Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[persoon A] ,
[persoon B],
[persoon C],
1..De procedure
- de dagvaarding van 27 november 2020, met producties 1 t/m 12;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van [persoon A] , met productie 1;
- de conclusie van antwoord tevens inhoudende eis in reconventie van [persoon B] , met productie 1;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie van [persoon C] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie van Nationale Nederlanden in de zaak tegen [persoon C] ;
- de oproepingsbrief van 20 april 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 22 juni 2021 van mr. Van der Zwan, met als bijlage productie 2;
- de conclusie van antwoord in reconventie van Nationale Nederlanden in de zaak tegen [persoon A] , met producties 13 t/m 18;
- de conclusie van antwoord in reconventie van Nationale Nederlanden in de zaak tegen [persoon B] , met producties 13 t/m 18;
- de akte overlegging producties in conventie van Nationale Nederlanden in de zaak tegen [persoon C] , met producties 13 t/m 15;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 juli 2021 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen;
- de conclusie na comparitie van [persoon A] ;
- de conclusie na comparitie van partijen van [persoon B] ;
- de conclusie na comparitie van [persoon C] .
2..De feiten
3..Het geschil
in conventie
4..De beoordeling
in conventie en in reconventie
dathet hier ging om valse claims (waarover hierna meer), maar om deze stelling op waarde te kunnen schatten is nodig dat meer duidelijkheid bestaat over de relatieve omvang hiervan. Uit de door Nationale Nederlanden overgelegde rapporten volgt dat bij NNVS en haar voorgangers op jaarbasis ongeveer 60.000 dossiers in behandeling waren en dat [persoon A] als schadebehandelaar drie dossiers per uur behandelde. Bovendien gaat het klaarblijkelijk veelal om vergelijkbare schadeoorzaken in inboedel- en opstalverzekeringen. Het komt de rechtbank op voorhand niet onaannemelijk voor dat het gelet op deze cijfers en de aard van de claims niet moeilijk zal zijn enkele honderden te vinden die de in 4.1 onder v vermelde kenmerken hebben. Als deze aanname juist is, rijst de vraag of het enkele feit dat [persoon A] de hier relevante (valse) claims heeft uitbetaald een aanwijzing kan zijn dat hij bewust uitkeringen heeft gedaan op valse claims. In dat verband is van belang dat Nationale Nederlanden weliswaar heeft gesteld maar niet onderbouwd dat (uit onderzoek is gebleken dat) zich bij andere schadebehandelaars dan [persoon A] vergelijkbare claims en uitkeringen niet hebben voorgedaan. Onduidelijk is dus gebleven in hoeverre het beeld bij [persoon A] voor wat betreft de afwikkeling van claims als de onderhavige afwijkt van de praktijk bij collega’s.
welvan dezelfde persoon is als de stem op de opname van een melding vanaf de telefoon van [persoon B] dan dat die stemmen
nietvan dezelfde persoon afkomstig zijn. Het enkele feit dat de onderzoeker dit niet zeker weet en dat hij zelf kanttekeningen maakt – bijvoorbeeld de kanttekening dat hij niet beschikt over een database van stemmen met een Surinaams-Nederlands accent – maakt niet dat het onderzoek en de bevindingen niet kunnen dienen als onderbouwing van het betoog van Nationale Nederlanden. Wat betreft de door een van de verzekerden afgelegde verklaring geldt hetzelfde, ook als zou moeten worden aangenomen dat die verklaring niet geheel volgens de regels van de kunst tot stand is gekomen. Als [persoon B] wordt gevolgd in zijn redenering dat de getuige belang had bij het afschuiven van de schuld, dan valt niet in te zien waarom zij – naast [persoon C] , die zij eerder al had genoemd – ook [persoon B] zou hebben genoemd en op een foto aangewezen.
5..De beslissing
6 juli 2022voor conclusie na tussenvonnis door Nationale Nederlanden als bedoeld in 4.32, waarna [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] een antwoordconclusie kunnen nemen;