ECLI:NL:RBROT:2022:4421

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
10/003810-22 en 10/216683-21 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van primair ten laste gelegde en veroordeling voor subsidiair ten laste gelegde in drugshandelzaak met cocaïne in Rotterdamse haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de (verlengde) invoer van cocaïne in de Rotterdamse haven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 16 maanden voor het subsidiair ten laste gelegde feit. De verdachte was betrokken bij de begeleiding van een vrachtwagen en een gestolen container met daarin cocaïne. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de omstandigheden verdacht waren, er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het primair ten laste gelegde feit. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat hij bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de container cocaïne zou bevatten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de drugshandel, maar ook met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die lager was dan de eis van de officier van justitie, omdat niet alle feiten bewezen waren verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/003810-22 en 10/216683-21 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 10 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, HvB,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J.P. Coenen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde onder parketnummer 10/003810-22;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde onder parketnummer 10/003810-22 en het ten laste gelegde onder parketnummer 10/216683-21;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair, 10/003810-22)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde onder parketnummer 10/003810-22 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak (10/216683-21)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 10/216683-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte is samen met anderen aangehouden in een container in de Rotterdamse haven en heeft daar enige tijd verbleven. In deze container en in de container daaronder zijn goederen aangetroffen die passen bij de invoer en vervoer van verdovende middelen. Dat er geen cocaïne is aangetroffen, doet daar niet aan af.
4.2.2.
Beoordeling
Op 28 juni 2021 is een melding gemaakt van insluipers op het terrein van containerterminal Rotterdam World Gateway (RWG). Twee personen zouden zich bevinden in de containerstack, voorzien van nummer 25. Na deze melding zijn verbalisanten ter plaatse gekomen. In de container met nummer [containernummer 1] zijn vijf personen aangehouden, waaronder de verdachte. In deze container zijn verder verschillende goederen aangetroffen, waaronder een powerbank, zaklampen, handschoenen, telefoons, een klimharnas en verzegelingen. In één van de aangetroffen telefoons zijn gesprekken uitgelezen die gaan over de aangetroffen goederen. In een container onder de container waarin de verdachte is aangehouden, zijn ook goederen aangetroffen zoals een sporttas, ducktape en messen.
De verdachte heeft niets verklaard omtrent de reden voor zijn aanwezigheid in de container op de Maasvlakte in Rotterdam.
Hoewel de omstandigheden waaronder de verdachte is aangetroffen zeer verdacht zijn, zijn er onvoldoende concrete aanknopingspunten in het dossier op grond waarvan de verdachte in verband kan worden gebracht met het opzettelijk treffen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen. Er zijn ondanks onderzoek aan een aantal containers geen verdovende middelen aangetroffen. Daarnaast is er geen link met een specifieke container, een te verwachten container en/of andere concrete feiten en omstandigheden die in verband kunnen worden gebracht met verdovende middelen. Hoewel de rechtbank ambtshalve alleen zaken kent waarin het ging om verdovende middelen, richten criminele binnendringers/uithalers zich volgens de Memorie van Toelichting van het recent ingevoerde artikel 138aa Sr blijkbaar ook op andere middelen en stoffen, zoals de metalen ferro-nikkel en kobalt, explosieven en vuurwerk en/of bedreigde diersoorten (Kamerstukken II, 35564, nr. 3). Mede gelet daarop is er dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan het Hof Den Haag op 1 april 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:523), zoals de officier van justitie heeft verzocht. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er een link met verdovende middelen aanwezig moet zijn om tot een veroordeling te kunnen komen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/216683-21 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering (subsidiair, 10/003810-22)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan niet buiten iedere redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van de container en daarmee het (voorwaardelijk) opzet had op het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de (verlengde) invoer van 500 kilogram cocaïne.
4.3.2.
Beoordeling
Pincodefraude
Uit politieonderzoek is gebleken dat er veelvuldig diefstal van containers vanaf diverse containerterminals in de Rotterdamse haven plaatsvindt door middel van zogenaamde pincodefraude. Deze diefstallen lijken voornamelijk gerelateerd aan de smokkel van verdovende middelen en dan vooral cocaïne.
De modus operandi waarmee de diefstal wordt gepleegd, is in alle gevallen ongeveer hetzelfde. Een chauffeur komt bij de terminal om een recent geloste en vrijgegeven container op te halen. Elke container heeft een uniek nummer, een pincode, bestaande uit een aantal cijfers of letters of een combinatie daarvan. De rederij maakt deze pincode aan en verstrekt deze pincode aan de terminal en de eigenaar van de goederen in de container (of de ingeschakelde douane-expediteur die de douaneformaliteiten en het vervoer vanaf de terminal regelt; hierna samen: de eigenaar). De eigenaar benadert vervolgens een transportonderneming om de container te vervoeren en verstrekt aan haar de pincode, zodat de container kan worden opgehaald.
Bij een aantal containerterminals in de Rotterdamse haven kan een container worden opgehaald als deze is voorgemeld via Portbase, een digitaal systeem waarin containers worden aangemeld voordat deze mogen worden opgehaald bij de terminal. Na deze aanmelding kan een willekeurige chauffeur die de beschikking heeft over het containernummer en de bijbehorende pincode de container ophalen. Vervolgens wordt de container naar een plek gebracht waar de verdovende middelen kunnen worden uitgehaald. In de situaties dat de container na het uithalen alsnog naar het beoogde legitieme afleveradres wordt gebracht, blijkt vaak dat de zegel ontbreekt of dat er een vervalste zegel op de container zit.
Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven modus operandi acht de rechtbank in de onderhavige zaak de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 4 januari 2022 hebben verbalisanten naar aanleiding van een ANPR-hit de vrachtwagen met kenteken [kentekennummer 1] gevolgd. Achter de vrachtwagen hing een leeg containerchassis met een ongeldig kenteken. De vrachtwagen reed eerst in de richting van de Maasvlakte en vervolgens weer terug naar Rotterdam, nog steeds zonder container op de oplegger. Uiteindelijk is de vrachtwagen gedurende ongeveer vier uur geparkeerd geweest op een afgelegen industrieterrein, op ongeveer vijftien minuten van de containerterminals. Vervolgens is de vrachtwagen het terrein van de Rotterdam World Gateway-terminal (RWG) aan de Amoerweg (Rotterdam Maasvlakte), opgereden. Om omstreeks 20:55 uur reed de vrachtwagen weer richting de N15; de oplegger was ditmaal geladen met een container voorzien van nummer [containernummer 2]. Een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer 2] reed gedurende de tijd dat de vrachtwagen op het RWG-terrein was, diverse keren langzaam over de Amoerweg. Toen de vrachtwagen het RWG-terrein verliet, reed de Volkswagen Polo direct achter de vrachtwagen aan. Dit voertuig bleef vanaf de uitgang van de terminal kilometers lang zowel direct voor als direct achter de vrachtwagen rijden, met een snelheid van 80 tot 85 kilometer per uur. Dit terwijl er verder nauwelijks verkeer reed.
De bestuurder van de vrachtwagen bleek de medeverdachte te zijn. De medeverdachte heeft ter plaatse verklaard dat hij geen documenten van de lading bij zich had. Door verbalisanten is vervolgens waargenomen dat de zegel, die op de deuren van de container zat, vermoedelijk vals was. De bestuurder van de Volkswagen Polo bleek de verdachte te zijn.
De container met nummer [containernummer 2] was afkomstig uit Costa Rica en op 4 januari 2022 om 17:41 uur gelost op de RWG-terminal. Naast pallets met ananassen zijn er in de container pakketten aangetroffen met daarin in totaal ongeveer 500 kilogram cocaïne.
Uit onderzoek van de telefoon van de verdachte is gebleken dat deze telefoon op 4 januari 2022 om 20:02 uur een snapchatbericht heeft ontvangen met de volgende inhoud: ’21 bfh 7’.
Wetenschap/opzet verdachte
De vraag is of de verdachte wetenschap heeft gehad van de ingevoerde cocaïne in de container en of hij het opzet heeft gehad op het plegen van voorbereidingshandelingen daarop. De verdachte heeft zelf iedere betrokkenheid bij de container ontkend.
Uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt dat de inhoud van het bericht dat de verdachte op zijn telefoon heeft ontvangen exact overeenkomt met het kenteken van de vrachtwagen die de verdachte kort na ontvangst van het bericht vanaf de RWG-terminal heeft gevolgd. De verdachte heeft kilometers lang met een snelheid van 80 tot 85 kilometer per uur steeds direct voor of direct achter de vrachtwagen gereden. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat een vriend zijn telefoon heeft gebruikt, hij zelf het bericht met het kenteken niet kende en “toevallig” vanwege een kapotte uitlaat achter de vrachtwagen met hetzelfde kenteken reed, welke verklaring hij overigens pas ter zitting heeft afgelegd, volstrekt ongeloofwaardig. Bovendien heeft de verdachte na het Snapchat-bericht zijn telefoon nog gebruikt. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat de verdachte van de inhoud van het bericht op de hoogte was en deze vrachtwagen bewust en ten behoeve van (de voorbereiding van) het uithalen/vervoer van de cocaïne vanaf de RWG terminal is gevolgd en bij hem is blijven rijden.
Gelet op het voorgaande, en op de omstandigheid dat er daadwerkelijk een grote hoeveelheid cocaïne in de container is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de container cocaïne zou bevatten en dat hij door aldus te handelen zich schuldig zou maken aan voorbereidingshandelingen. Er is geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de exacte hoeveelheid cocaïne, zodat hij wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde hoeveelheid van 500 kilogram.
Medeplegen
Gelet op het complexe logistieke proces rondom de invoer van containers, kan niet anders worden geoordeeld dan dat de verdachte bij de voorbereidingshandelingen nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde onder parketnummer 10/003810-22 heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde onder parketnummer 10/003810-22 heeft begaan op die wijze dat:
10/003810-22
hij op 4 januari 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen (waaronder
zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van een hoeveelheid van een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I- zich en/of een ander gelegenheid tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
door
- met mededader(s) via Snapchat informatie uit te wisselen met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of
uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van container [containernummer 2] (met
daarin die cocaïne), waarbij verdachte het kenteken [kentekennummer 1] heeft doorgekregen
en
- zich als bestuurder van een auto in de nabijheid van de RWG-terminal te wachten op het uitrijden van de vrachtwagen met
kenteken [kentekennummer 1] met daarop de container [containernummer 2] (met daarin die
cocaïne), en
- ( vervolgens) in die auto op de openbare weg voor en achter die voornoemde vrachtwagen met die container te blijven
rijden en/of (aldus) te begeleiden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
10/003810-22
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de (verlengde) invoer van cocaïne in de Rotterdamse haven, door de vrachtwagen en gestolen container met daarin de cocaïne vanaf de terminal te begeleiden. Hoewel de rol van de verdachte (voor zover die in het dossier naar voren komt) van relatief beperkte aard is, is deze rol wel essentieel in de keten van de invoer van harddrugs.
De invoer van harddrugs is een ernstig feit. Harddrugs zoals cocaïne bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en ze zijn sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Zo is een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten te relateren aan de behoefte van verdovende middelen van gebruikers. Verder zijn veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij hieraan een bijdrage heeft geleverd, vermoedelijk om er zelf veel geld aan te verdienen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Overig
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van hetgeen de verdachte ter zitting over zijn persoonlijke omstandigheden naar voren heeft gebracht, onder meer dat hij inmiddels fulltime werkt in de zorg en graag met een vervolgopleiding zou starten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht hooguit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden op te leggen. De ernst van het strafbare feit staat dit echter niet toe. Wel zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen verklaart.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 16 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/003810-22 en het ten laste gelegde onder parketnummer 10/216683-21 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/003810-22, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/003810-22
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 500 kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen (waaronder
zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van 500 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit, door
- met één of meer mededader(s) via Snapchat contact te onderhouden en/of
informatie uit te wisselen met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of
uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van container [containernummer 2] (met
daarin die cocaïne), waarbij verdachte het kenteken [kentekennummer 1] heeft doorgekregen
en/of
- zich als bestuurder van een auto in de nabijheid van de RWG-terminal aan de
Amoerweg op te houden en/of te wachten op het uitrijden van de vrachtwagen met
kenteken [kentekennummer 1] met daarop de container [containernummer 2] (met daarin die
cocaïne), en/of
- ( vervolgens) in die auto op de openbare weg voor en/of achter en/of naast, althans
in de nabijheid van, die voornoemde vrachtwagen met die container te blijven
rijden en/of (aldus) te begeleiden;
10/216683-21
hij op of omstreeks 28 juni 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de
Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde
cocaïne en/of heroïne en/of dat (andere) middel een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen
en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- onbevoegd het RWG-terrein aan de Amoerweg betreden, en/of
- één of meer container(s) opengebroken, en/of
- 5 ( organisatie)telefoons, een kniptang, stanleymessen, een slijptop, 3 zaklampen,
powerbanks, handschoenen, een klimharnas, carabines en sporttassen voorhanden
gehad.