ECLI:NL:RBROT:2022:5137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
9930643
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur kort geding dwangsom gekoppeld aan eerdere veroordeling tot ontruiming

In deze zaak heeft Marcan Vastgoed B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met betrekking tot de ontruiming van een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst tussen Marcan en [gedaagde] eindigt op 30 juni 2022, zoals vastgesteld in een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag. Marcan vordert dat [gedaagde] wordt verplicht om het gehuurde uiterlijk op deze datum ontruimd op te leveren, met een dwangsom van € 2.500,- voor elke dag dat dit niet gebeurt, tot een maximum van € 50.000,-. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 juni 2022, waarbij Marcan werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. Th.C. Visser, en [gedaagde] door [naam 1]. De kantonrechter oordeelt dat Marcan een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening, gezien de geplande werkzaamheden van de aannemer die direct na de ontruiming moeten beginnen. De rechter wijst de vordering toe en legt de dwangsom op, maar matigt deze tot € 2.500,- per dag. Tevens wordt [gedaagde] voorwaardelijk in de proceskosten veroordeeld, afhankelijk van de tijdige ontruiming. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9930643 \ VV EXPL 22-231
datum uitspraak: 27 juni 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Marcan Vastgoed B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Th.C. Visser,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam 1] .
De partijen worden hierna ‘Marcan’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 juni 2022, met producties 1 en 2;
  • de e-mail van Marcan van 22 juni 2022, met productie 3 tot en met 6;
  • de e-mail van Marcan van 22 juni 2022, met productie 7;
  • de e-mail van Marcan van 23 juni 2022, met zittingsaantekeningen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juni 2022 via een digitale beeld- en geluidverbinding (MS Teams). Namens Marcan is verschenen haar gemachtigde mr. Th.C. Visser. Namens [gedaagde] is verschenen [naam 1] , founder en CEO. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.

2..De feiten

2.1.
Tussen Marcan als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
Op 4 februari 2020 heeft het Gerechtshof Den Haag arrest gewezen in de procedure onder zaaknummer 200.245.145/01. Het dictum van het arrest luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“(…) Het hof:
(…)
-
stelt het tijdstip waarop de huurovereenkomst tussen partijen zal zijn geëindigd vast op 30 juni 2022;
-
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde uiterlijk per die datum te ontruimen met al diegenen die en al hetgeen zich daarin op daarop bevinden respectievelijk bevindt en ontruimd te houden en de ruimten leeg en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Marcan te stellen; (…)”
2.3.
Op 4 juni 2022 heeft de gemachtigde van Marcan een e-mail aan [gedaagde] gezonden, waarvan de inhoud - voor zover van belang - als volgt luidt:
“(…) Marcan heeft zoals aangegeven de aannemer klaar staan en wil zeker weten (en dus van jou de schriftelijke bevestiging) dat het gehuurde aan de Meent leeg is 30 juni a.s. en klaargemaakt zoals afgesproken (lees: casco).
Voor Marcan is deze bevestiging van belang nu bij het niet kunnen doorgaan van de reeds geplande werkzaamheden een vertraging in de renovatie wordt opgelopen.
De nieuwe ruimte na herontwikkeling en met toevoeging van de winkel van [naam 2] zal een waarde vertegenwoordigen van circa EUR 250.000,- ex BTW huur per jaar en elke dag dat deze huurprijs later ingaat kost dus geld, lees: schade.
Elke maand dat er niet kan worden verhuurd levert dus een directe schade op van EUR 20.000,- ex BTW en dus een schade van EUR 700,- ex BTW per dag. Dit is dan nog maar enkel de schade vanwege het niet ontvangen van huur. Denk echter ook aan de verdere / nadere schade / kosten aan de aannemer en rente en verder kosten die extra moeten worden gemaakt.
Hierbij verzoek en voor zover nodig sommeer ik je mijuiterlijk dinsdag 7 juni a.s. (te 10u):
- schriftelijk te bevestigen dat er uiterlijk 30 juni a.s. casco wordt opgeleverd;
- de planning van de door jullie uit te voeren werkzaamheden te overleggen;
- je eventuele verhinderdata op te geven voor deze maand. (…)”

3..Het geschil

3.1.
Marcan eist samengevat:
  • [gedaagde] te gebieden mee te werken aan de veroordeling uit het arrest van het Hof Den Haag van 4 februari 2020, meer in het bijzonder aan de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde per uiterlijk 30 juni 2022 op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Marcan baseert de eis op het volgende.
[gedaagde] dient zich te houden aan de veroordeling uit het arrest van het Hof Den Haag van 4 februari 2022. Marcan heeft per e-mail van 4 juni 2022 aan [gedaagde] verzocht aan haar te bevestigen dat het gehuurde per 30 juni 2022 leeg en ontruimd aan Marcan zal worden opgeleverd. [gedaagde] heeft niet op deze e-mail gereageerd. Voor Marcan is het van groot belang dat zij er van uit kan gaan dat het gehuurde per 30 juni 2022 leeg en ontruimd opgeleverd zal zijn, nu zij een aannemer heeft ingeschakeld die direct na 30 juni 2022 aan de slag zal gaan in het gehuurde. Alle afzonderlijke werkzaamheden zijn vooraf ingeregeld, zodat er direct aanzienlijke vertraging optreedt indien bepaalde werkzaamheden niet kunnen worden verricht. Iedere dag dat de aannemer niet aan het werk kan in het gehuurde, lijdt Marcan dan ook schade.
3.3.
In reactie op de vordering van Marcan heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij het gehuurde uiterlijk op 30 juni 2022 zal ontruimen, een en ander conform het arrest van het Hof Den Haag van 4 februari 2020. [gedaagde] maakt om die reden geen bezwaar tegen het koppelen van een dwangsom aan de uit het arrest voortvloeiende veroordeling tot ontruiming van het gehuurde per uiterlijk 30 juni 2022.

4..De beoordeling

spoedeisend belang
4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Marcan daarbij een spoedeisend belang heeft. Vast staat dat de huurovereenkomst op 30 juni 2022 zal eindigen en [gedaagde] het gehuurde uiterlijk per laatstgenoemde datum moet ontruimen. Nu niet in geschil is dat het gehuurde thans nog als winkelruimte in bedrijf is, is - met name gelet op de door Marcan overgelegde verklaring van haar aannemer, [naam bedrijf], dat het ontruimen van het gehuurde en het casco opleveren circa 2,5 tot 3 weken in beslag zal nemen - voldoende gebleken dat Marcan een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening.
de vordering
4.2.
Vast staat dat [gedaagde] op grond van het arrest van 4 februari 2022 gehouden is het gehuurde uiterlijk per 30 juni 2022 te ontruimen. De vordering van Marcan ziet op het verbinden van een dwangsom aan die veroordeling.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat het opleggen van een dwangsom dient als prikkel tot nakoming. Met de enkele door het Hof Den Haag in het arrest van 4 februari 2020 opgenomen veroordeling tot ontruiming ontbreekt die prikkel vooralsnog. Marcan heeft in dit kader gemotiveerd uiteengezet dat direct na 30 juni 2022 haar aannemer aan de slag zal gaan met de renovatiewerkzaamheden in het gehuurde. Daarbij heeft zij toegelicht dat alle werkzaamheden reeds zijn ingepland en elke dag, dat de aannemer niet aan het werk kan, aanzienlijke vertraging in de werkzaamheden zal opleveren. Nu het om die reden van groot belang is dat [gedaagde] het gehuurde op 30 juni 2022 ontruimt, is de kantonrechter van oordeel dat Marcan er voldoende belang bij heeft om als prikkel tot nakoming een dwangsom te verbinden aan (het meewerken aan) de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Daarbij komt nog dat [gedaagde] ook geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gevorderde dwangsom, nu zij stellig te kennen heeft gegeven aan de veroordeling tot ontruiming per 30 juni 2022 te zullen voldoen.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Marcan zal worden toegewezen en dat oplegging van een dwangsom onder de gegeven omstandigheden is aangewezen. De gevorderde dwangsom zal echter worden gematigd en gemaximeerd. Deze zal in redelijkheid worden vastgesteld op € 2.500,- voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling tot ontruiming voldoet, met een maximum van € 50.000,-.
proceskosten
4.5.
Ten aanzien van de gevorderde proceskostenveroordeling overweegt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat [gedaagde] het gehuurde eerst op 30 juni 2022 leeg en ontruimd dient op te leveren. Dat betekent dan ook dat [gedaagde] gedurende onderhavige procedure nog niet in gebreke is met de tijdige nakoming van die verplichting. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde] ter zitting meerdere malen heeft toegezegd dat zij het gehuurde tijdig, dus per 30 juni 2022, zal ontruimen en dat het voor haar mogelijk is om het gehuurde uiterlijk op die datum casco op te leveren, hoewel zij van plan is om tot en met dinsdag 28 juni 2022 te exploiteren. Indien op 30 juni 2022 mocht blijken dat [gedaagde] daadwerkelijk tijdig zal hebben ontruimd, kan daaruit worden geconcludeerd dat er op 15 juni 2022 nog geen noodzaak bestond voor Marcan om het onderhavige kort geding op te starten. In dat geval is het niet redelijk de proceskosten van deze procedure ten laste van [gedaagde] te laten komen en dienen deze voor rekening van Marcan te blijven, waarbij geldt dat de kosten aan de zijde van [gedaagde] op nihil worden bepaald, aangezien zij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.
De kantonrechter zal om de hiervoor genoemde reden [gedaagde] voorwaardelijk in de proceskosten en nakosten veroordelen, in die zin dat [gedaagde] de proceskosten en nakosten alleen moet betalen, indien en voor zover zij het gehuurde niet uiterlijk op 30 juni 2022 ontruimd zal hebben. De proceskosten worden aan de zijde van Marcan vastgesteld op € 109,41 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 735,41. De gevorderde nakosten worden in dit geval vastgesteld op een bedrag van € 124,00.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.6.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om mee te werken aan de veroordeling uit het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 4 februari 2020, meer in het bijzonder aan de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde per uiterlijk 30 juni 2022, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,-;
en bovendien, maar alléén indien en voor zover [gedaagde] het gehuurde niet uiterlijk op 30 juni 2022 ontruimd zal hebben:
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot vandaag aan de zijde van Marcan vastgesteld op € 735,41;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op
€ 124,00 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44487