ECLI:NL:RBROT:2022:4833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
ROT 21/3758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie van eiseres met fibromyalgie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. ing. A.T. Tilburg, en het UWV. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV was afgewezen op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres, die als cateringmedewerker werkte, had zich ziekgemeld vanwege fibromyalgie en langdurige pijnklachten. Het UWV had haar beperkingen beoordeeld en vastgesteld dat zij in staat was om drie functies te vervullen, wat leidde tot de conclusie dat zij niet in aanmerking kwam voor de WIA-uitkering.

Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten van de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de medische situatie van eiseres adequaat hebben beoordeeld en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat eiseres meer beperkingen had dan vastgesteld.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV terecht had besloten dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft wel bepaald dat het UWV de proceskosten van eiseres moet vergoeden, evenals het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3758

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. ing. A.T. Tilburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 24 september 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Met het besluit van 25 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als cateringmedewerker. Zij heeft zich op 8 mei 2018 wegens fibromyalgie en langdurige pijnklachten in met name haar benen ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 12 mei 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen verrichten. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 95,63% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 4,37%.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat zij meer beperkt is dan door het UWV wordt aangenomen. Eiseres stelt dat zij op de datum in geding, 12 mei 2020, helemaal niet in staat is om te werken. Ook voert eiseres aan dat zij afhankelijk is van een rollator en dat zij de geduide functies daarom niet kan vervullen. Eiseres geeft aan dat de arbeidsdeskundige onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij deze functies kan uitvoeren met een rollator. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij een rapport overgelegd van Expertise Instituut van 22 december 2021.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 12 mei 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft beschreven dat er sprake is van fibromyalgie en zeer waarschijnlijk van een pijnsyndroom met daarbij een buitengewoon sterk verhoogd persoonlijk beleefd onvermogen. Hierbij merkt de verzekeringsarts op dat eiseres bovengemiddeld klachten en beperkingen heeft zonder dat dit medisch goed verklaarbaar is.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 10 mei 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de aanvullende informatie van de huisarts en fysiotherapeut bestudeerd. Ook heeft hij eiseres gezien tijdens een spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
10
.Over de medische informatie van de neuroloog en orthopedisch chirurg die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft om verdergaande beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de artsen juist te kennen geven dat er geen afwijkingen en geen redenen voor het klachtenpatroon zijn aangetroffen.
11. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er sprake is van fybromyalgie met waarschijnlijk pijnsyndroom. Hierdoor dient eiseres in ieder geval beperkt geacht te worden voor langdurige eenzijdige repeterende belasting van spiergroepen indien deze een wezenlijk hoofddeel uitmaken van de functie. Ook dient eiseres beperkt geacht te worden voor bovenmatige fysieke inspanning in de vorm van frequente en langdurig aaneengesloten zware krachtuitoefening. Tot slot is eiseres beperkt als het gaat om bovengemiddeld stresserende omstandigheden en koude omgevingen. In de FML heeft de verzekeringsarts daarom beperkingen opgenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en nachtdiensten.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 10 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij concludeert dat er geen afwijkingen geobjectiveerd zijn die ernstige en invaliderende klachten overtuigend kunnen verklaren. Uit de medische stukken die in de bezwaarfase naar voren zijn gebracht, volgen geen nieuwe medische verklaringen voor de klachten. Zo wordt door de fysiotherapeut ook bevestigd dat er geen objectiveerbare afwijkingen zijn die de klachten kunnen verklaren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de belastbaarheid van eiseres naar medisch objectieve maatstaven niet is overschat. Hij vermeldt in de FML nog wel het beperkte gehoor onder rubriek 2 (item gehoor).
14. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte niet meer beperkingen heeft aangenomen en heeft dat onderbouwd met een medisch adviesrapport van Expertise Instituut. De medisch adviseur komt tot de conclusie dat de claimklachten - in tegenstelling tot hetgeen de verzekeringsartsen concluderen - wel degelijk verklaard kunnen worden door fibromyalgie. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de medisch adviseur naar de STECR-richtlijn en naar de medicatie die eiseres gebruikt. Daarnaast concludeert de medisch adviseur dat eiseres aan een (matig) ernstige depressie lijdt. Volgens de medisch adviseur zijn de motiveringen van de verzekeringsartsen onvoldoende, nu er geen functioneel capaciteitenonderzoek heeft plaatsgevonden. De medisch adviseur concludeert dat er (verdergaande) beperkingen aangenomen moet worden ten aanzien van onder andere werken met toetsenbord, reiken, buigen, tillen, dragen, lopen, zitten en staan. Daarnaast overweegt de medisch adviseur dat een urenbeperking aangenomen moet worden van maximaal 5 uur per dag en 20 uur per week op grond van de standaard verminderde arbeidsduur en standaard duurbelastbaarheid in arbeid. De urenbeperking is volgens de medisch adviseur nodig, nu er sprake is van ernstige energetische klachten waardoor overdag rust noodzakelijk is.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar aanvullend rapport van 18 januari 2022 gereageerd op het rapport van de medisch adviseur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert opnieuw dat niet alle claimklachten te objectiveren zijn. Voor de klachten voortvloeiend uit fibromyalgie beargumenteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat deze diagnose niet tot verdergaande beperkingen leidt. Hierbij verwijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar de richtlijn Fibromyalgie van de Nederlandse Vereniging van Reumatologie. Ten aanzien van de door de medische adviseur genoemde (matig) ernstige depressie stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat er nergens in de gegevens van de arbodienst, huisarts en/of curatieve sector wordt gesproken over depressie, noch enige opmerking daarover wordt gemaakt. Ook is het opvallend dat in de FML van de bedrijfsarts van 18 februari 2019 geen beperkingen zijn aangenomen voor het persoonlijk en/of sociaal functioneren, behoudens voor vervoer. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat indien er sprake zou zijn van een (matig) ernstige depressie, dat dit niet onopgemerkt zou blijven tijdens het re-integratieproces. Ten aanzien van de urenbeperking die de medisch adviseur aan de orde acht, merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat niet de claimklachten doorslaggevend zijn voor het aannemen van beperkingen maar de objectiveerbare klachten.
16. In het kader van integrale heroverweging komt de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie dat er wel (verdergaande) beperkingen aangenomen dienen te worden ten aanzien van de volgende items: (4.10) frequent buigen, (4.18) traplopen, (4.19) klimmen en (5.2) zitten tijdens werk en (5.3) staan. Ten aanzien van de items (4.16 en 4.17) lopen en (5.4) staan tijdens werk, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een extra toelichting opgenomen in de FML.
17. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deugdelijk gemotiveerd dat er in voldoende mate rekening is gehouden met de beperkingen. Dat de medisch adviseur meer beperkingen aanneemt dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep, leidt niet tot een ander oordeel. Waar de medisch adviseur de door hem vastgestelde beperkingen mede baseert op de klachten en de STECR-richtlijn, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend toegelicht waarom er onvoldoende grond is om op grond hiervan nog meer beperkingen aan te nemen. En waar de medisch adviseur de claim van appellant plausibel acht, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht opgemerkt dat niet de klachten en ervaren belemmeringen van eiseres doorslaggevend zijn, maar de beperkingen als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Tot slot merkt de rechtbank op dat de STECT-richtlijn waar de medisch adviseur naar verwijst, een algemene richtlijn is die niet bepalend is voor de vaststelling van specifieke beperkingen. [1]
18. Nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep pas na het indienen van het beroepschrift en expertiserapport verdergaande beperkingen heeft aangenomen, is het bestreden besluit pas in beroep van een juiste motivering voorzien. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren, nu het gebrek in beroep is geheeld en eiseres hier niet door is benadeeld.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan verrichten. Het gaat om:
- 267 051 Monteur printplaten;
- 315 133 Administratief medewerker (document scannen);
- 267 071 Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
20. Eiseres voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn, nu zij gebruik maakt van een rollator. Zij merkt op dat zij minstens één hand los zal moeten laten van de rollator om de functies zoals het sorteren van post en vullen van bakjes te kunnen verrichten.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 21 mei 2021 en 25 februari 2022 voldoende uitgelegd waarom deze functies ook rekening houdend met de extra beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen, geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 9 mei 2022 onder andere een andere toelichting gegeven met betrekking tot het gebruik van een rollator tijdens het verrichten van deze functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat de functies - zoals het sorteren van post en het montagewerk - zittend worden verricht. Ook het incidenteel bijvullen van bakjes is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mogelijk. Immers kan eiseres met één hand de functie uitoefenen en met de andere hand steunen op de rollator of de kar, indien deze wordt gebruikt. Ten aanzien van de werkplek heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd dat deze zonder obstakels ook goed met de rollator te bereiken is. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 12 mei 2020 met de middelste van deze functies 95,63% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als cateringmedewerker zodat eiseres voor de overige 4,37% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 12 mei 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 4,37%. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 Awb aanleiding te bepalen dat het UWV aan eiseres de door haar gemaakte proceskosten moet vergoeden. Deze kosten worden begroot op € 759,- voor verleende bijstand. [2] Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van €49,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 16 juni 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op:
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Een punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1.