777,59) en anderzijds vordert zij schadevergoeding omdat zij stelt dat [persoon A] in strijd met het goed werknemerschap én onrechtmatig heeft gehandeld (€ 74.130,00 en € 3.525,00). De kantonrechter zal allereerst deze twee laatste vorderingen behandelen.
schadevergoeding op grond van artikel 7:661 BW jo. artikel 6:162 BW
6.2.
Voorop gesteld wordt dat de door JYSK gestelde en gevorderde schade verband houdt met het gegeven ontslag op staande voet en de daarmee samenhangende verzochte gefixeerde schadevergoeding. JYSK heeft het verzoek om schadevergoeding ingevolge artikel 7:686a lid 3 BW dan ook terecht bij verzoekschrift mogen indienen.
6.3.
Op grond van artikel 7:661 BW is de werknemer jegens de werkgever slechts aansprakelijk voor de schade die hij bij de uitvoering van de overeenkomst aan de werkgever toebrengt indien deze schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid.
6.4.
JYSK vordert allereerst vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de 17 missende sealbags ten bedrage van € 74.130,00. Voor aansprakelijkheid van [persoon A] voor de door JYSK op dit punt geleden schade moet voldoende aannemelijk zijn dat [persoon A] de ontbrekende sealbags heeft weggenomen. Indien dit komt vast te staan, staat eveneens de opzet op de schade vast, nu het wegnemen van sealbags alleen maar door opzettelijk handelen kan zijn veroorzaakt.
6.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat er 17 sealbags met een waarde van € 74.130,00 wel als afgestort in de binnenkluis in het systeem van JYSK geregistreerd staan, maar dat de bedragen van deze sealbags niet op de bankrekening van JYSK zijn gestort. In dat kader is van belang dat beide partijen niet aan de integriteit van Brinks twijfelen en de kantonrechter dit aldus begrijpt dat Brinks in dit kader niks verweten kan worden.
6.6.
Tevens staat vast dat [persoon A] verantwoordelijk was voor en betrokken is geweest bij het afstorten van de missende sealbags in de binnenkluis in de periode van 21 oktober 2021 tot en met 18 december 2021. [persoon A] heeft in zijn verweerschrift wel gesteld dat, hoewel de meeste stortingen door hem zijn gedaan, het niet klopt dat alle stortingen door hem zijn gedaan, maar hij heeft deze stelling na de gemotiveerde betwisting daarvan door JYSK onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. JYSK heeft vervolgens namelijk van alle data waarop de afstortingen in de binnenkluis geregistreerd staan, het werkrooster van [persoon A] overgelegd. Hieruit blijkt dat [persoon A] op al deze dagen gewerkt heeft en aangenomen mag worden dat hij als [naam functie] dan ook betrokken is geweest bij het opmaken van de kas en het afstorten van de sealbags. Van de ene dag dat [persoon A] niet heeft gewerkt, heeft JYSK onbetwist gesteld dat op camerabeelden te zien is, dat hij aan het einde van de dag toch nog aanwezig is.
6.7.
Ook moet er in deze procedure van worden uitgegaan dat toen op 30 december 2021 de kluis werd geopend er geen sealbags in de binnenkluis lagen. De stellingen van [persoon A] die erop zien dat dat Brinks in de periode van 21 oktober 2021 tot en met 30 december 2021 in totaal 17 sealbags niet zou hebben meegenomen omdat de sealbags niet goed zouden plakken en de die sealbags daarom in de binnenkluis zouden zijn achtergebleven, vinden hierin dan ook geen steun. Indien de stellingen van [persoon A] namelijk juist zouden zijn, zou dit er toe hebben moeten leiden dat de 17 sealbags bij het openen van de binnenkluis op 30 december 2021 nog in de binnenkluis aanwezig hadden moeten zijn. Slechts Brinks - die in het kader van het geldtransport te allen tijde aanwezig is bij het openen van de binnenkluis - en het hoofdkantoor van JYSK beschikken over een sleutel van de binnenkluis, zodat het niet mogelijk is dat werknemers van JYSK tussentijds de binnenkluis hebben geopend. Nu, zoals hierboven ook al is overwogen, aan de integriteit van Brinks door partijen niet wordt getwijfeld en voor enige betrokkenheid van (medewerkers van) het hoofdkantoor van JYSK geen enkele concrete aanwijzing bestaat, bestaat er thans geen aanleiding te veronderstellen dat Brinks en/of medewerkers van het hoofdkantoor van JYSK bij de vermissing van de ontbrekende sealbags betrokken zijn. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de enige mogelijke verklaring voor het feit dat de 17 sealbags niet in de binnenkluis zijn aangetroffen, dat de sealbags niet in de binnenkluis zijn afgestort. Nu er ook van moet worden uitgegaan dat [persoon A] bij iedere afstorting betrokken is geweest, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat [persoon A] hiervoor verantwoordelijk is.
6.8.
Hier komt nog bij dat [persoon A] ten aanzien van de omstandigheden rondom de sealbags, de afstortingen en de geldtransporten door Brinks wisselend en op sommige punten weinig aannemelijk heeft verklaard.
6.8.1.
De geldtransporten die voor 4 november 2021 en voor 16 december 2021 stonden gepland, zijn beide keren als gevolg van handelen van [persoon A] niet doorgegaan waardoor toen geen sealbags zijn opgehaald. Over het annuleren van het geldtransport van 4 november 2021 wordt door [persoon A] wisselend verklaard. [persoon A] heeft ten aanzien van dat geldtransport in zijn verweerschrift gesteld dat hij dit transport heeft geannuleerd omdat hij die betreffende dag maar een halve dag zou werken en hij niet wist of er een andere collega met ervaring met het begeleiden van het geldtransport aanwezig was. Ter mondelinge behandeling heeft [persoon A] vervolgens echter gesteld dat hij het transport geannuleerd heeft omdat zijn partner ziek werd en hij zijn kind van school moest ophalen. Nadat door JYSK in dat verband door middel van het overleggen van de weekplanning onderbouwd is gesteld dat [persoon A] op 4 november 2021 gewoon de hele dag in de winkel aanwezig is geweest, heeft [persoon A] zijn verklaring aangepast en gesteld dat het achteraf toch niet noodzakelijk bleek om zijn kind op te halen en hij daarom toch de hele dag is blijven werken.
6.8.2.
Ten aanzien van het niet doorgaan van het geldtransport van 16 december 2021 heeft [persoon A] gesteld dat Brinks wel aanwezig is geweest maar dat zij vertrokken en niet teruggekeerd zou zijn nadat [persoon A] Brinks had verzocht elders te parkeren omdat de vaste parkeerplaats bezet was in verband met het inladen van goederen. Deze stelling van [persoon A] is door JYSK betwist en vindt bovendien geen steun in de verklaring van Brinks, die stelt dat het geldtransport op 16 december 2021 uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden omdat [persoon A] ter plaatse aan de medewerker van Brinks heeft medegedeeld dat er op dat moment geen transport nodig zou zijn. Daarnaast blijkt uit de door JYSK overgelegde foto van 16 december 2021 van 13:57 uur, waarop de ingang van de winkel en de parkeerplaats zichtbaar is, dat de geldtransportwagen gewoon voor de ingang van de winkel geparkeerd stond en de parkeerplaats niet reeds bezet was in verband met het inladen van goederen.
Ook ten aanzien van het opnieuw plannen van een transport komt geen duidelijke actie van [persoon A] . Partijen zijn het er kennelijk over eens dat een nieuwe afspraak moet worden gemaakt via een speciaal portal en dat [persoon A] daarvoor geen rechten had. Dat [persoon A] aan iemand die die rechten wel had, verzocht heeft om een nieuwe afspraak in te plannen, is door hem niet gesteld. Dit had onder de door hem geschetste omstandigheden en gelet op zijn functie en het belang van de geldtransporten naar het oordeel van de kantonrechter wel degelijk van hem verwacht mogen worden.
6.8.3.
Ook ten aanzien van de vraag wat hij met de geweigerde en achtergebleven sealbags heeft gedaan, heeft [persoon A] wisselend verklaard. In zijn e-mail van 18 november 2021, waarmee hij nieuwe sealbags heeft besteld, heeft [persoon A] immers aangegeven dat hij alle sealbags, die niet plakten, heeft weggegooid. De nieuwe sealbags zijn vervolgens op 2 december 2021 door [persoon A] ontvangen. Nadat JYSK [persoon A] ter mondelinge behandeling heeft geconfronteerd met het feit dat als er volgen [persoon A] op 2 december 2021 een sealbag van 29 november 2021 door Brink zou zijn geweigerd omdat deze niet plakte en dit niet klopt met zijn mail van 18 november 2021 waarin staat dat alle niet plakkende sealbags inmiddels waren weggegooid, heeft [persoon A] zijn standpunt gewijzigd en gesteld dat hij ‘bijna alle’ niet-plakkende sealbags had weggegooid. Ook acht de kantonrechter het opmerkelijk en onbegrijpelijk dat [persoon A] geen melding richting zijn leidinggevende heeft gemaakt van het feit dat Brinks keer op keer sealbags weigerde omdat deze niet plakten. Dit zou namelijk betekenen dat op 2 december 2021 maar liefst nog elf sealbags in de kluis hadden moeten liggen omdat deze door Brinks zouden zijn geweigerd. [persoon A] moet - in zijn rol als [naam functie] en op de hoogte van de procedure - bekend worden verondersteld met het grote belang van een zorgvuldige verwerking van de kassagelden en de grote rol die de te gebruiken sealbags daarbij vervullen. In dat verband acht de kantonrechter het onbegrijpelijk dat [persoon A] niet bij zijn leidinggevende(n) heeft gemeld dat er maar liefst elf sealbags niet goed plakten en om die reden geweigerd zijn, te meer nu die elf sealbags tezamen een waarde vertegenwoordigden van - op dat moment - ruim € 40.000,-. [persoon A] heeft ook ter mondelinge behandeling geen plausibele of steekhoudende verklaring kunnen geven voor het feit dat hij niet gemeld heeft dat de sealbags niet zouden plakken en door Brinks geweigerd zouden zijn. De enkele stellig dat hij dit als zijn verantwoordelijkheid zag, valt niet te rijmen met het feit dat [persoon A] nog leidinggevenden boven zich had en dus niet eindverantwoordelijk was en het om aanzienlijke bedragen ging.
6.9.
Gelet op al het hiervoor overwogene is de kantonrechter van oordeel dat voorshands voldoende bewezen is dat [persoon A] de 17 ontbrekende sealbags met een totaalbedrag van € 74.130,00 niet in de binnenkluis heeft afgestort en het geld heeft verduisterd. Nu [persoon A] zowel in zijn verweerschrift als ter mondelinge behandeling zijn stelling dat hij de sealbags - waaronder begrepen de eventuele niet-plakkende sealbags - in de binnenkluis heeft afgestort maar dat deze door Brinks zijn geweigerd, uitdrukkelijk heeft gehandhaafd, zal hij in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren, wat inhoudt dat [persoon A] de stelling dat hij de 17 sealbags niet in de binnenkluis heeft afgestort en zich het geld moet hebben verduisterd, dient te ontzenuwen, hetgeen bijvoorbeeld mogelijk is door het overleggen van een verklaring van de bij de geldtransporten van 21 oktober 2021, 18 november 2021, 2 december 2021 en 30 december 2021 betrokken medewerkers van Brinks, waaruit volgt hoeveel sealbags er volgens Brinks op die betreffende data in de binnenkluis aanwezig waren, hoeveel sealbags er door Brinks zijn meegenomen en of het juist is dat Brinks eventuele niet- plakkende zakjes inderdaad zijn achtergebleven in de kluis. [persoon A] zal hiertoe in de gelegenheid worden gesteld.
6.10.
Vervolgens heeft JYSK ook een bedrag van € 3.525,00 van [persoon A] gevorderd in verband met frauduleuze handelingen die zouden zijn verricht door [persoon A] met betrekking tot het annuleren van een drietal klantorders. JYSK heeft diverse schermprints, e-mails en een overzicht van de dagafsluiting van 2 oktober 2021 overgelegd, waaruit in voldoende mate blijkt dat er op laatstgenoemde datum een drietal klantorders zijn geannuleerd en het met de orders corresponderende bedrag contant is uitbetaald. Dit heeft [persoon A] ook niet bestreden. Tevens is door JYSK onweersproken gesteld en met e-mails van de betreffende klanten onderbouwd dat de afzonderlijke klanten de orders niet zelf hebben geannuleerd. Dat betekent dat de klanten het door hen aanbetaalde bedrag niet hebben teruggekregen. In dat geval had, door de annulering en het niet teruggeven van het aanbetaalde bedrag, sprake moeten zijn van een ‘plus’ in de kassa, maar daarvan was geen sprake, zoals volgt uit de overgelegde dagafsluiting. Gelet op deze feiten en omstandigheden kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de klantorders ten onrechte zijn geannuleerd en het met die orders corresponderende totaalbedrag van € 3.525,00 onrechtmatig is weggenomen uit de kassa.
6.11.
De door JYSK in het geding gebrachte bonnen van de annuleringen van de betreffende klantorders tonen aan dat de annuleringen zijn verricht vanaf het account van [persoon A] . [persoon A] heeft dit ook niet betwist, maar heeft gesteld dat niet valt uit te sluiten dat het account van [persoon A] op 2 oktober 2021 te lang heeft opengestaan en dat iemand anders vanaf zijn account de orders heeft geannuleerd. In dat kader is door JYSK ter mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat een interne controle heeft uitgewezen dat er voorafgaand aan de annulering van de orders opnieuw is ingelogd in het account van [persoon A] . Naar het oordeel van de kantonrechter kan daarmee worden uitgesloten dat iemand anders gebruik heeft gemaakt van het nog openstaande account van [persoon A] en kan niet anders geconcludeerd worden dan dat [persoon A] zelf de annuleringen heeft verricht en het geld uit de kassa heeft weggenomen.
6.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het gestelde fraudeleuze handelen door [persoon A] voldoende is komen vast te staan, waarmee ook de opzet vaststaat nu ook hier geldt dat één en ander alleen maar opzettelijk kan zijn gedaan. Dit handelen heeft tot gevolg gehad dat door [persoon A] een totaalbedrag van € 3.525,00 aan contant geld uit de kassa is weggenomen. Dat betekent dat [persoon A] op grond van artikel 7:661 BW aansprakelijk is voor de door JYSK geleden schade ten bedrage van € 3.525,00 en laatstgenoemd bedrag in elk geval verschuldigd is.
gefixeerde schadevergoeding
6.13.
JYSK stelt zich op het standpunt dat [persoon A] gelet op het voorgaande haar een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en zij maakt op grond van artikel 7:677 lid 2 BW aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding van € 2.777,59 bruto.
6.14.
In artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:677 lid 2 BW is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Van belang is hierbij dan ook de dringende reden zoals medegedeeld aan [persoon A] in de brief van 28 januari 2022. Het voorwaardelijke ontslag op staande voet van 11 februari 2022 zal de kantonrechter in dit kader buiten beschouwing laten, nu het ontslag op staande voet van 28 januari 2022 tussen partijen vaststaat en de arbeidsovereenkomst op 11 februari 2022 dus reeds geëindigd was.
6.15.
Blijkens de brief van 28 januari 2022 wordt [persoon A] - kort gezegd - verweten de geldende protocollen niet te hebben gevolgd wat heeft geleid tot de vermissing van de sealbags. Tussen partijen staat vast dat [persoon A] de protocollen die golden voor het afstorten van gelden in de binnenkluis niet heeft opgevolgd. JYSK heeft onbetwist gesteld dat van de afstortingen twee rapportages moesten worden opgemaakt, waarvan er één in de sealbag moest worden gestopt en waarvan de ander in de map moest worden gedaan. [persoon A] heeft niet betwist dat van (onder meer) de missende sealbags er geen rapportage in de mappen waren gestopt. Ook het annuleren van de geldtransporten door [persoon A] staat vast. De kantonrechter is echter van oordeel dat hiermee nog geen sprake is van opzet of schuld van [persoon A] . Dit is door JYSK ook niet met zoveel woorden gesteld. Wel is de kantonrechter van oordeel dat indien [persoon A] niet slaagt in het leveren van het tegenbewijs zoals bedoeld onder 6.9 en ervan moet worden uitgegaan dat [persoon A] de 17 ontbrekende sealbags met een totaalbedrag van € 74.130,00 niet in de binnenkluis heeft afgestort en het geld heeft verduisterd er ook ten aanzien van de in de ontslag op staande voet vermelde omstandigheden sprake moet zijn van opzet bij deze handelingen nu die daarvan niet los kunnen worden gezien. Dit betekent dat in afwachting van het leveren van het tegenbewijs de beslissing op dit punt zal worden aangehouden.
6.16.
Ook de overige beslissingen ten aanzien van de verzoeken van JYSK worden aangehouden.
ten aanzien van het zelfstandige tegenverzoek van [persoon A]
6.17.
[persoon A] heeft gesteld recht te hebben op uitbetaling door JYSK van het achterstallige loon over de maanden december 2021 en januari 2022, in totaal ten bedrage van € 4.624,62 bruto, alsmede het opgebouwde vakantiegeld, niet-genoten vakantiedagen en opgebouwde overwerkuren. Partijen zijn het er ter mondelinge behandeling over eens geworden dat het loon van december 2021 door JYSK voldaan is. Door JYSK is in dat verband onweersproken gesteld dat een bedrag van € 2.312,31 bruto aan loon aan [persoon A] is voldaan. Dat betekent dat er thans nog een brutobedrag van € 2.312,31 resteert ten aanzien van het loon over de maand januari 2022.
6.18.
Vast staat dat JYSK [persoon A] per 31 december 2021 heeft geschorst. Ingevolge artikel 7:628 lid 1 BW is JYSK verplicht het loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet-verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. Op JYSK rust als werkgever de bewijslast dat het niet-verrichten van de bedongen arbeid voor rekening van de werknemer behoort te komen. Dat laatste (dat het niet-werken voor rekening van [persoon A] komt) doet zich hier niet voor. Indien een werkgever de werknemer niet toelaat tot het verrichten van de bedongen arbeid, hem schorst of op non-actief stelt, staat dit aan de loonbetalingsplicht niet in de weg, óók niet als de werknemer aanleiding zou gegeven hebben tot die maatregel (vgl. HR 21 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3057). Een en ander leidt er toe dat de loonvordering ter zake van het loon over januari 2022 tot een bedrag van € 2.312,31 toewijsbaar is.
6.19.
Door JYSK is voorts erkend dat [persoon A] nog een bedrag tegoed heeft aan opgebouwd vakantiegeld. JYSK heeft onweersproken gesteld dat [persoon A] in dat kader nog recht heeft op een bedrag van € 1.323,52, zodat dat bedrag eveneens toewijsbaar is. De eveneens gevorderde uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen en opgebouwde overwerkuren is - zoals JYSK terecht heeft aangevoerd - door [persoon A] op geen enkele wijze onderbouwd. [persoon A] heeft geen concreet bedrag gevorderd en heeft zelfs niet aangegeven van hoeveel niet-genoten vakantiedagen en opgebouwde overwerkuren er sprake zou zijn. Dit deel van het door [persoon A] verzochte is dan ook niet toewijsbaar.
6.20.
Gelet op het beroep van JYSK op verrekening met hetgeen [persoon A] nog aan JYSK verschuldigd is, zal de beslissing worden aangehouden totdat ook op het verzoek van JYSK zal worden beslist.

7..De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van de verzoeken van JYSK
7.1.
laat [persoon A] toe tot het leveren van tegenbewijs van het voorshands bewezen stelling dat [persoon A] de 17 ontbrekende sealbags met een totaalbedrag van € 74.130,00 niet in de binnenkluis heeft afgestort en het geld heeft verduisterd;
7.2.
stelt [persoon A] in de gelegenheid zich uiterlijk op
woensdag 3 augustus 2022bij akte uit te laten of hij dit tegenbewijs wil leveren en zo ja, over de wijze waarop het bewijs zal worden geleverd en - als het bewijs (mede) door getuigen geleverd gaat worden - op te geven het aantal en de namen van de voor te brengen getuigen, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden september tot en met november 2022, zodat een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
7.3.
bepaalt dat, als [persoon A] tegenbewijs wil leveren met schriftelijke stukken, hij deze stukken direct bij de hiervoor genoemde akte moet overleggen;
ten aanzien van zowel het verzoek van JYSK als het zelfstandig tegenverzoek van [persoon A]
7.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Verkerk en in het openbaar uitgesproken.
44487