ECLI:NL:RBROT:2022:5473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
C/10/636398 / FA RK 22-2413
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding op verzoek van een geestelijk gezondheidszorgpatiënt wegens termijnoverschrijding door de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat S.E.M. Hooijman, vorderde een schadevergoeding van € 20,- per dag voor een termijnoverschrijding van 17 dagen door de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden, wat heeft geleid tot immateriële schade voor verzoeker. De rechtbank heeft de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld op € 20,- per dag, resulterend in een totaalbedrag van € 340,-. De rechtbank overweegt dat de ernst van de normschending en de gevolgen voor verzoeker bepalend zijn voor de hoogte van de schadevergoeding. De officier van justitie had in haar schriftelijk standpunt aangegeven dat de schadevergoeding lager zou moeten zijn, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de zaak en de termijnoverschrijding voldoende aanleiding gaven voor het toekennen van de gevorderde schadevergoeding. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/636398 / FA RK 22-2413
Beschikking van 14 juni 2022 betreffende een schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum verzoeker],
hierna: verzoeker,
wonende te [woonplaats verzoeker],
advocaat S.E.M. Hooijman te Rotterdam,
tegen:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van verzoeker, ingekomen op 6 april 2022;
  • het schriftelijk standpunt van de officier, ingekomen op 15 april 2022;
  • de akte van vermeerdering van het verzoek van 29 april 2022;
  • het proces-verbaal van deze rechtbank van 29 april 2022;
  • de aanvulling op het schriftelijk standpunt van de officier, ingekomen op 25 mei 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 april 2022. Daarbij is alleen de advocaat van verzoeker verschenen. De advocaat heeft tijdens deze mondelinge behandeling bij ‘akte vermeerdering van eis’ om een hogere schadevergoeding verzocht dan aanvankelijk was verzocht. De rechtbank heeft daarop de mondelinge behandeling aangehouden om de officier in de gelegenheid te stellen op deze vermeerdering van het verzoek te reageren.
1.3.
De voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 mei 2022. Bij deze gelegenheid zijn verschenen:
  • de hiervoor genoemde advocaat van verzoeker;
  • mr. B. Zonneveld, officier van justitie.

2..Verzoek en verweer

2.1.
Verzoeker stelt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz met 17 dagen is overschreden en verzoekt de rechtbank een schadevergoeding toe te kennen op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz. Verzoeker vordert aanvankelijk € 20,- voor iedere dag dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden. Dat wil zeggen 17 dagen à € 20, in totaal dus € 340,-.
2.2.
De officier bevestigt in haar schriftelijk standpunt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden met 17 dagen. Gelet op dat wat door verzoeker is gesteld en gezien de uitspraak van het gerechtshof Den Haag (hierna: hof) van 16 februari 2022 (zaaknummer: 200.295.730/01) is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker immateriële schade heeft geleden, aldus verweerder. De officier stelt dat verzoeker op
24 februari 2022, binnen de termijn van 5:16 lid 1 Wvggz, op locatie is uitgenodigd voor de onafhankelijke beoordeling. Verzoeker is daar echter niet verschenen, waarop een nieuwe beoordeling werd gepland. De crisisdienst is op 11 maart 2022 bij verzoeker thuis geweest, waarna de medische verklaring kon worden opgesteld. Kort daarna is het verzoekschrift bij de rechtbank ingediend. De officier stelt dat deze omstandigheden moeten worden meegewogen bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding. Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak van het hof meent de officier dat een schadevergoedingsbedrag van € 5,- per dag billijk is. In deze uitspraak acht het hof een bedrag van € 5,- per dag billijk bij een termijnoverschrijding van 112 dagen. Dat verzoeker al die tijd thuis verbleef, was voor het hof geen reden om toch een vergoeding van € 20,- per dag toe te kennen. In het geval van verzoeker betreft de termijnoverschrijding 17 dagen, een kortere termijnoverschrijding in vergelijking tot de overschrijding in de zaak bij het hof. Tot slot stelt de officier dat verzoeker geen argumenten heeft aangevoerd waarom moet worden vastgehouden aan een bedrag van € 20,- per dag, ondanks de uitspraak van het hof. De officier meent dat een schadevergoeding voor 17 dagen à € 5,-, dus in totaal € 85,- kan worden toegewezen.
2.3.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat
het gegeven dat de officier de schriftelijke reactie niet heeft overgelegd aan de advocaat,
de officier niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling van dit verzoek en
dat de officier er alles aan is gelegen het schadevergoedingsbedrag zo laag mogelijk te laten zijn,
bij verzoeker extra leed veroorzaakt. Volgens de advocaat heeft dit verzoeker zodanig leed opgeleverd dat verzoeker recht heeft op een hoger bedrag aan schadevergoeding, namelijk
€ 25,- per dag. Dat wil zeggen 17 dagen à € 25,-, in totaal dus € 425,-.
2.4.
De officier heeft hierop gereageerd. Zij stelt dat de door de advocaat veronderstelde schade niet kan leiden tot een hoger schadevergoedingsbedrag, omdat deze schade niet in causaal verband staat met de termijnoverschrijding. Dit levert daarom in deze procedure geen schade op die voor vergoeding in aanmerking komt. De officier meent daarnaast dat de verwachting van verzoeker dat een officier bij de mondelinge behandeling van een schadevergoedingsverzoek aanwezig is, niet tot schadevergoeding kan leiden. Voor zover het niet bereiken van het schriftelijk standpunt de advocaat heeft gehinderd in haar verdediging, kon zij om aanhouding verzoeken. Ook een dergelijke aanhouding kan niet tot enige vergoeding van schade leiden. De officier handhaaft het standpunt dat een schadevergoeding van € 85,- kan worden toegewezen en dat het meer verzochte dient te worden afgewezen.

3..Beoordeling

Termijnoverschrijding
3.1.
Op grond van artikel 5:16 lid 1 Wvggz deelt de officier zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na de schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvggz, mee aan partijen.
3.2.
Op 28 januari 2022 heeft de geneesheer-directeur verzoeker schriftelijk medegedeeld dat de officier heeft besloten een zorgmachtiging voor verzoeker voor te bereiden, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvggz. Vanaf dat moment is de termijn van vier weken zoals bedoeld in artikel 5:16 lid 1 Wvggz ingegaan, met 25 februari 2022 als uiterste datum. Op 16 maart 2022 heeft de officier medegedeeld dat hij van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan door op deze datum een verzoek tot een zorgmachtiging in te dienen bij deze rechtbank.
3.3.
Gelet hierop volgt de rechtbank partijen in het standpunt dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden met een periode van 17 dagen, te weten van 26 februari 2022 tot 16 maart 2022.
Schadevergoeding
3.4.
Op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz kan verzoeker of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat, als de wet niet in acht is genomen door de officier of de rechter. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
3.5.
In beginsel is het reguliere aansprakelijkheidsrecht van toepassing. Verzoeker moet stellen dat hij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen zijn schade en de normschending. De wetgever heeft met artikel 10:12 Wvggz een laagdrempelige regeling in de wet opgenomen ten aanzien van een verzoek om schadevergoeding door een belanghebbende. Om die reden stelt de rechtbank geen al te hoge eisen aan het bewijs van schade, als er maar enige onderbouwing is en voldoende aannemelijk is dat er schade is. De rechtbank betrekt daarbij dat de regeling zoals deze gold onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen ook een laagdrempelige regeling bevatte. Niet blijkt dat de wetgever met deze regeling en de daaruit gegroeide praktijk heeft willen breken.
3.6.
De wetgever heeft strakke termijnen gesteld, zodat psychiatrische patiënten, die een kwetsbare groep vormen, niet te lang in onzekerheid verkeren of en zo ja, welke zorg zij nodig hebben en of er zal worden overgegaan tot indiening van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker door de termijnoverschrijding in onzekerheid verkeerde of er een zorgmachtiging zou komen en dat hij hierdoor spanning en frustratie heeft ervaren. Gelet hierop heeft het niet in acht nemen van de wet door de officier geleid tot immateriële schade bij verzoeker. Daarom kan worden overgegaan tot het toekennen van schadevergoeding.
De rechtbank houdt bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding rekening met de ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor verzoeker. De hoogte van de schadevergoeding kan variëren al naar gelang de situatie die zich voordoet. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen onder meer de volgende situaties:
verzoeker woont thuis, al dan niet met een lopende zorgmachtiging, en gedwongen opname wordt mogelijk als vorm van verplichte zorg verzocht al dan niet voorwaardelijk in het geval van decompensatie van verzoeker;
verzoeker verblijft reeds op grond van een zorgmachtiging in een Wvggz accommodatie en gedwongen opname wordt mogelijk als vorm van verplichte zorg verzocht al dan niet voorwaardelijk in het geval van decompensatie van verzoeker.
In onderhavig geval woont verzoeker thuis, en was er een lopende zorgmachtiging. In dat geval wordt als uitgangspunt € 20,- per dag toegekend.
3.8.
Ten aanzien van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding stelt de officier allereerst dat verzoeker niet bereikbaar was voor het opstellen van de medische verklaring. De rechtbank begrijpt dit verweer zo dat een beroep wordt gedaan op eigen schuld van verzoeker. Daarbij is het volgende van belang.
3.9.
Onderdeel van het reguliere aansprakelijkheidsrecht is artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. Als vaststaat dat er een aanspraak is op een schadevergoeding, kan op grond van deze bepaling de omvang van de schadevergoeding worden verminderd. Die mogelijkheid bestaat indien de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde (in dit geval: verzoeker) kan worden toegerekend. Voor dit toerekenen is relevant in welke mate de benadeelde (eigen) schuld heeft. Als er een dergelijk verwijt kan worden gemaakt aan de benadeelde, krijgt verzoeker mogelijk niet de gehele schade vergoed. Als geen verwijt kan worden gemaakt, dan slaagt een beroep op eigen schuld van de benadeelde niet en blijft de vergoedingsplicht geheel in stand. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als voldoende aannemelijk is dat de schadeveroorzakende gedraging als gevolg van een psychische stoornis niet kan worden toegerekend aan de benadeelde. In het algemeen is het aan de schadeplichtige (in dit geval: de Staat) om aan te tonen dat sprake is van (eigen) schuld aan de zijde van de benadeelde en dat dit van invloed is geweest op de omvang van de schade (vgl. HR 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1733).
3.10.
De officier heeft aangevoerd dat verzoeker op 24 februari 2022 is uitgenodigd op een GGZ-locatie en toen niet is verschenen. De vier weken termijn verliep een dag later. De officier heeft onvoldoende gesteld dat verzoeker enige schuld heeft aan de termijnoverschrijding. De omstandigheid dat verzoeker eenmaal niet is verschenen, is daarvoor onvoldoende. Bovendien speelt in dergelijke procedures vaak psychiatrische problematiek waarbij betrokkenen soms moeilijker te bereiken zijn en meerdere pogingen nodig kunnen zijn om hem of haar te bereiken. Daarom is niet komen vast te staan dat het aan verzoeker te wijten was dat de medische beoordeling niet binnen de termijn van vier weken heeft plaatsgevonden. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
3.11.
Daarnaast heeft de officier aangevoerd dat moet worden aangesloten bij de eerder genoemde uitspraak van het hof, waarin het hof een schadevergoeding van € 5,- per dag termijnoverschrijding billijk acht. De rechtbank volgt de officier hier niet in. In die uitspraak geeft het hof aan geen principiële uitspraak te doen, maar een oordeel te geven op basis van de omstandigheden van het betreffende geval. Dat het hof in die zaak de schade naar billijkheid vaststelde op een bedrag van € 5,- per dag, betekent daarom niet dat de rechtbank dit bedrag als uitgangspunt moet nemen bij haar beoordeling. Dat in de uitspraak van het hof sprake was van een langere termijnoverschrijding dan in de nu voorliggende zaak, maakt dat – anders dan de officier in haar schriftelijk standpunt meent – niet anders. Uit de uitspraak van het hof blijkt niet dat de duur van de overschrijding een bepalende factor was voor de hoogte van de schadevergoeding per dag, terwijl ook niet is toegelicht waarom een kortere termijnoverschrijding moet leiden tot een dergelijke verlaging.
3.12.
Ten aanzien van de verzochte vermeerdering van het schadevergoedingsbedrag naar € 25,- per dag overweegt de rechtbank als volgt. Net als de officier is de rechtbank van oordeel dat het vereiste causaal verband ontbreekt tussen de namens verzoeker aangevoerde gronden en de schade. De boosheid en spanning die verzoeker heeft ervaren tijdens de schadevergoedingsprocedure geven daarom geen aanleiding om het schadevergoedingsbedrag voor de termijnoverschrijding in een andere procedure te verhogen.
3.13.
Met inachtneming van de omstandigheden van verzoeker stelt de rechtbank de schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 20,- per dag. Omdat sprake is van een termijnoverschrijding van 17 dagen, bedraagt de schadevergoeding in totaal € 340,-.

4..Beslissing

De rechtbank:
4.1.
veroordeelt de Staat tot betaling van een bedrag van € 340,- aan verzoeker;
4.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 14 juni 2022 gegeven door mr. E.M. Moerman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. van Gils, griffier.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.