In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de terugvordering van zorgtoeslag. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst om de zorgtoeslag voor het jaar 2019 definitief vast te stellen en te veel ontvangen voorschotten terug te vorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst bij de berekening van de zorgtoeslag is uitgegaan van een toetsingsinkomen van € 30.818,-, wat resulteerde in een terugvordering van € 588,- aan te veel ontvangen voorschotten. Eiser voerde aan dat zijn werkelijke inkomen lager was en dat de belastinginspecteur een regeling had getroffen die leidde tot een fictief inkomen dat zijn recht op zorgtoeslag nadelig beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van zeer uitzonderlijke omstandigheden die niet waren verdisconteerd in de wetgeving en dat de strikte toepassing van de regels in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Belastingdienst op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.