Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte],
niet gemachtigd raadsman mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam.
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar.
4..Waardering van het bewijs
“Ik heb al met mijn advocaat gesproken. Ik heb hem alles uitgelegd. Ik heb gisteren rond 2 uur in de middag met mijn advocaat afgesproken dat ik mij vanavond laat zou komen melden zodat mijn advocaat maandag mij kan helpen. Ik heb niet doorgereden ik heb alles al met mijn advocaat besproken.”Vraag is hoe de verdachte dit heeft kunnen zeggen, wanneer hij niet bij het ongeval betrokken is geweest.
aanmerkelijkonvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
5..Bewezenverklaring
(personenauto
), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
(personenauto
), betrokken bij een verkeersongeval op de voor het
(te weten [naam slachtoffer]
), aan wie bij dat ongeval letsel
6..Strafbaarheid feiten
7..Strafbaarheid verdachte
8..Motivering straffen
9..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel
[naam benadeelde 1](levensgezel van het slachtoffer) ter zake de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 598,- aan materiële schade en een vergoeding van € 40.000,- aan immateriële schade, bestaande uit € 20.000 aan shockschade en € 20.000,- aan affectieschade.
[naam benadeelde 2](moeder van het slachtoffer) ter zake de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 248,04 aan materiële schade en een vergoeding van € 30.000,- aan immateriële schade, bestaande uit € 10.000,- aan shockschade en € 20.000,- aan affectieschade.
forfaitair vastgesteldebedragen. Op grond van artikel 1 van dit besluit kan in het geval van overlijden door een misdrijf, een levensgezel aanspraak maken op een bedrag van € 20.000,- en kunnen ouders van een meerderjarig niet-thuiswonend kind aanspraak maken op een bedrag van € 17.500,-.
10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.. Bijlagen
12.. Beslissing
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
gevangenisstraf voor de duur van 135 (honderdvijfendertig) dagen;
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) jaar;
benadeelde partij [naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 40.598,- (zegge: veertigduizend vijfhonderdachtennegentig euro), bestaande uit € 598,- aan materiële schade en € 40.000,- aan immateriële schade (waarvan € 20.000,- aan shockschade en € 20.000,- aan affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 17.748,04 (zegge: zeventienduizend zevenhonderdachtenveertig euro en 4 cent), bestaande uit € 248,04 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade bestaande uit affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft de immateriële schade bestaande uit € 10.000,- aan shockschade; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
benadeelde partij [naam benadeelde 2]meer of anders gevorderde;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [naam benadeelde 1]te betalen
zegge: veertigduizend vijfhonderdachtennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 40.598,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
237 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [naam benadeelde 2]te betalen
gge: zeventienduizend zevenhonderdachtenveertig euro en 4 cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
123 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;