ECLI:NL:RBROT:2022:466
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in civiele procedure, ontvankelijkheid van het verzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2022 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. Ü. Arslan, mr. G. Grujić en mr. M. Arslan. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. W.J.J. Wetzels, senior rechter A in de rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van gedragingen die zich hebben voorgedaan tijdens een zitting op 19 november 2021. De verzoeker was niet aanwezig op deze zitting, maar zijn twee gemachtigden waren dat wel. Het verzoek tot wraking werd pas ingediend op 29 november 2021, wat volgens de rechtbank te laat was.
De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek overschreden was, aangezien de gewraakte gedragingen bekend waren bij de gemachtigden die op de zitting aanwezig waren. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat hij niet tijdig had gereageerd op de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukte dat het indienen van het verzoek na tien dagen niet kan worden aangemerkt als 'zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden'.
De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. P.C. Santema en de rechters mr. M. Fiege en mr. drs. J. van den Bos. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier J.A. Faaij.