ECLI:NL:RBROT:2022:5522

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/10/631135 / HA ZA 21-1129
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsuitkering op basis van herbouwwaarde versus herstelkosten in geval van brandschade

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Immopartners Beheer B.V. en verschillende buitenlandse verzekeraars, waaronder Chubb European Group SE, Ethias N.V. en AXA Belgium. Immopartners, eigenaar van een showroom en magazijn, had een verzekering afgesloten tegen brand, waarbij de herbouwwaarde van het pand was getaxeerd op € 2.600.000. Na een brand op 10 november 2019 heeft Immopartners schadevergoeding gevorderd op basis van de herbouwwaarde, terwijl de verzekeraars zich beriepen op de polisvoorwaarden die hen het recht gaven om te kiezen tussen uitkering op basis van de herbouwwaarde of de herstelkosten. Immopartners stelde dat de verzekeraars in strijd met artikel 7:960 BW handelden door de uitkering op basis van herstelkosten te berekenen, en dat zij gerechtvaardigd hadden mogen vertrouwen op een uitkering op basis van de herbouwwaarde.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeraars inderdaad het recht hadden om te kiezen voor de uitkering op basis van herstelkosten, zoals vastgelegd in artikel 8.1.1 van de NBUG 2006. Immopartners kon niet aantonen dat er een verplichting bestond voor de verzekeraars om op basis van de herbouwwaarde uit te keren. De rechtbank concludeerde dat de polisvoorwaarden en de akte van benoeming van experts duidelijk maakten dat de herstelkosten als basis voor de schadevergoeding konden worden gehanteerd. Immopartners' vordering werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/631135 / HA ZA 21-1129
Vonnis van 6 juli 2022
in de zaak van
IMMOPARTNERS BEHEER B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
hierna te noemen: Immopartners,
advocaat mr. J.L. Hoovers te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
CHUBB EUROPEAN GROUP SE,
gevestigd te Courbevoie (Frankrijk),
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ETHIAS N.V.,
gevestigd te Luik (België),
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AXA BELGIUM,
gevestigd te Brussel (België),
gedaagden,
hierna samen te noemen: Verzekeraars,
advocaat mr. P.R. van der Vorst te Rotterdam.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de akte met producties van 29 december 2021 van Immopartners;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 1 maart 2022 waarbij de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte met producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van Immopartners;
  • de mondelinge behandeling op 18 mei 2022;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling die is gehouden op 18 mei 2022 met de spreekaantekeningen van Immopartners en Verzekeraars;
  • De opmerkingen van Immopartners op het proces-verbaal bij brief van 20 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Immopartners is eigenaar van een showroom met magazijn en drie bedrijfshallen op het adres [adres 1] / [adres 2] te [plaatsnaam] (hierna: het pand).
2.2.
Immopartners heeft het pand per 1 oktober 2007 verzekerd tegen onder meer brand. De verzekering is gesloten via beursmakelaar Ecclesia.
2.3.
Bureau Lengkeek B.V. (hierna: Lengkeek) heeft het pand in een rapport van 7 augustus 2019 voorgetaxeerd op € 2.600.000 op basis van herbouwwaarde (hierna: de voortaxatie).
2.4.
Op 1 oktober 2019 is een nieuw polisblad afgegeven waaruit volgt dat Verzekeraars de contractuele wederpartijen van Immopartners bij de verzekeringsovereenkomst zijn geworden. Als bijlage bij het polisblad is onder meer overgelegd een specificatielijst waarin wordt verwezen naar de voortaxatie. Daarnaast is van belang dat op het polisblad onder meer staat:
“Reden afgifte Per 1 oktober 2019
Wijziging verzekeraars
Indexering
Aanpassing verzekerde bedragen n.a.v. taxatie
Premie aanpassing
Aanpassing eigen risico
Premie 1 oktober 2019 tot 1 oktober 2020
(…)
Voorwaarden Nederlandse Beursvoorwaarden voor Uitgebreide Gevaren
(NBUG 2006)
Clausuleblad behorende bij de NBUG 2006”
2.5.
De van toepassing zijnde voorwaarden (hierna aan te duiden als de polisvoorwaarden of NBUG 2006) luiden - voor zover relevant - als volgt:
"ARTIKEL 6 VOORTAXATIE
6.1
Indien uit het polisblad blijkt dat de verzekerde gevaarsobjecten zijn gewaardeerd door (een) deskundige(n), dan is deze voortaxatie gedurende 3 jaren geldig, te rekenen vanaf dagtekening van het taxatierapport. Het taxatierapport wordt geacht deel uit te maken van de overeenkomst. Indien verzekeraars bewijzen dat sprake is van bedrog, verliest de deskundigentaxatie haar geldigheid.
(...)
Artikel 7 SCHADEMELDING EN -VASTSTELLING
(…)
7.2
Benoeming experts
7.2.1
Als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade geldt een taxatie die is gemaakt door een gezamenlijk te benoemen expert of door twee experts, waarvan verzekerde en verzekeraars er ieder één benoemen;
In het laatste geval benoemen beide experts vóór de aanvang van hun werkzaamheden samen een derde expert. Bij gebrek aan overeenstemming stelt deze, na beide experts gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, de omvang van de schade vast overeenkomstig de poliscondities en binnen de grenzen van de beide taxaties. De experts hebben het recht zich, afzonderlijk of gezamenlijk, door deskundigen te laten bijstaan. Iedere partij kan voor gebouwen, bedrijfsuitrusting/inventaris en goederen de benoeming van een
afzonderlijke expert verlangen.
7.2.2
Benoeming van expert(s) en aanvaarding van de opdracht moeten blijken uit een door verzekerde en expert(s) te ondertekenen akte, waarvan het model door de Coöperatieve Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs B.A. is gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam.
(…)
ARTIKEL 8 SCHADE EN OMVANG VAN DE VERGOEDING
8.1
De verplichting van verzekeraars tot schade-uitkering bestaat uit:
8.1.1
naar keuze van verzekeraars, het verschil tussen de waarde van de verzekerde gevaarsobjecten onmiddellijk voor en onmiddellijk na de gebeurtenis of de herstelkosten onmiddellijk na de gebeurtenis van die zaken, die naar het oordeel van de experts voor herstel vatbaar zijn, alsmede - bij verzekering op basis van nieuwwaarde - door de gebeurtenis veroorzaakte en door het herstel niet opgeheven waardevermindering;
(...)
8.2
Bij de bepaling van de waarde van de verzekerde gevaarsobjecten onmiddellijk voor de gebeurtenis wordt uitgegaan van de waardegrondslag zoals hieronder genoemd, terwijl bij de vaststelling van de waarde onmiddellijk na de gebeurtenis met deze waardegrondslag rekening zal worden gehouden.
8.2.1
In geval van verzekering op basis van een geldige voortaxatie: het bedrag van de voortaxatie.
8.2.2
Indien er geen geldige voortaxatie is, ingeval van verzekering van:
8.2.2.1 gebouwen:
- de herbouwwaarde indien:

verzekerde binnen 12 maanden na de schadedatum meedeelt dat tot herstel respectievelijk herbouw, al dan niet op dezelfde plaats wordt overgegaan.
Het herstel/de herbouw moet binnen 24 maanden na de schadedatum zijn aangevangen;

deze lager is dan de verkoopwaarde;

op het gebouw een herbouwplicht rust.
- de verkoopwaarde indien:

het gebouw ter verkoop stond aangeboden;

het gebouw door de bevoegde autoriteiten onbewoonbaar of onbruikbaar was verklaard;

het gebouw voor langer dan 9 maanden leeg stond of buiten gebruik was;

het gebouw geheel of gedeeltelijk langer dan 3 maanden is gekraakt;

verzekerde niet binnen 12 maanden na de schadedatum heeft medegedeeld dat tot herstel respectievelijk herbouw wordt overgegaan, dan wel indien het herstel/de herbouw niet binnen 24 maanden na de schadedatum is aangevangen.
(...)”
2.6.
Op 10 november 2019 is brandschade ontstaan aan het pand. Immopartners heeft de brand via Ecclesia gemeld bij Verzekeraars.
2.7.
Immopartners en Verzekeraars hebben ieder één expertisebureau ingeschakeld ter taxatie van de schade. Dit is vastgelegd in een akte van benoeming van experts gedateerd 12 november 2019 (hierna: akte van benoeming van experts). In deze akte staat onder meer:
“ (…)
Expert van verzekerde Troostwijk Expertises B.V.
Expert van verzekeraars DEKRA Experts
1. In aanmerking nemende, dat op polisnummer [polisnummer] verzekerd zijn de opstallen op het adres: [adres 1] en de [adres 2] en dat de verzekerde zaken volgens mededeling van verzekerde op 10 november 2019 ten gevolge van brand schade hebben geleden, komen het volgende overeen:
2. als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de in de polis vermelde waardegrondslagen zal gelden een taxatie gemaakt door twee experts, waarvan verzekerde en verzekeraar(s) er ieder één benoemen en die als blijk van aanvaarding van hun benoeming deze akte mede ondertekenen. Als derde expert, die bij gebrek aan overeenstemming de grootte van de schade binnen de grenzen van de beide taxaties heeft vast te stellen, wordt benoemd [naam 1] van Crawford & Company (Nederland) B.V.
3. De experts zullen in de taxatie de waarde, rekening houdend met wat hieromtrent in de polis is bepaald, van de verzekerde zaken onmiddellijk vóór en onmiddellijk na het voorval vermelden, alsmede de herstelkosten onmiddellijk na het voorval van die zaken die voor herstel vatbaar zijn. De experts zullen tevens de door hen gehanteerde waardegrondslagen vermelden. (…)”
Onderaan deze akte staan de handtekeningen van functionarissen van Dekra Experts, van Troostwijk Expertises en van Immopartners (de rechtbank zal hierna de deskundigen kortheidshalve aanduiden als Dekra en Troostwijk).
2.8.
Dekra en Troostwijk hebben hun bevindingen vastgelegd in een akte van taxatie gedateerd 10 juni 2020 (hierna: akte van taxatie). In deze akte staat onder meer dat de schade als volgt is begroot:
“(…)
Opstal (op basis van vaste taxatie)
Omschrijving waarde voor waarde na schade
Opstal EUR 2.600.000,00 EUR 1.245.062,00 EUR 1.354.938,00
(…)
Opstal (op basis van herstelkosten)
Omschrijving schade
opstal EUR 1.176.715,00
(…)
Opstal (op basis van verminderde verkoopwaarde)
Omschrijving schade
Schade EUR 462.149,00
(…)”
Deze akte is voorzien van de handtekeningen van Dekra en Troostwijk.
2.9.
Een dag voorafgaand aan de ondertekening van de akte van taxatie door Dekra en Troostwijk (9 juni 2020) is een akte van taxatie door Immopartners getekend. Op deze versie heeft de directeur van Immopartners, [naam 2] (hierna: [naam 2] ) met pen bij de tekst op de akte geschreven:
“opgave herstelkosten n.v.t. voor verzekerde, slechts ter info voor verzekeraar.”Deze handgeschreven opmerkingen staan niet op de akte van taxatie (van 10 juni 2020).
2.10.
De advocaat van Immopartners heeft bij brief van 15 oktober 2021 aan Verzekeraars medegedeeld dat de schade op basis van herbouwwaarde uitgekeerd dient te worden in plaats van – zoals Verzekeraars stellen – de schade op basis van herstelkosten. Voorts heeft de advocaat in deze brief op grond van artikel 3:40 lid 2 BW de vernietiging van artikel 8.1.1 van de NBUG 2006 ingeroepen wegens strijd met artikel 7:960 BW. Verzekeraars zijn daarbij gesommeerd tot betaling uiterlijk op 29 oktober 2021 van het verschil tussen de getaxeerde schade op basis van herbouwaarde en die op basis van herstelkosten, zijnde € 178.223,00 als hoofdsom.
2.11.
Aan de sommatie is geen gevolg gegeven. Verzekeraars hebben (wel) de
schade vergoed op basis van de herstelkosten zoals in de akte van taxatie begroot op € 1.176.715,00.

3..Het geschil

3.1.
Immopartners vordert – samengevat – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ieder van Verzekeraars naar haar eigen aandeel als omschreven in de polis te veroordelen tot betaling van € 178.223,00, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van Verzekeraars pro rata in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Immopartners ten grondslag dat Verzekeraars op grond van de verzekeringsovereenkomst gehouden zijn om in het geval van een gedekt evenement, zoals in deze zaak aan de orde is, de herbouwkosten op basis van de voortaxatie uit te keren.
3.3.
Verzekeraars voeren verweer strekkende tot afwijzing van de vordering van Immopartners met veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van Immopartners in de kosten van het geding, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Het geschil komt op het volgende neer: volgens Immopartners is overeengekomen dat de verzekeringsuitkering wegens brandschade berekend moet worden op basis van de begroting van de opstal aan de hand van de voortaxatie. In de akte van taxatie is dit begroot op een schade van € 1.354.938,00. Deze begroting zal hierna de herbouwwaarde van het pand worden genoemd. Verzekeraars stellen zich op het standpunt dat de verzekeringsovereenkomst slechts recht geeft op dekking op basis van de herstelkosten. In de akte van taxatie is dit begroot op een schade van € 1.176.715,00. Het verschil tussen herbouwwaarde van het pand en herstelkosten is het door Immopartners gevorderde bedrag van € 178.223,00.
4.2.
Verzekeraars beroepen zich in het kader van hun verweer tegen de vordering van Immopartners op artikel 8.1.1 NBUG 2006, welk beding hen het recht geeft om te kiezen tussen het bieden van dekking hetzij op grond van de herbouwwaarde van het pand, hetzij op grond van de herstelkosten.
4.3.
Immopartners brengt daar tegenin dat artikel 8.1.1 NBUG 2006 in strijd is met artikel 7:960 BW, welk artikel van dwingend recht is. Immopartners stelt dat zij daarom terecht de vernietiging van artikel 8.1.1 NBUG 2006 heeft ingeroepen.
4.4.
Artikel 7:960 BW bepaalt:
“De verzekerde zal krachtens de verzekering geen vergoeding ontvangen waardoor hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken. De vorige zin mist toepassing bij voorafgaande taxatie van de waarde van een zaak tot stand gekomen krachtens een aan een deskundige opgedragen beslissing of krachtens een beslissing van partijen overeenkomstig het advies van een deskundige.”
4.5.
Immopartners stelt zich op het standpunt dat de voortaxatie niet alleen dient om discussie over de waarde van het pand voorafgaand aan de brand te voorkomen, maar tevens om discussie over de waarderingsgrondslag te voorkomen. Omdat er een polis is afgegeven op basis van een voortaxatie hebben Verzekeraars ermee ingestemd onder alle omstandigheden op grond van deze voortaxatie (de herbouwwaarde van het pand) uit te keren. Zouden Verzekeraars een keuzerecht hebben zoals in 8.1.1 NBUG 2006 vervat, dan zou de bedoeling van artikel 7:960 BW worden geschonden want dan zouden Verzekeraars altijd kunnen kiezen voor vergoeding van de (lagere) herstelkosten, terwijl de voortaxatie nu juist een uitzondering is op het in artikel 7:960 BW gecodificeerde indemniteitsbeginsel. Daarnaast stelt Immopartners dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Verzekeraars op basis van de herbouwwaarde de schade zouden uitkeren. Dat volgt onder meer uit het polisvoorblad waarin de wijziging op grond van de taxatie genoemd staat; de taxatie zelf die is meegestuurd als bijlage bij het polisvoorblad; het feit dat de voortaxatie zelf op de herbouwwaarde en niet op de herstelkosten als waarderingsgrondslag is gebaseerd en de premie die op basis van deze taxatie is begroot. Tot slot stelt Immopartners dat Verzekeraars na het intreden van de schade bij Immopartners het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat de schade zou worden uitgekeerd op basis van de herbouwwaarde. Pas toen bij de taxatie na de brand bij Verzekeraars het idee ontstond dat de voortaxatie aan de hoge kant was werd er een beroep gedaan op artikel 8.1.1 NBUG 2006. Dat kwam voor Immopartners onverwacht, waarbij het ook nog eens onduidelijk was wat Verzekeraars verstonden onder het begrip “herstelkosten”, omdat dit niet in de polisvoorwaarden is gedefinieerd.
4.6.
Verzekeraars voeren in reactie op voormelde stellingen van Immopartners als verweer dat het doel van de voortaxatie beperkt is tot het vaststellen van de waarde van het pand voorafgaand aan de schade. De voortaxatie zegt niets over de waarderingsgrondslag van de uit te keren schadevergoeding in het geval zich een verzekerd voorval voordoet. Het zijn de polisvoorwaarden die bepalen op welke waarderingsgrondslag er uitgekeerd gaat worden en in dit geval is in artikel 8.1.1 NBUG 2006 het keuzerecht van de verzekeraar opgenomen. Dit keuzerecht is niet strijdig met artikel 7:960 BW maar juist een middel om het spanningsveld tussen het indemniteitsbeginsel en de voortaxatie in balans te brengen. Ook mocht Immopartners er niet op vertrouwen dat Verzekeraars op basis van de herbouwwaarde zouden uitkeren. Uit het bestaan van een voortaxatie kan namelijk niet volgen dat er een verplichting is voor Verzekeraars om de herbouwwaarde te vergoeden. Daar komt bij dat de tekst van het polisblad niets zegt over het uitsluiten van artikel 8.1.1 NBUG 2006. Ter zitting van 18 mei 2022 hebben Verzekeraars nog toegelicht wat volgens hen de achtergrond is voor het opnemen van 8.1.1 NBUG 2006 in de polisvoorwaarden. Verzekeraars zelf zijn niet betrokken bij de voortaxatie. Zij gaan er vanuit dat de getaxeerde herbouwwaarde klopt, of nagenoeg klopt, want verzekeringsnemers betalen anders onnodig hoge premies, omdat de voortaxatie de basis vormt voor het bepalen van de hoogte van de premie. Omdat verzekeraars niet betrokken zijn bij de voortaxatie en zij moeten vertrouwen op de juistheid van de in de voortaxatie opgegeven waarde – nagenoeg altijd bepaald met de herbouwwaarde als waarderingsmaatstaf – is tegenover dat vertrouwen belangrijk om te kunnen corrigeren wanneer de voortaxatie toch te hoog blijkt. Daarom is artikel 8.1.1 NBUG 2006 voor verzekeraars een belangrijke bepaling die zij niet snel buiten toepassing zullen verklaren en al helemaal niet impliciet. Na de brand is in de akte van benoeming van experts afgesproken dat zowel de herbouwwaarde als de herstelkosten door de experts worden begroot. Van een door Verzekeraars na de brand bij Immopartners gewekt vertrouwen dat op basis van de herbouwwaarde zou worden uitgekeerd is dan ook geen sprake.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 7:960 BW aan Immopartners geen recht geeft op vergoeding van haar schade op basis van de voortaxatie en haar evenmin recht geeft op een vergoeding waarbij Immopartners in een duidelijk voordeliger positie zal geraken. De uitzondering van de voortaxatie op het indemniteitsbeginsel laat slechts de mogelijkheid open dat - in geval van een verzekeringsovereenkomst op basis van een voortaxatie - de verzekerde in een duidelijk voordeliger positie zal geraken, daar waar dat is uitgesloten in situaties waarbij er geen voortaxatie is. Het betreft hier dus geen afdwingbaar recht, maar (slechts) een mogelijkheid. Hoever en onder welke voorwaarden deze mogelijkheid tussen partijen bestaat wordt nader ingekleurd door de verzekeringsovereenkomst tussen partijen. Partijen in deze zaak zijn (in de polisvoorwaarden) overeengekomen dat aan Verzekeraars een keuzerecht toekomt. Verzekeraars zijn in hun keuze voor een uitkeringsgrondslag niet gebonden aan de waarderingsgrondslag die in de voortaxatie is aangehouden. Het bindende karakter van de voortaxatie betreft de omvang van de herbouwwaarde vóór de gebeurtenis maar strekt niet zover dat deze ook ziet op de waarderingsgrondslag van de uitkering. In beginsel mochten Verzekeraars dus ook kiezen voor het uitkeren van de schade op basis van de herstelkosten. Dit zou anders zijn wanneer Immopartners er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de schade op basis van de herbouwwaarde zou worden uitgekeerd, maar daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank neemt bij dit oordeel het volgende in aanmerking.
4.8.
Immopartners stelt dat uit de het polisblad blijkt dat partijen hebben afgesproken dat de herbouwwaarde zal worden vergoed, terwijl Verzekeraars als verweer aanvoeren dat de vermelding op het polisblad: “
Reden afgifte (…) Aanpassing verzekerde bedragen n.a.v. taxatie”niet meer is dan een feitelijke vaststelling. Partijen verschillen dus van mening over de uitleg van het polisblad. Wat partijen met de vermelding van de voortaxatie op het polisblad bedoeld hebben, zal daarom moeten worden uitgelegd. Bij die uitleg komt het in het algemeen gesproken niet alleen aan op een taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst, maar ook op de bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst en op hetgeen zij onder de omstandigheden redelijkerwijs van elkaar konden en mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635, Ermes c.s./Haviltex), gewaardeerd naar hetgeen maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (o.a. HR 1 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR2974). Niet is gesteld of gebleken dat partijen vooraf over het polisblad of de voortaxatie hebben gesproken of onderhandeld. Tussen partijen staat verder vast dat over de op het polisblad vermelde voorwaarden voorafgaand aan de totstandkoming van de beide schadeverzekeringsovereenkomsten niet is onderhandeld noch is gesproken of anderszins gecommuniceerd. Daarom is de uitleg van de vermelding van de voortaxatie op het polisblad met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de vermelding van de voortaxatie en de polisvoorwaarden als geheel en van de (eventueel) bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (vgl. HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, Chubb/Dagenstaed).
4.9.
De tekst op het polisblad geeft als één van de redenen voor afgifte van een nieuwe polis aan dat de verzekerde bedragen zijn aangepast naar aanleiding van de taxatie. Uit deze tekst volgt niet, ook niet indirect, de verplichting voor Verzekeraars om op basis van de herbouwwaarde uit te keren. Er staat alleen dat er een taxatie is geweest waardoor de verzekerde bedragen zijn aangepast en dat wordt door Verzekeraars ook niet betwist. Daarnaast staat tussen partijen niet ter discussie dat bij nagenoeg alle voortaxaties als waarderingsgrondslag de herbouwwaarde wordt gehanteerd, zodat ook daaruit geen onderscheidende factor volgt op grond waarvan Immopartners redelijkerwijs mocht verwachten dat de vermelding van de taxatie op het polisblad inhield dat op basis van de herbouwwaarde uitgekeerd zou worden. Gelet op het belang van verzekeraars bij artikel 8.1.1 NBUG 2006 (zoals toegelicht op de zitting van 18 mei 2022 (r.o. 4.6) en niet betwist door Immopartners) is de rechtbank met Verzekeraars van oordeel dat als partijen zouden hebben willen overeenkomen dat uitkering altijd op basis van de herbouwwaarde zou geschieden er een uitsluiting van artikel 8.1.1 NBUG 2006 zou moeten zijn overeengekomen, maar daarvan is geen sprake. De tekst van de overeenkomst, meer in het bijzonder de tekst van het polisblad, kan daarom bij Immopartners niet het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat Verzekeraars zouden uitkeren op basis van de herbouwwaarde.
4.10.
Ook het feit dat de getaxeerde waarde de basis vormt voor het begroten van de premie maakt niet dat Immopartners er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Verzekeraars op basis van de herbouwwaarde zouden uitkeren. Hierbij acht de rechtbank van belang dat het Immopartners is geweest die, met behulp van de beursmakelaar Ecclesia, aan de hand van de voortaxatie van Lengkeek, op de beurs verzekeraars heeft gezocht en gevonden om het aangebodene te verzekeren. Verzekeraars zijn er daarbij vanuit gegaan dat de in de voortaxatie genoemde omvang van de herbouwwaarde juist was. Achteraf bleek de herbouwwaarde door Lengkeek te hoog ingeschat. Dit kan Immopartners niet aan Verzekeraars tegenwerpen, omdat Verzekeraars niets van doen hebben gehad met de totstandkoming van de voortaxatie. Zij hebben deze voortaxatie slechts geaccepteerd en gebruikt als basis voor het berekenen van de premie. Nu de herbouwwaarde te hoog was ingeschat door Lengkeek heeft Immopartners meer premie betaald dan zij zou hebben gedaan wanneer Lengkeek de herbouwwaarde juist zou hebben ingeschat. Dat komt echter voor rekening en risico van Immopartners zelf. Dat Immopartners meer premie heeft betaald dan dat zij zou hebben gedaan indien de herbouwwaarde juist zou zijn ingeschat, maakt niet dat zij erop mocht vertrouwen dat Verzekeraars op basis van de (te hoge) herbouwwaarde zouden uitkeren.
4.11.
Partijen hebben geen conflict over de hoogte van de herbouwwaarde van de opstal zoals die door Troostwijk en Dekra is vastgesteld in de akte van taxatie (r.o. 2.8). Immopartners stelt echter dat de in de akte van taxatie eveneens vastgestelde herstelkosten op een te laag bedrag zijn begroot. Zij voert ter onderbouwing aan dat Troostwijk weliswaar de akte van taxatie (inclusief de herstelkosten) voor akkoord heeft ondertekend, maar dat in de variant van de akte van taxatie die is getekend door [naam 2] (op 9 juni 2020) er met pen aantekeningen zijn gemaakt waaruit volgt dat er geen akkoord was ten aanzien van de herstelkosten. Verzekeraars voeren verweer en wijzen op artikel 7.2.1 van de NBUG 2006 (r.o. 2.5), en de op basis van dit artikel opgestelde akte van taxatie (r.o. 2.8) die als vaststellingsovereenkomst tussen partijen dient te worden beschouwd. Daarnaast wijzen Verzekeraars op de akte van benoeming van experts (r.o. 2.7), tevens ondertekend door Immopartners, waarin de deskundigen wordt verzocht om zowel de herbouwwaarde als de herstelkosten te begroten. Volgens Verzekeraars hebben Dekra en Troostwijk overeenstemming bereikt over de hoogte van de herstelkosten en blijkt dat uit de door beide deskundigen ondertekende akte van taxatie. De opmerkingen van [naam 2] bij de versie van de akte van 9 juni 2020 doen daaraan niets af. Verzekeraars voeren tot slot nog aan dat zij mochten uitgaan van de door de deskundigen ondertekende versie van de akte van taxatie en dat Troostwijk blijkens de akte van benoeming onherroepelijk gevolmachtigd was om op te treden namens Immopartners.
4.12.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 september 1997 (ECLI:NL:HR:1997:ZC2427 Confood/Zürich) overwogen dat wanneer partijen zijn overeengekomen dat zij zich binden aan een door derden – in opdracht van partijen – te geven beslissing, alleen ernstige gebreken in de beslissing gebondenheid eraan naar maatstaven van redelijkheid en onbillijkheid onaanvaardbaar kunnen maken.
4.13.
Met Verzekeraars is de rechtbank van oordeel dat uit artikel 7.2.1 NBUG 2006 in combinatie met de door Immopartners getekende akte van benoeming van experts (r.o. 2.7) volgt dat Immopartners en Verzekeraars zich binden aan de akte van taxatie zoals die op 10 juni 2020 door Troostwijk en Dekra is ondertekend (r.o. 2.8). De versie van 9 juni 2020, met opmerkingen van [naam 2] doet daaraan niet af. In de eerste plaats niet omdat de opmerkingen van [naam 2] niet zijn overgenomen in de uiteindelijk versie van 10 juni 2020 en de versie van 10 juni 2020 de bindende versie is. De versie van 10 juni 2020 is immers de akte van taxatie ondertekend door beide deskundigen die door Immopartners en Verzekeraars zijn benoemd. In de tweede plaats blijkt uit de door [naam 2] gemaakte opmerkingen bij de versie van 9 juni 2020 niet duidelijk dat hij ook bezwaar maakt tegen de
hoogtevan de herstelkosten die zijn begroot. De opmerkingen kunnen evengoed alleen betrekking hebben op de waarderingsgrondslag. Relevant is in de derde plaats dat als Immopartners het niet eens was met de hoogte van de herstelkosten het op haar weg had gelegen om, zoals ook overeengekomen in de akte van benoeming van experts (r.o. 2.7), de voor dergelijke gevallen benoemde derde deskundige in te schakelen, hetgeen zij heeft nagelaten. Gesteld noch gebleken is, gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dat er sprake is van ernstige gebreken in de beslissing van de deskundigen van Troostwijk en Dekra, op grond waarvan het naar maatsteven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om Immopartners aan de akte van taxatie van 10 juni 2020 te binden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de herstelkosten, die in de akte van 10 juni 2020 zijn begroot op € 1.176.715,00 juist zijn.
4.14.
Tot slot stelt Immopartners dat zij na de brand er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Verzekeraars op basis van de herbouwwaarde van het pand zouden uitkeren. Voor zover Immopartners hiermee een beroep doet op rechtsverwerking, oordeelt de rechtbank als volgt. Rechtsverwerking is gebaseerd op de werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 lid 2 en artikel 6:248 BW). Volgens vaste rechtspraak vereist rechtsverwerking dat de gerechtigde zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht. Van een dergelijke onverenigbaarheid is volgens de Hoge Raad sprake in twee gevallen. Ten eerste, als bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn recht niet meer uitoefent (of zal uitoefenen). Ten tweede als de positie van de wederpartij onredelijk wordt benadeeld in geval de gerechtigde zijn recht alsnog uitoefent. Voor het slagen van een beroep op rechtsverwerking moet sprake zijn van een gedraging van de gerechtigde. Enkel tijdsverloop dan wel louter stilzitten is onvoldoende om rechtsverwerking aan te nemen.
4.15.
Na de brand is in de akte van benoeming van experts (r.o. 2.7) opgenomen dat zowel de herbouwwaarde als de herstelkosten moeten worden begroot. Deze akte heeft Immopartners ondertekend. Immopartners wist dus zowel uit de polisvoorwaarden als ook uit de akte van benoeming van experts dat uitkering op basis van herstelkosten tot de mogelijkheden behoorde. Dat de term “herstelkosten” niet gedefinieerd is in de polisvoorwaarden maakt niet dat Immopartners erop mocht vertrouwen dat op basis van de herbouwwaarde zou worden uitgekeerd. Andere feiten op grond waarvan tot de conclusie zou moeten worden gekomen dat Verzekeraars zouden uitkeren op basis van de herbouwwaarde heeft Immopartners niet gesteld en zijn de rechtbank ook niet anderszins gebleken, zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat van rechtsverwerking geen sprake is.
4.16.
Verzekeraars zijn daarom niet gehouden tot het vergoeden van meer dan de herstelkosten, welke herstelkosten reeds door Verzekeraars volledig zijn voldaan.
4.17.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de vorderingen van Immopartners afwijzen. Immopartners zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Verzekeraars worden begroot op:
  • griffierecht € 4.200,00
  • salaris advocaat €
Totaal € 7.740,00
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten komt voor toewijzing in aanmerking op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van de in de beslissing vermelde termijn.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Immopartners af,
5.2.
veroordeelt Immopartners in de proceskosten, aan de zijde van Verzekeraars tot op heden begroot op € 7.740,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Immopartners in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Immopartners niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechterop 6 juli 2022.
[2990/2515/1582]