ECLI:NL:RBROT:2022:452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
9398529
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over inbreuk op persoonlijke levenssfeer en overlast door renovatiewerkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiseres] en de Stichting Havensteder. [Eiseres] vorderde een immateriële schadevergoeding van € 2.500,00, een verhuiskostenvergoeding van € 6.235,00 en een schadevergoeding van € 2.000,00 wegens overlast door renovatiewerkzaamheden. De vorderingen zijn gebaseerd op een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer door het overhandigen van een foto aan de politie, die leidde tot een inval in haar woning, en op de overlast die zij heeft ervaren door de renovatiewerkzaamheden aan het appartementencomplex waarin zij woont.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Havensteder een gerechtvaardigd belang had bij het overhandigen van de foto aan de politie, omdat dit verband hield met een vermoeden van een hennepkwekerij. De rechter oordeelde dat Havensteder niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat [eiseres] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims van immateriële schade. Daarnaast werd geoordeeld dat de renovatiewerkzaamheden niet hebben geleid tot een onbewoonbare situatie voor [eiseres], en dat zij geen recht had op de gevorderde verhuiskostenvergoeding. De kantonrechter concludeerde dat de overlast die [eiseres] heeft ervaren niet onaanvaardbaar was en dat Havensteder voldoende rekening had gehouden met haar belangen door haar een wisselwoning aan te bieden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter alle vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Havensteder, vastgesteld op € 746,00. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9398529 \ CV EXPL 21-27598
uitspraak: 14 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
tegen
de stichting
Stichting Havensteder,
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. de Ruiter te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres] ” en “Havensteder”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 12 augustus 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 11 oktober 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van [eiseres] van 26 november 2021, met één productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 december 2021. Namens [eiseres] is verschenen haar partner, de heer [partner eiseres] , bijgestaan door de gemachtigde mr. A. Rhijnsburger. Namens Maasdelta is verschenen de heer [persoon A] (projectleider realisatie), bijgestaan door de gemachtigde mr. E. de Ruiter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op de zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
Tussen Havensteder als verhuurder en [eiseres] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel (hierna: ‘het gehuurde’). Het gehuurde maakt deel uit van een groot appartementencomplex (de flat Purmerhoek), welk complex bestaat uit 504 woningen.
2.2.
Op 4 februari 2020 zijn politieagenten van de Politie Rotterdam Rijnmond met een machtiging de woning van [eiseres] binnengetreden. Hiervan is door de politie een verslag van binnentreden opgemaakt, waarvan de inhoud - voor zover thans van belang - als volgt luidt:
“(…) De machtiging was onder anderen afgegeven aan de hand van foto’s die aan ons waren getoond door een medewerker van de woningstichting Havensteder. Daarop was te zien dat er goederen op het balkon van de betreffende woning lagen die gebruikt konden worden voor het vervaardigen van softdrugs.
Bij het binnentreden werd geen geweld toegepast.
De bewoner deed de deur voor ons open en liet ons binnen.
In de woning werd niets inbeslaggenomen. (…)”
2.3.
Havensteder heeft in de loop van 2020 in etappes dringende werkzaamheden en renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan de appartementen in het complex. De werkzaamheden aan de woning van [eiseres] waren aanvankelijk gepland voor april 2020. Omdat [eiseres] daar niet mee akkoord is gegaan, zijn de werkzaamheden aan haar woning destijds uitgesteld.
2.4.
Havensteder heeft door het bedrijf ‘het geluidBuro’ een akoestisch onderzoek in het complex laten uitvoeren naar het geluidsniveau, veroorzaakt door de werkzaamheden in het complex. Daarvan is op 15 april 2020 een rapport opgemaakt, waarin - voor zover thans relevant - het volgende is opgenomen:
“(…) Bij de bouw- en sloopwerkzaamheden aan de woningen van de Purmerhoek wordt veel lawaai veroorzaakt. De hoge geluidniveaus en mogelijke hinder worden met name veroorzaakt door de sloopwerkzaamheden met sloophamers. ERA Contour heeft onderzocht of hiervoor alternatief materiaal beschikbaar is dat minder geluid produceert. Dat is niet het geval.
(…)
Tot op zeker hoogte mag van de omgeving verwacht worden dat de tijdelijke hinder van bouw- en slooplawaai wordt geduld. Hoeveel geluidhinder maatschappelijk aanvaard wordt geacht is wettelijk geregeld en aangegeven in het Bouwbesluit 2012. Aan de eisen uit dit Bouwbesluit wordt voldaan. Gemiddeld wordt per categorie de helft van de maximale blootstellingsduur bereikt. (…)”
2.5.
De werkzaamheden aan de woning van [eiseres] hebben plaatsgevonden in september 2020. [eiseres] en haar partner zijn, gedurende de uitvoering van de werkzaamheden, in de periode van 7 september 2020 tot 22 september 2020 in een door Havensteder aangeboden wisselwoning verbleven.

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Havensteder te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de door haar genoemde bedragen van € 2.500,00, € 6.235,00 en
€ 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding en met veroordeling van Havensteder in de kosten van het geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Op 4 februari 2020 is de politie met een machtiging in de woning van [eiseres] binnengetreden in verband met een vermoeden dat in de woning een hennepkwekerij werd geëxploiteerd. Door de politie is daarbij een foto getoond die in de woning/ op het balkon van [eiseres] is genomen. De foto was in mei 2019 gemaakt door een medewerker van ERA Contour, die zich in opdracht van Havensteder bezighield met de renovatie van het complex. Met ERA Contour was afgesproken dat de foto uitsluitend voor zakelijke doeleinden gebruikt mocht worden, dat wil zeggen in het kader van de renovatiewerkzaamheden in het complex. De foto is echter overhandigd aan Havensteder, die de foto op haar beurt heeft overhandigd aan de politie. Havensteder heeft hiermee onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld, nu dit een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] oplevert. Het gevoel van veiligheid van [eiseres] is aangetast. [eiseres] vordert een vergoeding van immateriële schade van € 2.500,00.
3.3.
De door Havensteder uitgevoerde werkzaamheden, in combinatie van de precaire en slechte gezondheidstoestand van [eiseres] , brengen met zich dat Havensteder de wettelijke verhuiskostenvergoeding van € 6.235,00 verschuldigd is. [eiseres] diende immers als gevolg van de werkzaamheden haar woning te verlaten, nu de woning tijdens de werkzaamheden onbewoonbaar was. Havensteder had daarbij geen of onvoldoende oog voor de belangen van [eiseres] , met name voor haar gezondheid.
3.4.
De werkzaamheden in het complex hebben geleid tot onaanvaardbare geluids- en stankoverlast. De toegestane geluidsnormen zijn (fors) overschreden. Havensteder dient het rustige woongenot te verschaffen en heeft dat niet gedaan. Havensteder heeft geen rekening gehouden met de effecten voor derden, waaronder [eiseres] , hetgeen een onrechtmatige daad oplevert. De geluids-, stof-, stank- en trillingsoverlast in de woning van [eiseres] was zodanig ernstig dat [eiseres] deze niet hoefde te aanvaarden. Gelet op de ernst en de duur van de overlast is er sprake van een schade van € 2.000,00.

4..Het verweer

4.1.
Havensteder heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Op de foto’s van de technische opname in de woning van mei 2019 is niets te zien wat zou kunnen duiden op een hennepkwekerij. Het is bovendien erg onwaarschijnlijk dat tussen het maken van de foto in mei 2019 en de inval door de politie in februari 2020 negen maanden gelegen zou zijn. [eiseres] heeft niet onderbouwd op welke wijze er onrechtmatig is gehandeld door Havensteder. [eiseres] heeft bovendien niet met concrete gegevens onderbouwd dat er sprake is van een ‘aantasting in de persoon’ in de zin van artikel 6:106 sub b BW. Een enkele normschending is niet voldoende om een immateriële schadevergoeding toe te kennen. Het beroep op de AVG faalt, nu er geen sprake is van het verwerken of delen van persoonsgegevens in de zin van artikel 4 lid 1 AVG.
4.2.
[eiseres] heeft niet gesteld op grond van welke van de uitgevoerde renovatiewerkzaamheden een noodzaak tot verhuizing volgt. Havensteder benadrukt dat de werkzaamheden in bewoonde staat konden worden uitgevoerd. Uit de overgelegde foto’s kan niet worden geconcludeerd dat de woning onbewoonbaar was. Bij de beoordeling van de vraag of [eiseres] een verhuiskostenvergoeding toekomt, spelen persoonlijke omstandigheden geen rol. Bovendien is [eiseres] tijdens de in haar woning uitgevoerde werkzaamheden in een wisselwoning verbleven. Zij heeft slechts enkele kleine spullen meegenomen en heeft geen verhuiskosten hoeven maken. Het zou onredelijk zijn als [eiseres] een wisselwoning heeft gekregen én nog aanspraak kan maken op een verhuiskostenvergoeding.
4.3.
[eiseres] heeft niet voldaan aan haar stelplicht ten aanzien van de gestelde onrechtmatige daad door Havensteder. Havensteder heeft een geluidsonderzoek laten uitvoeren door ‘het geluidBuro’, waaruit naar voren is gekomen dat het geluidsniveau naar aanleiding van de werkzaamheden de grenzen uit het Bouwbesluit 2012 niet overschrijdt. [eiseres] heeft de gestelde geluids-, stof-, stank- en trillingsoverlast niet geconcretiseerd of onderbouwd. Bovendien dienen huurders er rekening mee te houden dat er periodiek werkzaamheden in of rond het complex dienen plaats te vinden, waarbij de nodige geluidshinder kan optreden.

5..De beoordeling

5.1.
[eiseres] heeft een drietal vorderingen ingesteld jegens Havensteder. Hieronder zal op elke vordering afzonderlijk nader worden ingegaan.
Schadeclaim aantasting persoonlijke levenssfeer
5.2.
[eiseres] heeft gesteld dat er sprake is van een ernstige aantasting van haar persoonlijke levenssfeer doordat Havensteder een in mei 2019 door aannemer ERA Contour in verband met de renovatie genomen foto aan de politie heeft overhandigd, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat de politie op 4 februari 2020 de woning van [eiseres] is binnengetreden wegens het vermoeden van het bestaan van een hennepkwekerij in de woning van [eiseres] . [eiseres] heeft gesteld dat het de foto van het balkon betreft, zoals opgenomen op pagina 7 van het rapport van de technische opname op 12 mei 2019. Op die foto zijn vuilniszakken, een airco en ventilatoren zichtbaar. Uit het door de politie opgemaakte verslag van binnentreden volgt inderdaad dat de machtiging tot binnentreden onder andere was afgegeven op basis van een door Havensteder aan de politie getoonde foto van het balkon van [eiseres] . Nu door Havensteder onvoldoende gemotiveerd is betwist dat het de door [eiseres] genoemde foto uit mei 2019 betreft, zal de kantonrechter van de juistheid van die stelling van [eiseres] uitgaan.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Havensteder onder de gegeven omstandigheden een gerechtvaardigd belang had bij het overhandigen dan wel tonen van de foto aan de politie. Door hetgeen er op de foto zichtbaar was, ontstond bij Havensteder immers een vermoeden dat er mogelijk sprake was van een overtreding van de Opiumwet, in die zin dat er spullen op de foto zichtbaar waren die gebruikt konden worden voor het vervaardigen van softdrugs. Nu Havensteder er uiteraard belang bij heeft dat er geen strafbare feiten in de aan haar in eigendom toebehorende woningen plaatsvinden, bestond er voldoende rechtvaardiging de politie hiervan op de hoogte te stellen en de bewuste foto daarbij aan de politie te verstrekken. Dit gerechtvaardigde belang van Havensteder prevaleert naar het oordeel van de kantonrechter boven de door [eiseres] gestelde met de aannemer van ERA Contour in mei 2019 gemaakte afspraak dat de foto’s enkel voor zakelijke doeleinden zouden worden gebruikt. Dit betekent dat Havensteder door de foto aan de politie te verstrekken onder de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld.
5.4.
Zelfs als er wel sprake zou zijn geweest van onrechtmatig handelen, heeft ten aanzien van het beroep van [eiseres] op de aantasting in zijn persoon het volgende te gelden. Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon is in elk geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Dat is echter niet door [eiseres] gesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in voornoemd artikel bedoelde aantasting in zijn persoon sprake is. In dat geval zal degene die zich hierop beroept - in onderhavig geval dus [eiseres] - de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen, waarbij vooropgesteld wordt dat van een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6: 106 lid 1, onder b, BW niet reeds sprake is bij de enkele schending van een fundamenteel recht. In dat kader heeft [eiseres] slechts gesteld dat zij door het handelen van Havensteder ernstig in haar persoonlijke levenssfeer is aangetast. Zij heeft de door haar gestelde ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en de gevolgen daarvan echter onvoldoende onderbouwd. Dat [eiseres] enige schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden door het door Havensteder verstrekken van de foto aan de politie is niet gebleken, te meer nu uit het verslag van binnentreden blijkt dat het bezoek van de politie aan de woning [eiseres] in alle rust lijkt te hebben plaatsgevonden, [eiseres] de politie vrijwillig heeft binnengelaten en er van toepassing van enig geweld geen sprake is geweest. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om te kunnen vaststellen dat sprake is van een zodanig ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dat daardoor sprake is van een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW.
5.5.
De stelling dat er sprake is van een schending van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) wordt verworpen. Met het door Havensteder verstrekken of tonen van de foto aan de politie is nog geen sprake van het verwerken of delen van persoonsgegevens in de zin van de AVG. Daar waar in het geval van een foto van een persoon doorgaans wel sprake is van een persoonsgegeven, geldt dit niet indien er sprake is van een foto van een persoon, die niet direct of indirect identificeerbaar is. Niet in geschil is dat op de thans in geding zijnde foto slechts enkele spullen op een balkon zichtbaar zijn en [eiseres] en/of haar partner beiden niet zichtbaar zijn, hetgeen betekent dat de foto op zichzelf niet als persoonsgegeven kan worden beschouwd.
5.6.
Nu er van onrechtmatig handelen van Havensteder jegens [eiseres] geen sprake is en [eiseres] bovendien de door haar gestelde ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer onvoldoende onderbouwd heeft, bestaat er geen aanleiding tot het toekennen van een immateriële schadevergoeding. De gevorderde immateriële schadevergoeding van
€ 2.500,00 wordt dan ook afgewezen.
Verhuiskostenvergoeding
5.7.
Artikel 7:220 lid 5 BW bepaalt dat, indien verhuizing noodzakelijk is in verband met een voorgenomen renovatie van een woonruimte, de verhuurder bijdraagt in de kosten die de verhuizing voor de huurder meebrengt. Dat betekent dat een verhuiskostenvergoeding slechts verschuldigd is indien sprake is van een renovatie en de werkzaamheden die nodig zijn voor die renovatie, een verhuizing noodzakelijk maakt (vgl. Hoge Raad 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:726, NJ 2016/449 (Loth c.s./Stichting Portaal). [eiseres] heeft in dit kader slechts enkele foto’s overgelegd, waaruit zou moeten volgen dat de woning niet bewoonbaar was. Deze foto’s zien alle op de periode dat de werkzaamheden in de woning van [eiseres] zijn uitgevoerd, in welke periode [eiseres] en haar partner nu juist in een door Havensteder aangeboden wisselwoning verbleven.
5.8.
Voor wat betreft het verblijf in de wisselwoning is de kantonrechter van oordeel dat ten aanzien daarvan geen sprake is geweest van een verhuizing in de zin van artikel 7:220 lid 5 BW. Door Havensteder is immers onweersproken gesteld dat [eiseres] slechts enkele kleine spullen heeft hoeven meenemen naar de wisselwoning en in dat kader geen verhuiskosten heeft hoeven maken. Dat [eiseres] haar huisraad in haar woning heeft achtergelaten volgt ook uit de door [eiseres] overgelegde foto’s, die gemaakt zijn ten tijde van de werkzaamheden in haar woning. Het verblijf in de wisselwoning kan dan ook niet gezien worden als een verhuizing waarop de forfaitaire verhuiskostenvergoeding van artikel 7:220 lid 6 BW ziet (vgl. Hof Den Haag, 4 augustus 2020, ECLI:NL:HR:2020:1385).
5.9.
In het licht van de betwisting door Havensteder van de stelling dat de renovatiewerkzaamheden een verhuizing in de zin van artikel 7:220 lid 5 BW noodzakelijk maakten, heeft [eiseres] voorts onvoldoende onderbouwd dat de renovatiewerkzaamheden wel degelijk een noodzaak tot verhuizing opleverden. Onvoldoende gebleken is dat haar woning ook na de aldaar uitgevoerde werkzaamheden nog altijd zodanig onbewoonbaar was, dat daardoor een noodzaak tot verhuizing bestond. De door [eiseres] aangedragen persoonlijke omstandigheden, waaronder haar gezondheidssituatie, hoe vervelend ook voor haar, leiden niet tot een ander oordeel.
5.10.
Het voorgaande leidt er toe dat de gevorderde verhuiskostenvergoeding van € 6.235,00 zal worden afgewezen.
Schade wegens overlast door werkzaamheden
5.11.
[eiseres] heeft gesteld dat de werkzaamheden in het complex hebben geleid tot zodanige geluids- en stankoverlast, dat deze niet aanvaard behoefde te worden door [eiseres] . Volgens [eiseres] zijn de toegestane geluidsnormen (fors) overschreden.
5.12.
Dat er sprake is geweest van een zekere mate van geluidshinder is wel aannemelijk, gelet op het feit dat er in een relatief kort tijdbestek van een aantal maanden 504 woningen dienden te worden gerenoveerd. Daarbij is echter van belang dat niet aannemelijk is dat [eiseres] van alle werkzaamheden gedurende de gehele periode overlast heeft ondervonden. [eiseres] is woonachtig op de 12e verdieping van het 14 verdiepingen tellende complex. Dat [eiseres] in haar woning op de 12e verdieping daadwerkelijk overlast heeft gehad van de werkzaamheden die - bijvoorbeeld - op de 1e of 2e verdieping of juist aan de andere kant van het complex zijn uitgevoerd is erg onwaarschijnlijk. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat door Havensteder onweersproken is gesteld dat er per dag twee woningen zijn aangepakt, hetgeen betekent dat de werkzaamheden dagelijks op een andere plek plaatsvonden. Het is onder die omstandigheden niet aannemelijk dat [eiseres] maandenlang doorlopend overlast zou hebben ondervonden van de werkzaamheden, hetgeen zij ook niet nader heeft onderbouwd.
5.13.
Het enkele feit dat de werkzaamheden een bepaalde mate van geluidshinder opleveren, betekent echter nog niet dat er sprake is van onaanvaardbare geluidsoverlast. Daarbij wordt vooropgesteld dat een huurder enige overlast moet dulden. Uit het door ‘het geluidBuro’ naar aanleiding van het door haar uitgevoerde geluidsonderzoek opgestelde rapport
- waarvan de inhoud door [eiseres] niet is weersproken - volgt bovendien in voldoende mate dat er geen sprake is van maatschappelijk onaanvaardbare geluidshinder, nu aan de daaromtrent gestelde eisen in het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan.
5.14.
[eiseres] heeft voorts de door haar gestelde geluids-, stof-, stank- en trillingsoverlast onvoldoende onderbouwd. Zij heeft weliswaar reeds bij dagvaarding gesteld over een usb-stick te beschikken met daarop onder andere door [eiseres] gevoerde e-mailcorrespondentie, foto’s en prints van overschrijding van geluidsnormen, maar [eiseres] heeft deze usb-stick niet in het geding gebracht. Ook ter mondelinge behandeling heeft [eiseres] niet meer aangeboden deze usb-stick alsnog in het geding te brengen en, op de vraag van de kantonrechter, verklaard hiervan af te zien.
5.15.
Voor zover [eiseres] al enige hinder heeft ondervonden van de werkzaamheden, is daar naar het oordeel van de kantonrechter voldoende rekening mee gehouden door Havensteder. Naast het feit dat zij [eiseres] een wisselwoning heeft aangeboden gedurende de periode dat de werkzaamheden in de woning van [eiseres] plaatsvonden, heeft Havensteder eveneens aangegeven dat zij [eiseres] - net als alle overige huurders in het complex - een zogenaamde ongeriefsvergoeding heeft gegeven in verband met de ervaren hinder door de werkzaamheden. Havensteder heeft gesteld dat de aan [eiseres] toegekende vergoeding is verrekend met een betalingsachterstand. [eiseres] heeft daartegen aangevoerd dat hij daarvan nimmer in kennis is gesteld. Ter mondelinge behandeling heeft de kantonrechter niet kunnen vaststellen of de ongeriefsvergoeding wel of niet is uitgekeerd of verrekend. De kantonrechter gaat er evenwel van uit dat de ongeriefsvergoeding - voor zover [eiseres] deze vergoeding niet heeft ontvangen dan wel voor zover deze niet is verrekend met een betalingsachterstand - alsnog door Havensteder aan [eiseres] zal worden uitgekeerd.
5.16.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat er sprake is geweest van onaanvaardbare overlast ten gevolge van de door Havensteder uitgevoerde werkzaamheden. Van enig onrechtmatig handelen van Havensteder is in dit kader ook niet gebleken. Dat betekent dat de uit dien hoofde gevorderde schadevergoeding van € 2.000,00 eveneens zal worden afgewezen.
5.17.
Nu alle vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen, zal zij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Havensteder worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487