ECLI:NL:RBROT:2022:466

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
629572 / HA RK 21-1370
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure, ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2022 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. Ü. Arslan, mr. G. Grujić en mr. M. Arslan. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. W.J.J. Wetzels, senior rechter A in de rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van gedragingen die zich hebben voorgedaan tijdens een zitting op 19 november 2021. De verzoeker was niet aanwezig op deze zitting, maar zijn twee gemachtigden waren dat wel. Het verzoek tot wraking werd pas ingediend op 29 november 2021, wat volgens de rechtbank te laat was.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek overschreden was, aangezien de gewraakte gedragingen bekend waren bij de gemachtigden die op de zitting aanwezig waren. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat hij niet tijdig had gereageerd op de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukte dat het indienen van het verzoek na tien dagen niet kan worden aangemerkt als 'zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden'.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. P.C. Santema en de rechters mr. M. Fiege en mr. drs. J. van den Bos. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier J.A. Faaij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 629572 / HA RK 21-1370
Beslissing van 19 januari 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigden mr. Ü. Arslan, mr. G. Grujić en mr. M. Arslan,
strekkende tot wraking van:
mr. W.J.J. Wetzels, senior rechter A in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Ter zitting van 19 november 2021 is door de rechter behandeld de verzoekschriftprocedure van verzoeker tegen [naam vennootschap] N.V. Die procedure draagt als kenmerk 9331643 VZ VERZ 21-11878.
1.2.
Bij brief van 29 november 2021 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
1.3.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
1.4.
Verzoeker en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. De gemachtigde van [naam vennootschap] N.V. is in kennis gesteld van het wrakingsverzoek en de zitting van de wrakingskamer.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 5 januari 2022.
Mr. Grujić heeft hierop gereageerd bij mail van 6 januari 2022. Hierop heeft de gemachtigde van [naam vennootschap] N.V. weer gereageerd bij mail van 10 januari 2022.
1.5.
Ter zitting van 13 januari 2022, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn gemachtigden, de rechter, alsmede de gemachtigde van [naam vennootschap] N.V. De gemachtigde mr. Ü. Arslan en de rechter hebben ieder hun standpunt nader toegelicht, waarbij mr. Ü. Arslan het woord heeft gevoerd mede aan de hand van een pleitnota.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd uitlatingen en gedragingen van de rechter bij gelegenheid van de zitting op 19 november 2021. Twee van de drie gemachtigden van verzoeker waren op die zitting tegenwoordig en hebben bij die gelegenheid kennis genomen van die uitlatingen en gedragingen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte gedragingen van de rechter hebben zich immers voorgedaan ter zitting van 19 november 2021, terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 29 november 2021.
2.3.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de hiervoor bedoelde termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zijn gemachtigde mr. Ü. Arslan niet zelf op de zitting van 19 november 2021 aanwezig was. Na de zitting heeft mr. Ü. Arslan van de beide andere gemachtigden gehoord wat er ter zitting was voorgevallen en heeft hij meermalen verzocht om afgifte van het proces-verbaal van de zitting van 19 november 2021, inclusief de door de rechter ter zitting gemaakte opmerkingen. Mr. Ü. Arslan wilde een zo zorgvuldig mogelijk wrakingsverzoek doen en wilde daartoe eerst de exacte bewoordingen van de rechter weten. Daartoe wilde hij – alvorens het wrakingsverzoek namens verzoeker in te dienen – zien wat er van die opmerkingen was vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. Van de griffie van de rechtbank kreeg mr. Ü. Arslan bij zijn herhaalde verzoeken telkens als antwoord dat er aan het proces-verbaal van de zitting werd gewerkt en dat het zou worden verstrekt zodra dit gereed was.
2.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer had echter ook binnen deze context van verzoeker mogen worden verwacht dat hij het verzoek tot wraking eerder na de zitting van 19 november 2021 zou doen. De aanwezige gemachtigden hadden uit eigen wetenschap kennis van hetgeen ter zitting was gebeurd en hoefden dus niet het proces-verbaal af te wachten alvorens zich te beraden over een wrakingsverzoek of de gronden daarvan. Het is aan de gemachtigden onderling om elkaar juist in en voor te lichten.
2.5.
Het indienen van het verzoek na tien dagen kan niet worden aangemerkt als “zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden”. Er is geen reden de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Dit leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. W.J.J. Wetzels.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. drs. J. van den Bos, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.