ECLI:NL:RBROT:2022:5380

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
10/290060-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting, mishandeling en wederrechtelijk binnendringen in de woning van de ex-partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, mishandeling en wederrechtelijk binnendringen in de woning van zijn ex-partner. De feiten vonden plaats op 24 oktober 2021, toen de verdachte zonder toestemming de woning van zijn ex-partner binnenging. Tijdens deze inbraak heeft hij haar mishandeld en verkracht door haar vagina te likken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de beschuldigingen, met uitzondering van de bedreiging, bewezen zijn. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij haar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn openheid over de gebeurtenissen en zijn bereidheid tot hulpverlening. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 2.500,- gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten. De rechtbank heeft daarnaast bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/290060-21
Datum uitspraak: 29 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van meervoudige kamer in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisadministratie personen op het adres:
[adres verdachte],
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 15 juni 2022.
Raadsvrouw van de verdachte: mr. L.E. Versluis, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: mr. B.M. van Heemst.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt – kort gezegd – ervan beschuldigd dat hij op 24 oktober 2021 zonder toestemming van zijn ex-partner haar woning is binnengegaan en dat hij haar toen heeft verkracht, mishandeld en bedreigd. De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt dat de beschuldiging, met uitzondering van de onder 3 tenlastegelegde bedreiging, is bewezen. De bewezenverklaring, de motivering daarvan, de bewijsmiddelen en de vrijspraakoverweging worden in hoofdstuk 2 van dit vonnis besproken.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 3 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
Aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de dagen die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Hoofdstuk 4 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. In hoofdstuk 5 is deze beslissing uitgewerkt.
Hoofdstuk 6 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te [plaatsnaam], door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], namelijk het met zijn, verdachtes, vinger(s) vaginaal penetreren en/of met zijn, verdachtes, tong likken van de clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer], het geweld en/of (een) andere) feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
  • slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht van die [naam slachtoffer], als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] op de grond viel en/of
  • (vervolgens) tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer] te schoppen en/of
  • (vervolgens) (meermalen) dichtknijpen van de keel van die [naam slachtoffer] en/of
  • (vervolgens) (met kracht) trekken aan de haren van die [naam slachtoffer] en/of
  • (vervolgens) het meetrekken van die [naam slachtoffer] naar de slaapkamer en/of
  • (vervolgens) het uittrekken van de badjas en/of broek en/of kapotscheuren van het shirt van die [naam slachtoffer] en/of
  • (vervolgens) slaan op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer], als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] (opnieuw) op de grond viel en/of
  • (vervolgens) op bed duwen van die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens) het slaan in het gezicht van die [naam slachtoffer] en/of
  • (vervolgens) doorgaan met het vaginaal penetreren met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of het likken van de clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer], terwijl die [naam slachtoffer] verdachte weg probeerde te duwen.
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te [plaatsnaam] zijn ex-partner [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
  • in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
  • (vervolgens) die [naam slachtoffer] te duwen, als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] op de grond viel en/of
  • (vervolgens) op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] te schoppen en/of
  • (vervolgens) (met kracht) aan de haren van die [naam slachtoffer] te trekken en/of (meermalen) de keel van die [naam slachtoffer] dicht te knijpen.
3.
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te [plaatsnaam] [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met verkrachting, door die [naam slachtoffer] bij de keel/nek/hals vast te pakken en/of die [naam slachtoffer] (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: “Vandaag ga ik jou doodmaken” en/of “Vandaag ga ik je neuken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
4.
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te [plaatsnaam] in de woning, gelegen aan de [adres], bij een ander, te weten bij [naam slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
2.
De beslissingen over het bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 4 heeft begaan op de volgende manier:
1.
hij op 24 oktober 2021 te [plaatsnaam], door geweld en andere feitelijkheden [naam slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], namelijk het met zijn tong likken van de clitoris en tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer], het geweld en andere feitelijkheden hebben bestaan uit het
  • slaan en stompen in het gezicht van die [naam slachtoffer], als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] op de grond viel en
  • tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] te schoppen en
  • dichtknijpen van de keel van die [naam slachtoffer] en
  • met kracht trekken aan de haren van die [naam slachtoffer] en
  • het meetrekken van die [naam slachtoffer] naar de slaapkamer en
  • het uittrekken van de badjas en broek en kapotscheuren van het shirt van die [naam slachtoffer] en
  • op bed duwen van die [naam slachtoffer] en het slaan in het gezicht van die [naam slachtoffer] en
  • het likken van de clitoris en tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer], terwijl die [naam slachtoffer] verdachte weg probeerde te duwen.
2.
hij op 24 oktober 2021 te [plaatsnaam] zijn ex-partner [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
  • in het gezicht en tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] te slaan en te stompen en
  • die [naam slachtoffer] te duwen, als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] op de grond viel en
  • tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] te schoppen en
  • met kracht aan de haren van die [naam slachtoffer] te trekken en de keel van die [naam slachtoffer] dicht te knijpen.
4.
hij omstreeks 24 oktober 2021 te [plaatsnaam] in de woning, gelegen aan de [adres], bij een ander, te weten bij [naam slachtoffer], in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gegrond op de hierna opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de hierna volgende vaststellingen, gevolgtrekkingen en conclusies die bij de bewezenverklaring zijn betrokken.
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsvrouw leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte is binnengedrongen in het lichaam van het slachtoffer. De verdachte heeft immers de clitoris en de schaamlippen van het slachtoffer gelikt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de clitoris - in het algemeen - is gelegen daar waar de binnenste schaamlippen samenkomen. De tong van de verdachte is daarom tussen de (binnenste) schaamlippen geweest. Die handelingen kunnen in redelijkheid op een lijn worden gesteld met geslachtsgemeenschap of een wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit daarmee vergelijkbare handeling (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3627 en HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6910).
Bewijsmiddelen
1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 15 juni 2022
Het klopt dat ik in de nacht van 23 op 24 oktober 2021 zonder toestemming van mijn ex-partner haar woning in [plaatsnaam] ben binnengegaan. Toen ik de woonkamer binnenkwam, werd ik boos. Ik heb mijn ex-partner aan haar arm vastgehouden en zo zijn wij de slaapkamer ingegaan. In de slaapkamer heb ik haar kleding gescheurd. Ik heb haar in de woon- en slaapkamer in haar gezicht geslagen, in totaal drie keer. Toen we de slaapkamer binnengingen, heb ik haar op het bed geduwd. Ik heb met mijn tong de vagina van mijn ex-partner gelikt. Ik was met mijn tong bij haar clitoris en schaamlippen.
2.
De aangifte [1]
Op 23 oktober 2021 kwam ik thuis in mijn woning in [plaatsnaam]. Ik hoorde de sleutel bij de deur. Ik zag dat het [naam verdachte] was. [naam verdachte] kwam naar me toe en pakte mijn telefoon af en begon me te schoppen en slaan. Te duwen. Hij gaf me een vuistslag. Ik viel op de grond. En toen ik op de grond lag bleef hij maar slaan. Ook met platte hand en ook met vuist. Hij sloeg op mijn hoofd en in mijn gezicht. Ik wilde opstaan, toen heeft hij mijn nek dichtgeknepen. Ik kon niet ademen en toen heb ik mijn nagels in zijn nek gezet. Toen liet hij los en ging ik terug naar de woonkamer. Hij begon mij weer te slaan. Ik rende naar de voordeur, deed die open en riep: “Help, help”. Hij trok me naar de slaapkamer toe. En toen trok hij mijn badjas naar beneden, mijn broekje naar beneden en trok mijn shirt kapot. Toen legde hij me neer op bed. Hij duwde me naar achteren. Toen ik weer overeind wilde komen gaf hij me weer een klap. Hij zat tussen mijn benen. Ik probeerde hem weg te duwen. Hij was met zijn mond bij mijn vagina. Ik voelde dat hij bij mijn clitoris was. Met zijn tong was hij daar mee bezig.
3.
Proces-verbaal van bevindingen [2]
Op zondag 24 oktober 2021 werd een forensisch medisch onderzoek verricht bij [naam slachtoffer]. Dit onderzoek is verricht middels een zogenaamde onderzoeksset zedendelicten met
zegelnummer ZAAD2258NL. Er is referentiemateriaal afgenomen van verdachte [naam verdachte] voor DNA-onderzoek.
4.
DNA [3]
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
ZAAD2258NL#01 en #04
(buitenste schaamlippen nat en droog) en ZAAD2258NL#05
(binnenste schaamlippen droog)
[naam verdachte]
meer dan 1 miljard
Vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is dat de verdachte het slachtoffer op de ten laste gelegde wijze heeft bedreigd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

3..De verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
verkrachting.
Feit 2
mishandeling.
Feit 4
wederrechtelijk binnendringen in de woning bij een ander in gebruik.
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.
4.
Motivering van de straffen
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is in de nacht van 23 op 24 oktober 2021 zonder toestemming de woning van zijn ex-partner binnengegaan. Vervolgens heeft de verdachte zijn ex-partner geslagen, gestompt en geschopt, haar kleding van het lichaam getrokken en onder dwang haar vagina gelikt en zo verkracht.
Met deze handelingen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ex-partner. Daarnaast hebben de handelingen plaatsgevonden in haar woning, waarmee de verdachte inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het slachtoffer heeft aangegeven dat de gebeurtenissen gevoelens van angst en onveiligheid bij haar hebben veroorzaakt en dat ook nu nog doen. Naast dit psychische leed heeft de verdachte door zijn handelen een moeilijke situatie gecreëerd rondom de zorg die hij samen met zijn ex-partner draagt voor hun twee kinderen.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij uiteindelijk open is geweest over de gebeurtenissen, open stond en staat voor mediation en dat hij op de terechtzitting oprecht berouw heeft getoond en heeft laten merken dat hij het effect van zijn handelen inziet en ontvankelijk is voor hulpverlening.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De reclassering over de verdachte
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 januari 2022. Dit rapport houdt – samengevat – het volgende in. Vanwege de deels ontkennende proceshouding kan de reclassering geen adequate inschatting maken van de risico verhogende factoren of beschermende factoren, maar de verdachte kent geen geschiedenis van geweldsdelicten. Wel geeft de alcoholconsumptie enige reden tot zorg, evenals het feit dat de verdachte tijdens gesprekken zich nauwelijks kan verplaatsen in het slachtoffer en een constant aanwezige gekwetste houding jegens haar toont. Het is niet ondenkbaar dat deze houding, in combinatie met de ontremmende werking van alcohol, op de desbetreffende dag ertoe hebben bijgedragen dat hij besloot om de woning van het slachtoffer binnen te treden. De reclassering ziet onvoldoende aanknopingspunten waaruit blijkt dat de verdachte op psychosociaal vlak problematisch functioneert. Hij is niet bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg, streeft maatschappelijk geaccepteerde doelen na en lijkt zijn leven redelijk op de rit te hebben, afgezien van het feit dat er enige fricties bestaan in de partnerrelaties die de verdachte aangaat. Voor de toekomst kan het van belang zijn dat de verdachte leert omgaan met krenking en of frustraties.
De reclassering adviseert om de verdachte, in voorkomend geval, de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • een meldplicht bij de reclassering,
  • een ambulante behandelverplichting door De Waag of een soortgelijke zorgverlener,
  • een contact- en locatieverbod met het slachtoffer,
  • een meewerkverplichting aan urine- en ademcontroles en, mochten deze controles daartoe aanleiding geven, aan interventie-aanwijzingen van de reclassering.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 30 maanden, met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geen straf op te leggen die langer duurt dan de tijd die hij voorlopig gehecht is geweest.
Beoordeling
Gezien de ernst van de feiten en het daarmee berokkende leed is in beginsel de oplegging van een behoorlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Een andere dan een vrijheidsbenemende straf past ook niet bij de ernst van de feiten. De uit het rapport van de reclassering en op de terechtzitting naar voren gekomen gunstige persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven de rechtbank wel aanleiding om de duur van de gevangenisstraf te matigen ten opzichte van de eis, waarbij ook geldt dat de verdachte van de bedreiging wordt vrijgesproken. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de doelen die zij met een bestraffing wil bereiken. Naar haar oordeel wordt met de opgelegde gevangenisstraf voldoende tegemoetgekomen aan het strafdoel van vergelding en generale preventie. De rechtbank weegt in deze zaak ook in belangrijke mate het strafdoel van speciale preventie mee, om ervoor te zorgen dat de verdachte in zijn verdere leven niet opnieuw op deze wijze het vertrouwen beschaamd dat in hem wordt gesteld. Dit doel wordt gediend indien de verdachte op effectieve wijze voldoet aan de opgelegde bijzondere voorwaarden, waarbij de voorwaardelijke gevangenisstraf geldt als stok achter de deur. Gelet op de omgang met hun kinderen acht de rechtbank het opleggen van een contact- en locatieverbod van de verdachte met het slachtoffer niet opportuun, en de noodzaak daartoe is ook onvoldoende gesteld of gebleken.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden om verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de dagen die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, met een deel van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 138, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
5.
De vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde], ter zake van de ten laste gelegde feiten. Zij vordert een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij psychische klachten aan de gebeurtenissen heeft overgehouden.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Het betreft hier feiten van zodanige ernst dat de nadelige gevolgen ervan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon (in de zin van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek) kan worden aangenomen. Verder komt het gevorderde bedrag de rechtbank billijk voor. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 oktober 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog worden gemaakt.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij de bureaudienst van Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam (088-8041302). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zolang en frequent als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, na ingang van en gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol of drugs door middel van urine- en ademonderzoek (blaastest), zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk vindt, na ingang van en gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. Mochten de controles daartoe aanleiding geven, dan kan de reclassering hierop interveniëren. De veroordeelde moet zich dan houden aan de aanwijzingen die de reclassering hieromtrent geeft, zoals het volgen van een training, het meewerken aan een intakegesprek bij een nader te bepalen forensische zorginstelling voor de verslavingszorg en een hulpverleningstraject dat hier mogelijk uit voortvloeit;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 2.500 (hoofdsom, zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en I. Tillema, rechters
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de zitting van deze rechtbank op 29 juni 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.
2.
3.