In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vleesverwerkingsbedrijf (eiseres) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). De zaak betreft een bestuurlijke boete van € 2.500,- die aan eiseres is opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren en de bijbehorende EU-verordeningen. De boete werd opgelegd na de constatering van verontreiniging met baansmeer op vlees dat bestemd was voor menselijke consumptie. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de boete, maar het bestreden besluit van verweerder werd gedeeltelijk gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 5 december 2016 verontreiniging met baansmeer heeft geconstateerd in de humane koelcel van de darmwasserij. Eiseres voerde aan dat zij een systeem van zelftoezicht had en dat de toezichthouder prematuur had ingegrepen. De rechtbank oordeelde echter dat de toezichthouder bevoegd was om zelfstandig controles uit te voeren en dat de verontreiniging met baansmeer een risico voor de voedselveiligheid en volksgezondheid met zich meebracht.
De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete niet disproportioneel was, ondanks de argumenten van eiseres dat de verontreiniging met baansmeer minder ernstig was dan andere vormen van vervuiling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete, waarbij werd opgemerkt dat de verontreiniging met baansmeer niet vrij was van bacteriën en ziektekiemen, wat de risico's voor de volksgezondheid verhoogde. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.