ECLI:NL:RBROT:2022:438

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
10/180676-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met dwang en geweld

Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 juli 2021, waarbij de verdachte het slachtoffer tegen haar wil seksuele handelingen heeft opgedrongen. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van dwang, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs hadden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen, wat resulteerde in een veroordeling voor verkrachting. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €3.500 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte onvoldoende inzicht had in de gevolgen van zijn daden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/180676-21
Datum uitspraak: 20 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentie Centrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. M.S.L. Leeflang, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 14 oktober 2021 en 6 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een ambulante behandeling en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden;
  • oplegging van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van de verdachte, inhoudende een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor de straat van de aangeefster, en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4..Procesgang

De verdediging heeft bij pleidooi opgemerkt dat zij van de tolk heeft vernomen dat de verdachte niet lijkt te begrijpen wat ter zitting is besproken, ondanks dat alles is vertaald.
Voor zover de raadsvrouw daarmee heeft willen aanvoeren dat de verdachte de procesgang onvoldoende begrepen heeft, overweegt de rechtbank dat na verificatie van die mededeling bij de tolk, bleek dat de verdachte in staat was om haar te verstaan en ook begreep wat zij zei. Desgevraagd heeft de tolk bevestigd dat zij hetzelfde dialect spreekt als de verdachte, maar dat de verdachte te snel wil antwoorden en niet goed naar de vragen luistert. De rechtbank heeft ook overigens geen aanleiding te oordelen dat de verdachte het proces onvoldoende heeft kunnen volgen.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken, aangezien er geen sprake is van dwang of geweld. De verdachte heeft geen druk uitgeoefend op het slachtoffer tot het verrichten van handelingen. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake was van een kenbare vorm van verzet door het slachtoffer. De verdachte kon niet weten dat het slachtoffer de seksuele handelingen niet wilde, omdat zij dat niet duidelijk heeft gemaakt aan de verdachte.
5.1.2.
Beoordeling
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader bijvoorbeeld de dwang bij de seksuele handelingen ontkent, zoals ook in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is echter de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken volgens de rechtspraak van de Hoge Raad een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op de avond van 3 juli 2021 naar huis liep en de verdachte tegenkwam op straat. De verdachte is met haar meegelopen naar haar huis. Onderweg hebben ze met elkaar gepraat. Aangeefster verklaart dat de verdachte haar bij haar huis tegen haar wil begon te zoenen. Toen ze naar binnen wilde lopen, heeft de verdachte haar tegen de muur geduwd en haar vastgehouden. De verdachte heeft haar billen gestreeld, is met zijn hand onder haar shirt gegaan, heeft haar borsten aangeraakt en haar tepels gelikt. De verdachte begon haar droog te neuken, zij zag dat hij haar broek los maakte. Hij heeft zijn hand in haar slipje gestopt en haar gevingerd en later opnieuw. Hij is, zoals ze dat tegen haar vriendin direct na het incident zei, “in haar geweest “. De verdachte heeft meermalen genegeerd dat ze heeft gezegd dit niet te willen. Op enig moment kon ze naar haar fiets lopen. Daar aangekomen bedacht ze zich, is ze teruggelopen naar de verdachte en heeft ze hem tegen zijn schenen geschopt. De verdachte is daarop weggegaan.
De verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij het slachtoffer op de avond van 3 juli 2021 tegenkwam op straat en dat hij met haar naar huis is gelopen. De verdachte heeft erkend dat hij aangeefster heeft gezoend en dat hij haar borsten heeft aangeraakt en gekust. Verder heeft hij verklaard dat zijn hand in haar broek is geweest en dat hij daar nattigheid voelde. De verdachte heeft daarbij stellig ontkend dat er sprake was van dwang en dat eveneens dat aangeefster heeft aangegeven dit niet te willen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte voor deel gelijkluidend zijn, namelijk als het gaat om wanneer zij elkaar zijn tegengekomen, dat zij met elkaar naar huis zijn gelopen en dat er vervolgens seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Als het gaat om (een vorm van) dwang van de seksuele handelingen en de mate van kenbaarheid bij de verdachte dat aangeefster dit niet wilde, zijn de verklaringen tegengesteld. Nu de verklaring van aangeefster en verdachte op deze punten haaks op elkaar staan, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of er voor de verklaring van aangeefster in voldoende mate steunbewijs voorhanden is.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster, die erop neerkomt dat de in de tenlastelegging omschreven handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden, steun in de verklaring van de getuige (vriendin van aangeefster), die heeft verklaard dat aangeefster haar op 3 juli 2021 om 23:43 uur, dus direct na het beschreven incident, overstuur opbelde en schreeuwde: “Hij is in me geweest, hij is in me geweest”. Verder is er speeksel van de verdachte aangetroffen op de borsten en de buitenste schaamlippen van aangeefster.
Daar staat tegenover dat de verdachte wisselend heeft verklaard. Hij heeft bijvoorbeeld eerst verklaard dat hij alleen seks heeft met zijn vrouw en dat hij zijn vrouw nooit ontrouw is geweest op seksueel gebied. Nadat hij is geconfronteerd met de resultaten van het politieonderzoek (DNA) heeft de verdachte verklaard dat hij ook seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de vagina van het slachtoffer niet heeft aangeraakt en dat de seksuele handelingen tegen zijn zin in zijn gebeurd. Aangeefster zou hem bij de hand hebben gepakt en deze zonder dat hij dat wilde naar haar vagina hebben gebracht. Voorts heeft hij verklaard dat hij met zijn hand in de broek van het slachtoffer is geweest, daar nattigheid voelde en zijn hand toen terugtrok. Bij doorvragen heeft hij verklaard dat hij meedeed met de seksuele handelingen.
Het slachtoffer heeft wat betreft de hoofdlijnen - de seksuele handelingen, de door verdachte toegepaste dwang en het kenbaar maken dat zij dit niet wilde - consistent verklaard. Haar aangifte en nadere verklaring bij de rechter-commissaris komen grotendeels overeen met haar verklaring tijdens het informatief gesprek zeden. De rechtbank is - anders dan de verdediging - van oordeel dat de verklaringen van aangeefster authentiek en voldoende betrouwbaar zijn, steun vinden in andere bewijsmiddelen en daarmee bruikbaar zijn voor het bewijs van het ten laste gelegde. Alles afwegende acht de rechtbank de door verdachte afgelegde verklaringen niet geloofwaardig en verwerpt zij diens lezing van de gang van zaken tussen hem en aangeefster op de avond van 3 juli 2021.
Uit de verklaringen van aangeefster volgt voorts dat voor de verdachte kenbaar moet zijn geweest dat zijn handelingen bij aangeefster op verzet stuitten, wat zij fysiek en mondeling kenbaar heeft gemaakt. Deze handelingen van de verdachte hebben tegen de wil van aangeefster plaatsgevonden en de verdachte had dit moeten begrijpen.
5.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 juli 2021 te Rotterdam
door een andere feitelijkheid [naam aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster] , te weten het meermalen brengen en houden van zijn vinger(s) in de vagina van die [naam aangeefster] , te weten door
- het vastpakken en/of vasthouden van die [naam aangeefster] en/of
- het tongzoenen van die [naam aangeefster] en/of
- het likken van het gezicht van die [naam aangeefster] en/of
- te negeren dat die [naam aangeefster] meermalen aangaf dit niet te willen en/of
- (wanneer die [naam aangeefster] wegloopt van verdachte) achter die [naam aangeefster] aan te lopen en/of
- die [naam aangeefster] tegen een muur te duwen en/of
- de broek van die [naam aangeefster] open/los te maken en/of
- zijn hand in de broek en/of onderbroek van die [naam aangeefster] te steken en/of
- te betasten van, de borsten en billen van die [naam aangeefster] en/of
- het likken van de tepels van die [naam aangeefster] en/of
- met zijn geslachtsdeel tegen het geslachtsdeel, althans het onderlichaam, van die [naam aangeefster] te duwen/rijden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Hij is het slachtoffer tegengekomen op straat en toen met haar meegelopen. Eenmaal bij de woonplek van het slachtoffer aangekomen heeft hij tegen haar wil diverse seksuele handelingen bij haar verricht, waaronder het in de vagina brengen van zijn vinger. Door aldus te handelen heeft de verdachte in vergaande mate de sociale norm overschreden. Een verkrachting betekent per definitie een ernstige en grove aantasting van de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het betreft in zijn algemeenheid een uitermate schokkende, ingrijpende, beangstigende en vernederende gebeurtenis voor het slachtoffer met niet zelden psychische en emotionele naweeën. Naast het slachtoffer is ook haar sociale omgeving getroffen door feit en gevolgen daarvan. Feiten als deze hebben heftige impact op de samenleving. Ook in dit geval heeft het feit forse gevolgen voor het slachtoffer zoals blijkt uit de schriftelijke toelichting bij haar vordering tot schadevergoeding. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens, zonder zich te bekommeren over de mogelijke gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zouden hebben en is daarbij voorbij gegaan aan de tekenen van verzet en onwil van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 december 2021. Uit dit rapport valt op te maken dat het de reclassering opvalt dat het niet lukt om met verdachte zowel het delictgedrag als normen en waarden en grenzen op het gebied van seksualiteit inhoudelijk te bespreken. De verdachte heeft een culturele achtergrond en opvoeding gehad waarin nooit over seksualiteit is gesproken. Om deze reden is het de reclassering niet goed duidelijk geworden of de verdachte begrijpt wanneer en in welke mate hij de grenzen van toelaatbaar gedrag heeft overschreden.
De verdachte heeft op meerdere leefgebieden problemen, zoals een eerdere periode van uitbuiting in de werksfeer, het moeten missen van zijn vrouw en kind die nog in India wonen en een afwezig sociaal netwerk. Positief is dat de verdachte werk heeft gevonden en dat hij in contact staat met het Leger des Heils.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank weegt hierbij in het nadeel van de verdachte mee dat het gaat om een ernstig feit, het leeftijds- en fysieke overwicht en de omstandigheid dat de verdachte er nauwelijks blijk van geeft inzicht te hebben in het strafwaardige karakter van zijn gedrag. Daartegenover staat dat de verdachte geen geweld heeft toegepast en dat hij is geïsoleerd in Nederland, waardoor detentie hem relatief zwaarder valt.
De reclassering acht begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Ook de rechtbank ziet hiervan de noodzaak in vanwege de vermoedelijk deels cultureel bepaalde opstelling van de verdachte met betrekking tot het gepleegde feit. Om die redenen zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen gronden om een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van de verdachte op te leggen of om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel en van het reclasseringstoezicht te gelasten. De eis daartoe acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Er zijn geen indicaties die wijzen op ernstig gevaar van recidive van de kant van verdachte. Wel zal de rechtbank een contact- en locatieverbod opnemen als bijzondere voorwaarde, behorend bij dit vonnis.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

9..Voorlopige hechtenis

Gelet op dit veroordelend vonnis, waarbij aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd, zijn er geen termen meer aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De schorsing zal dan ook worden opgeheven.

10..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.000, - aan immateriële schade.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen.
10.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.500, -, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 juli 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
10.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.500, - vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

11.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee)jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat veroordeelde een behandeling volgt bij een forensische zorgaanbieder zoals De Waag, Fivoor of een soortgelijke instelling. Veroordeelde dient mee te werken aan een onderzoek en een behandeling gericht op zedendelinquentie en indien nodig dient hij mee te werken aan begeleiding bij zijn sociaal maatschappelijke problematiek. Eén en ander ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling/ begeleiding door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven. Inzet van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het slachtoffer [naam slachtoffer] , geboren te [geboorteplaats slachtoffer] op [geboortedatum slachtoffer]. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
4. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de [plaats];
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, welke beslissing apart wordt geminuteerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€3.500, - (zegge: vijfendertighonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 3.500,-(hoofdsom,
zegge: vijfendertighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.500, - niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
45 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en P. van Dijken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 juli 2021 te Rotterdam
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [naam aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster] , te weten het meermalen brengen en/of houden en/of duwen van zijn tong en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [naam aangeefster] , te weten door
- het onverhoeds vastpakken en/of vasthouden van die [naam aangeefster] en/of
- het tongzoenen van die [naam aangeefster] en/of
- het likken van het gezicht, althans de mond en/of wangen en/of de hals en/of oren van die [naam aangeefster] en/of
- te negeren dat die [naam aangeefster] meermalen aangaf dit niet te willen en/of
- de telefoon van die [naam aangeefster] af te pakken en/of in haar tas te stoppen en/of
- (wanneer die [naam aangeefster] wegloopt van verdachte) achter die [naam aangeefster] aan te lopen en/of
- die [naam aangeefster] tegen een muur te duwen en/of
- de broek van die [naam aangeefster] open/los te maken en/of
- zijn hand in de broek en/of onderbroek van die [naam aangeefster] te steken en/of
- te knijpen in, althans betasten van, de borsten en/of billen van die [naam aangeefster] en/of
- het likken van de tepels en/of vagina/schaamlippen van die [naam aangeefster] en/of
- met zijn geslachtsdeel, althans zijn onderlichaam, tegen het geslachtsdeel, althans het onderlichaam, van die [naam aangeefster] te duwen/rijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juli 2021 te Rotterdam,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [naam aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het tongzoenen van die [naam aangeefster] en/of
- het likken van de mond en/of hals en/of oren van die [naam aangeefster] en/of
- het knijpen in, althans betasten van, de borsten en/of billen van die [naam aangeefster] en/of
- het likken van de tepels en/of de vagina/schaamlippen van die [naam aangeefster] en/of
- het duwen van en/of rijden met zijn geslachtsdeel, althans zijn onderlichaam,
tegen het geslachtsdeel, althans het onderlichaam, van die [naam aangeefster] door
- het onverhoeds vastpakken van die [naam aangeefster] en/of
- het negeren dat die [naam aangeefster] meermalen aangeeft niet te willen en/of
- het pakken van de telefoon van die [naam aangeefster] en/of
- (wanneer die [naam aangeefster] wegloopt van verdachte) het achter die [naam aangeefster] aanlopen en/of
- tegen een muur duwen van die [naam aangeefster] en/of
- openen/losmaken van de broek van die [naam aangeefster] en/of
- steken/brengen van zijn hand in de broek en/of onderbroek van die [naam aangeefster] .