Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser
de minister voor Rechtsbescherming, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
25 december 2017, 27 januari 2018 en 16 maart 2018 door eiser zijn gepleegd niet bij de beoordelingen van eisers betrouwbaarheid betrokken. Eiser is daarom in het besluit van
4 juli 2019 ten onrechte voldoende betrouwbaar geacht om aan een beveiligingsorganisatie leiding te geven. Hiermee is in strijd met de artikelen 4, 7 en 14 van de Wpbr gehandeld. Ook is het volgens verweerder juridisch onhoudbaar dat een persoon waarvan de toestemming voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden wegens onvoldoende betrouwbaarheid is ingetrokken, wel in strijd met de wet aan een beveiligingsorganisatie leidinggeeft en een beveiligingsorganisatie in stand houdt.
Ook die motivering overtuigt niet. De ontstane situatie is namelijk het logische gevolg van de bevoegdheidsverdeling in de Wpbr. Op grond daarvan nemen zowel verweerder als een korpschef op basis van dezelfde feiten en omstandigheden ten aanzien van eenzelfde beveiligingsorganisatie of persoon besluiten omtrent de betrouwbaarheid. Hierbij staat niets eraan in de weg dat het ene bestuursorgaan anders dan het andere bestuursorgaan beslist. Beide hebben een eigen bevoegdheid en dienen zelf een oordeel te vormen wat niet per definitie gelijkluidend hoeft te zijn. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 26 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012: BX8324. Anders dan verweerder aanvoert, is het dus geen juridisch onhoudbare situatie dat eiser wel aan een beveiligingsorganisatie leidinggeeft en een dergelijke organisatie in stand houdt maar niet zelf beveiligingswerkzaamheden mag verrichten.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet, in het licht van de rechtszekerheid van eiser en het beginsel van equality of arms, geen aanleiding om verweerder een tweede herkansing te bieden door nog een bestuurlijke lus toe te passen of door te volstaan met vernietiging van het bestreden besluit. Zij voorziet daarom zelf in de zaak door het primaire besluit te herroepen. Dit betekent dat eiser zijn toestemming behoudt om aan een beveiligingsorganisatie leiding te geven en zijn vergunning behoudt om deze organisatie in stand te houden.
(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting in bezwaar met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.220,50.
Beslissing
mr.P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op