In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat S.E.M. Hooijman, vorderde een schadevergoeding van € 20,- per dag voor een termijnoverschrijding van 17 dagen door de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden, wat heeft geleid tot immateriële schade voor verzoeker. De rechtbank heeft de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld op € 20,- per dag, resulterend in een totaalbedrag van € 340,-. De rechtbank overweegt dat de ernst van de normschending en de gevolgen voor verzoeker bepalend zijn voor de hoogte van de schadevergoeding. De officier van justitie had in haar schriftelijk standpunt aangegeven dat de schadevergoeding lager zou moeten zijn, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de zaak en de termijnoverschrijding voldoende aanleiding gaven voor het toekennen van de gevorderde schadevergoeding. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.