ECLI:NL:RBROT:2022:5523

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/10/626308 / HA ZA 21-870
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder bij oplichting en vrijwaring in internationaal wegvervoer

In deze vrijwaringszaak heeft Marlo Expeditie B.V. een vordering ingesteld tegen P.P.H.U. "TFT" Tomasz Figlak en T.F.T. Logistics Sp. z o.o. in verband met een verloren lading tijdens het vervoer van Rotterdam naar Hamburg. De rechtbank Rotterdam heeft op 6 juli 2022 geoordeeld dat de vervoerder, TFT, aansprakelijk is voor het verlies van de lading, omdat zij tekortgeschoten is in haar zorgplicht bij het inschakelen van een ondervervoerder. De ondervervoerder bleek een oplichter te zijn die zich voordeed als werknemer van een legitiem bedrijf. De rechtbank oordeelde dat van een zorgvuldig vervoerder verwacht mag worden dat zij gedegen onderzoek doet naar de ondervervoerder, vooral wanneer partijen niet eerder met elkaar hebben samengewerkt. TFT kon geen beroep doen op de ontheffing van aansprakelijkheid van artikel 17 lid 2 van de CMR, omdat zij niet aan de vereisten voor zorgvuldigheid had voldaan. Marlo Expeditie vorderde een schadevergoeding van € 40.000,- en andere kosten, die door de rechtbank zijn toegewezen. De vordering tegen Generali, de verzekeraar van TFT, werd afgewezen omdat Marlo Expeditie niet kon aantonen dat de verzekering dekking bood voor het voorval. De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/626308 / HA ZA 21-870
Vonnis van 6 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARLO EXPEDITIE B.V.,
gevestigd te Zevenhuizen,
eiseres,
advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam,
tegen
1. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
P.P.H.U. "TFT" TOMASZ FIGLAK,
gevestigd te Kalisz, Polen,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
T.F.T. LOGISTICS SP. Z O.O. SP. K,
gevestigd te Kalisz, Polen,
gedaagde,
niet verschenen,
3. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
GENERALI T.U. S.A.,
gevestigd te Warschau, Polen,
gedaagde,
advocaat mr. A.A.M. Zeeman te Voorburg.
Partijen zullen hierna Marlo Expeditie respectievelijk TFT, Logistics en Generali genoemd worden. Waar gedaagden gezamenlijk worden bedoeld worden zij aangeduid als TFT c.s.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 15 juni 2022 dat is gewezen in de procedure met zaak-/rolnummer 588124/ HA ZA 19-1184, waarbij Marlo Expeditie is toegestaan om TFT c.s. in vrijwaring op te roepen, en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de buitenlandse betekeningsstukken;
  • de dagvaarding van 11 maart 2020 (die niet tijdig is uitgereikt aan TFT c.s.);
  • de dagvaarding van 16 november 2020, met producties A1 tot en met A6;
  • de akte overlegging producties, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 7;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 29 november 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
  • de brief van 1 maart 2021 met de zittingsagenda;
  • de brief van 14 maart 2022 van mr. Van Waasbergen waarin onder meer namens partijen wordt verzocht om de mondelinge behandeling geen doorgang te laten vinden en vonnis te wijzen op basis van het procesdossier;
  • de brief van 16 maart 2022, met producties 8 tot en met 11 van mr. Zeeman, waarin hij onder meer bevestigt dat de mondelinge behandeling geen doorgang hoeft te vinden en de rechtbank verzocht wordt om vonnis te wijzen op basis van het procesdossier.
1.2.
Partijen hebben de rechtbank vóór de mondelinge behandeling eensluidend verzocht om vonnis te wijzen op basis van de overgelegde stukken, welk verzoek door de rechtbank is gehonoreerd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2..Het geschil

2.1.
Marlo Expeditie vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, TFT c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
I. een bedrag van € 40.000,-, te vermeerderen met de CMR-rente vanaf 9 juli 2020 tot de dag van de volledige betaling;
II. een bedrag van € 1.175,- aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
III. het door Marlo Expeditie in de vrijwaring in de hoofdzaak betaalde griffierecht;
IV. de (na)kosten van de procedure, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover tot de dag van volledige betaling, indien betaling niet binnen deze termijn plaats vindt,
met afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 53 en bijlage I van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo 2012), waaruit blijkt dat de beslissing uitvoerbaar is.
2.2.
Generali concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Marlo Expeditie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten, indien Marlo Expeditie deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis zal hebben voldaan.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3..De beoordeling

3.1.
De zaak heeft internationale aspecten, nu Marlo Expeditie gevestigd is in Nederland en TFT c.s. in Polen en het hier grensoverschrijdend wegvervoer van Nederland naar Duitsland betreft. De rechtbank dient daarom eerst haar bevoegdheid en het toepasselijk recht te bepalen.
bevoegdheid
3.2.
Nu de vordering van Marlo Expeditie betrekking heeft op een geschil aangaande grensoverschrijdend wegvervoer van Rotterdam, Nederland naar Hamburg, Duitsland, en beide landen partij zijn bij het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR), Genève, 19 mei 1956, is de CMR op grond van artikel 1 juncto 41 CMR dwingendrechtelijk van toepassing. De vraag of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om van de vordering van Marlo Expeditie kennis te nemen dient daarom aan de hand van de CMR te worden beantwoord.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze rechtbank krachtens artikel 31 lid 1 sub b CMR jo art. 630 Rv bevoegd is om van het geschil tussen Marlo Expeditie en TFT c.s. kennis te nemen - nu de lading in Rotterdam in ontvangst is genomen.
toepasselijk recht
3.4.
Zoals hiervoor is overwogen, is de CMR op grond van artikel 1 juncto 41 CMR dwingendrechtelijk van toepassing. Aanvullend, voor zover de CMR niet alle relevante onderwerpen regelt, dient het toepasselijk recht te worden bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo). Marlo Expeditie grondt haar vordering op een tussen haar en TFT gesloten vervoerovereenkomst, zodat in beginsel ingevolge artikel 5 lid 1 Rome I-Vo Duits recht van toepassing zou zijn op de vervoerovereenkomst, als het recht van het land waar de plaats van aflevering is gelegen bij gebreke aan andere aanknopingspunten, tenzij de zaak nauwer verbonden is met een ander rechtstelsel. De rechtbank is echter van mening dat de vervoerovereenkomst nauwer verbonden is met het Nederlandse rechtstelsel, nu Marlo Expeditie gevestigd is in Nederland en daar ook de plaats van inontvangstneming van de goederen is gelegen, zodat Nederlands recht aanvullend van toepassing is. Niet gebleken is immers dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt of dat de overeenkomst nauwer verbonden is met een ander rechtstelsel.
3.5.
De vraag of Marlo Expeditie een directe actie heeft op de verzekeraar van TFT en Logistics (Generali) en de vraag of de polis dekking biedt voor het voorval, moeten ingevolge artikel 7 lid 2 Rome I-Vo worden beantwoord aan de hand van het recht dat op de verzekeringsovereenkomst van toepassing is, zijnde Pools recht.
de vrijwaring
3.6.
Deze zaak betreft een vrijwaringszaak. Marlo Expeditie is - net als TFT c.s. - in de hoofdzaak gedagvaard door Access World in verband met een door haar verstrekte opdracht aan Marlo Expeditie tot het wegvervoer van een lading van 24.802 kilogram aluminium ingots (25 bundels) van Rotterdam naar Hamburg, Duitsland met laaddatum 22 juni 2018 en losdatum 25 juni 2018. Marlo Expeditie heeft dat transport vervolgens uitbesteed aan TFT. TFT heeft op haar beurt dat transport uitbesteed aan een partij die zich kennelijk heeft gepresenteerd als de Roemeense vervoerder S.C. Timnet Trans S.R.L. (hierna Timnet).
Op 22 juni 2018 is de lading door of namens die door TFT ingeschakelde ondervervoerder in ontvangst genomen. De lading is vervolgens verdwenen. Achteraf is gebleken dat een ander zich had voorgedaan als een werknemer van Timnet en dat er nooit contact is geweest met Timnet maar met een oplichter die van een gelijkend e-mailadres gebruik maakte.
3.7.
Access World heeft Marlo Expeditie aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. In de hoofdzaak hebben Marlo Expeditie en Access World een minnelijke regeling getroffen op grond waarvan Marlo Expeditie een bedrag van € 40.000,- aan Access World diende te betalen. Marlo Expeditie houdt TFT aansprakelijk voor de door haar in dit verband geleden schade. Marlo Expeditie stelt dat indien in de hoofdzaak komt vast te staan dat Marlo Expeditie jegens Access World (mede)aansprakelijk is voor de door Access World geleden schade, TFT Marlo Expeditie dient vrij te waren, nu TFT ingevolge artikel 17 juncto artikel 3 CMR aansprakelijk is voor haar ondergeschikten en de door haar ten behoeve van het vervoer ingeschakelde hulppersonen.
Marlo Expeditie heeft Generali in rechte betrokken, omdat op de verzekeringsovereenkomst Pools recht van toepassing is en Marlo Expeditie onder Pools recht een directe actie heeft tegen Generali als (aansprakelijkheids)verzekeraar van TFT, aldus Marlo Expeditie.
3.8.
TFT en Logistics hebben, hoewel deugdelijk opgeroepen, geen verweer gevoerd.
3.9.
Generali heeft wel gemotiveerd verweer gevoerd. Generali stelt dat geen sprake is van een verzekerd voorval, zodat de verzekering geen dekking biedt. Generali stelt dat onder de polis is vereist dat de goederen worden vervoerd op basis van een vervoers-overeenkomst en dat een CMR-vrachtbrief aan de verzekeringnemer wordt uitgereikt, waarop de verzekeringnemer als vervoerder staat vermeld. Generali stelt dat aan dit vereiste niet is voldaan.
Daarnaast doet Generali een beroep op de geldende ‘
Clausule inzake onderaannemers’waarin onder meer is bepaald dat voor dekking vereist is dat TFT bij de selectie van de ondervervoerder de nodige zorgvuldigheid dient te betrachten, waarin zij volgens Generali tekortgeschoten is. Volgens artikel 3 lid 1 sub a van de Clausule inzake onderaannemers diende TFT bij het inschakelen van een onderaannemer met wie zij niet eerder had samengewerkt voor de vrijgave van de goederen diens betrouwbaarheid te verifiëren door telefonisch contact op te nemen met het vaste telefoonnummer van het kantoor en de aanvaarding van de opdracht te bevestigen (nadat het vaste telefoonnummer door TFT zelfstandig werd vastgesteld en de naam van de persoon waarmee was gesproken na afloop ervan werd genoteerd). TFT heeft echter niet rechtstreeks contact opgenomen met Timnet om na te gaan of de persoon die op de advertentie reageerde een werknemer van Timnet was en heeft dus niet voldaan aan de verplichtingen uit de ‘
Clausule inzake onderaannemers’.
3.10.
Marlo Expeditie heeft bij brief van 14 maart 2022 meegedeeld dat Marlo Expeditie geen inhoudelijk verweer meer voert tegen het beroep van Generali op haar verzekerings-voorwaarden en dat zij al hetgeen door Generali bij conclusie van antwoord is aangevoerd en gesteld niet langer betwist. Marlo Expeditie refereert zich op dit punt aan het oordeel van de rechtbank, aldus Marlo Expeditie.
3.11.
Nu Marlo Expeditie niet (langer) betwist dat de polis geen dekking biedt voor het voorval, omdat TFT niet heeft voldaan aan de vereisten die de van toepassing zijnde ‘
Clausule inzake onderaannemers’ daaraan stelt, staat als onweersproken vast dat de polis geen dekking biedt voor het voorval en zal de vordering van Marlo Expeditie op Generali worden afgewezen.
3.12.
Marlo Expeditie zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de door Generali gemaakte kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Generali bepaald op € 2.077,- aan vastrecht en op € 1.114,- (1 punt à € 1.114,-, tarief IV) aan salaris voor de advocaat.
vervoerdersaansprakelijkheid
3.13.
Ten aanzien van de tegen TFT en Logistics ingestelde vorderingen overweegt de rechtbank het volgende.
3.14.
Marlo Expeditie legt aan haar vorderingen ten grondslag dat TFT/Logistics als wegvervoerder op grond van artikel 17 lid 1 CMR aansprakelijk is voor de tijdens het vervoer ontstane schade en gehouden is tot vergoeding van de door haar aan Access World terzake betaalde schade, nu TFT/Logistics ingevolge artikel 17 lid 1 juncto artikel 3 CMR aansprakelijk is voor de fouten van haar ondergeschikten en de door haar ingeschakelde hulppersonen.
3.15.
Vooropgesteld dient te worden dat uit de door Marlo Expeditie overgelegde transportopdracht blijkt dat de vervoeropdracht is verstrekt aan TFT. Gesteld noch gebleken is dat Logistics bij de uitvoering van de vervoeropdracht betrokken is geweest, zodat de jegens Logistics ingestelde vordering zal worden afgewezen.
3.16.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 17 lid 1 CMR is de vervoerder aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering, alsmede voor vertraging in de aflevering.
Vaststaat dat de door TFT ten vervoer ontvangen goederen niet ter bestemming zijn afgeleverd. TFT is daarom in beginsel jegens Marlo Expeditie aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade, tenzij haar een beroep op de ontheffingen van artikel 17 lid 2 CMR toekomt.
3.17.
Ingevolge artikel 17 lid 2 CMR is de vervoerder ontheven van de aansprakelijkheid van artikel 17 lid 1, indien het verlies, de beschadiging of de vertraging is veroorzaakt door schuld van de rechthebbende, door een opdracht van deze, welke niet het gevolg is van schuld van de vervoerder, door een eigen gebrek van de goederen of door omstandigheden, die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.
3.18.
Volgens vaste jurisprudentie kan de wegvervoerder slechts dan met succes beroep doen op die ontheffingsgrond indien hij feiten of omstandigheden stelt en bij betwisting aantoont, waaruit volgt dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder, daaronder begrepen de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2632, S&S 1998/75 Oegema/Amev).
3.19.
Vaststaat dat de door TFT ingeschakelde ondervervoerder zich voordeed als een werknemer van Timnet, maar in werkelijkheid een crimineel was die de van TFT in ontvangst genomen lading heeft ontvreemd. Uit de overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat TFT slechts summier onderzoek heeft gedaan (danwel heeft laten doen door EW Collections) en zich heeft beperkt tot de controle van de inschrijvingsgegevens van Timnet in het handelsregister, de inschrijving op www.trans.eu, het controleren van de kredietwaardigheid van Timnet, het BTW-nummer en haar handelsactiviteiten aan de hand van de op de website verstrekte informatie.
Daarmee heeft zij echter niet kunnen vaststellen dat zij contracteerde met Timnet.
Van een zorgvuldig vervoerder mag worden verwacht dat hij - zeker als gebruik wordt gemaakt van een platform als www.trans.eu waar een ieder in beginsel toegang tot heeft - gedegen onderzoek doet naar de beoogd (onder)vervoerder, zeker indien partijen niet eerder met elkaar zaken hebben gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat TFT daarin tekortgeschoten is. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat TFT geen beroep toekomt op de ontheffing van aansprakelijkheid van artikel 17 lid 2 CMR.
3.20.
Nu geen andere grond voor ontheffing is aangevoerd of gebleken, moet de slotsom zijn dat TFT ingevolge het bepaalde in artikel 17 lid 1 CMR aansprakelijk is voor het verlies van de lading. Niet betwist is dat Marlo Expeditie aan Acces World terzake van de ladingschade een schikkingsbedrag van € 40.000,- heeft voldaan. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
buitengerechtelijke kosten
3.21.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Op grond van artikel 23 lid 4 CMR worden de vrachtprijs, de douanerechten en de overige met betrekking tot het vervoer van de goederen gemaakte kosten, in geval van geheel verlies volledig terugbetaald en is verdere schadevergoeding niet verschuldigd.
Het strookt met het doel en de strekking van artikel 23 lid 4 CMR, zoals dat mede tegen de achtergrond van het systeem van (limitering van) door de vervoerder verschuldigde schadevergoeding in de CMR moet worden begrepen, om aan te nemen dat de kosten waarop in artikel 23 lid 4 CMR wordt gedoeld, de kosten betreffen die voor de ladingbelanghebbende rechtstreeks aan (de normale uitvoering van) het vervoer als zodanig zijn verbonden (HR 14 juli 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW3041). Dit betekent dat slechts de kosten van vervoer naar de bestemming en de kosten onderweg voor vergoeding in aanmerking kunnen komen en geen andere kosten zoals expertisekosten (als deze niet in een geval van waardevermindering zijn gemaakt ter beperking van de schade) en buitengerechtelijke kosten.
CMR-rente
3.22.
Marlo Expeditie vordert in deze vrijwaringszaak betaling van CMR-rente. Uit de overgelegde schikkingsovereenkomst met Acces World volgt echter niet dat Marlo Expeditie naast betaling van het bedrag van € 40.000,- ook additionele CMR-rente aan Access World heeft voldaan danwel verschuldigd is geworden. De gevorderde CMR-rente zal dan ook worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat Marlo Expeditie een CMR-rentevergoeding aan Access World heeft voldaan.
betaald griffierecht in de hoofdzaak
Het door Marlo Expeditie in de hoofdzaak betaalde griffierecht van € 2.042,- zal eveneens worden toegewezen, nu TFT deze vordering niet heeft betwist. Dit bedrag zal in de proceskostenveroordeling worden begrepen.
proceskosten en nakosten
3.23.
TFT zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Marlo Expeditie bepaald op € 2.123,83 aan verschotten en op € 1.114,- (1 punt à € 1.114,-, tarief IV) aan salaris voor de advocaat.
Europese executoriale titel
3.24.
Marlo Expeditie heeft verzocht om waarmerking van dit vonnis als Europese executoriale titel als bedoeld in de Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (hierna: EET-Verordening). De EET-Verordening heeft blijkens het bepaalde in artikel 1 ten doel een Europese executoriale titel in het leven te roepen voor niet-betwiste schuldvorderingen. Een schuldvordering wordt overeenkomstig artikel 3 van de EET-Verordening geacht niet te zijn betwist als de schuldenaar uitdrukkelijk met de vordering heeft ingestemd door deze te erkennen in een schikking die door het gerecht is goedgekeurd of de schuldenaar zich niet in de procedure overeenkomstig de toepasselijke vormvoorschriften heeft verweerd.
Dit verzoek is dan ook toewijsbaar. De rechtbank zal daarom het door EG-verordening nr. 805/2004 voorgeschreven formulier afgeven.

4..De beslissing

De rechtbank
veroordeelt TFT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Marlo Expeditie te betalen een bedrag van € 40.000,- (zegge: veertigduizend euro);
veroordeelt TFT in de door Marlo Expeditie gemaakte kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Marlo Expeditie bepaald op € 2.123,83 aan verschotten en op
€ 1.114,- aan salaris voor de advocaat;
wijst af de jegens Logistics ingestelde vordering;
wijst af de jegens Generali ingestelde vordering;
veroordeelt Marlo Expeditie in de door Generali gemaakte kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Generali bepaald op € 2.077,- aan vastrecht en op € 1.114,- (1 punt à € 1.114,-, tarief IV) aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis wat de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.
1182/2054