In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiseres had een boete van € 10.000,- opgelegd gekregen wegens een vermeende overtreding van de Wet dieren. Dit besluit was genomen op basis van een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waarin werd gesteld dat de eiseres niet had voldaan aan de eisen voor het vervoer van dierlijke bijproducten. Na bezwaar van de eiseres werd de boete verlaagd naar € 2.500,-, maar de eiseres ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2021 werd de zaak behandeld, waarbij de eiseres en de minister zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat er te veel twijfel bestond over de juistheid van de bevindingen in het boeterapport. Er waren onduidelijkheden over de datums van het rapport, de foto’s die waren meegestuurd, en de vaststellingen van de toezichthouder. De rechtbank concludeerde dat de gestelde overtreding niet bewezen kon worden, waardoor het beroep gegrond werd verklaard.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroepte het primaire besluit, waardoor de boete van € 2.500,- in zijn geheel verviel. Tevens werd de minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eiseres, die op € 1.518,- werden vastgesteld. Deze uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.