Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 19 januari 2022, met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 16;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder, aangeduid als [eiseres], en de huurder, Distribrands Cosmetics B.V. De procedure betreft een geschil over achterstallige huur en huurprijsvermindering in het kader van de coronamaatregelen. De huurovereenkomst tussen partijen is aangegaan op 1 februari 2009 en is bij allonges verlengd tot 31 december 2021. Distribrands heeft gedurende de huurperiode te maken gehad met betalingsachterstanden, die zijn ontstaan vóór de coronamaatregelen, maar zijn verergerd door de gevolgen van de pandemie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van [eiseres], die onder andere vorderde dat Distribrands het gehuurde zou ontruimen en de achterstallige huur zou betalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over een deel van de vorderingen, maar niet over alle. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Distribrands in gebreke is gebleven met de betaling van de huur en dat de vordering tot ontruiming en betaling van de achterstallige huur toewijsbaar is.
De rechter heeft ook de argumenten van Distribrands over huurprijsvermindering in verband met de coronamaatregelen beoordeeld. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden van de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid vormen die rechtvaardigt dat de huurovereenkomst kan worden aangepast. Echter, Distribrands heeft geen verifieerbare gegevens overgelegd om haar aanspraak op huurprijsvermindering te onderbouwen. De vordering tot huurprijsvermindering werd daarom afgewezen. Uiteindelijk werd Distribrands veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 22.338,92 aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente.