ECLI:NL:RBROT:2022:5125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
ROT 21/6443
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht weigering inschrijving op adres door gemeente in strijd met Wet basisregistratie persoonsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam. Eiseres had verzocht om inschrijving op een bepaald adres, maar dit verzoek werd door verweerder geweigerd op basis van het bestemmingsplan, dat het perceel de bestemming 'bedrijventerrein' en 'water' had. Eiseres was van mening dat deze weigering onterecht was, omdat zij op het adres haar feitelijke verblijfplaats had. De rechtbank heeft de zaak op 4 mei 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door de heer van Noordenne en verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. C.W.M. Berendsen.

De rechtbank overwoog dat de Wet basisregistratie persoonsgegevens (Wet brp) beoogt dat de in de brp vermelde gegevens betrouwbaar en duidelijk zijn. De rechtbank volgde het standpunt van eiseres dat verweerder ten onrechte had gesteld dat inschrijving op het adres niet mogelijk was. De rechtbank oordeelde dat verweerder op grond van de Wet brp verplicht was om eiseres op het adres in te schrijven, aangezien eiseres daar haar feitelijke verblijfplaats had. De rechtbank concludeerde dat de Wet brp niet bedoeld is om een met een bestemmingsplan strijdige situatie tegen te gaan.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/6443

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam,verweerder,
gemachtigde: mr. C.W.M. Berendsen.

Procesverloop

Met het besluit van 16 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om haar in te schrijven op het adres [adres] (het adres) geweigerd.
Met het besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen vergezeld door de heer van Noordenne. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 10 augustus 2021 heeft eiseres haar verhuizing naar bovengenoemd adres doorgegeven. Verweerder baseert het bestreden besluit op de omstandigheid dat wonen op dat adres niet is toegestaan, want het betreffende perceel heeft in het bestemmingsplan ‘Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied’ de bestemming ‘bedrijventerrein’ en ‘water’.
2. Eiseres vindt dat verweerder ten onrechte stelt dat inschrijving op het adres niet mogelijk is. De rechtbank volgt dat standpunt.
2.1.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak met nummer ECLI:NL:RVS:2018:2870), is het doel van de Wet basisregistratie persoonsgegevens (Wet brp) dat de in de brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Met het oog daarop moeten in de brp gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene worden geregistreerd. Pas bij het ontbreken van een woonadres, geldt een briefadres als adres.
2.2
Niet in geschil is dat eiseres op het adres haar feitelijke verblijfplaats heeft, althans ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar had. Dat betekent dat verweerder op grond van de Wet brp verplicht was om eiseres op dat adres in de brp in te schrijven. De Wet brp heeft niet als doel om een met een bestemmingsplan strijdige situatie tegen te gaan. Verweerder heeft zijn bevoegdheid in het kader van de Wet brp in dit geval gebruikt voor een andere doel dan waarvoor deze is bestemd.
2.3.
Of sprake is van een met het bestemmingsplan strijdige situatie laat de rechtbank in het midden, evenals de vraag of hierop gehandhaafd kan worden en wat het verloop van een handhavingsactie dan verder zou zijn. Dat moet eventueel in een andere procedure maar aan de orde komen.
3. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
4. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat aan eiseres het door haar betaalde griffierecht wordt vergoed.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Cras, griffier. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 15 juni 2022.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.