ECLI:NL:RBROT:2022:4304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
10/961505-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen Mega Cagliari

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in de ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde Mega Cagliari, die preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. B. Lijnse, toegewezen en vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald ter hoogte van € 114.053,62. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van de verkoop van videopacks via de websites van de veroordeelde, die onder andere kinderporno en dierenporno bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing en het verspreiden van strafbare beelden, en dat de opbrengsten uit deze activiteiten als wederrechtelijk verkregen moeten worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de veroordeelde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hogere kosten heeft gemaakt dan door het Openbaar Ministerie is aangenomen. De verdediging voerde aan dat slechts 1% van het beeldmateriaal strafbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat alle opbrengsten uit de verkoop van de videopacks als wederrechtelijk verkregen moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de staat vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, zonder dat er aanleiding was om van dit uitgangspunt af te wijken.

De rechtbank heeft ook de redelijke termijn in acht genomen en geoordeeld dat er geen sprake was van overschrijding van deze termijn, ondanks de vertragingen die door de verdediging waren veroorzaakt. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om het bedrag van € 114.053,62 aan de staat te betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/961505-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 2 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2, 3, 4 en 9 mei en 2 juni 2022.
Dit onderzoek is voorafgegaan door een schriftelijke conclusiewisseling.

2..Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. B. Lijnse strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 114.053,62;
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 114.053,62.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. De vordering heeft betrekking op voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

3..Strafbare feiten waarop de voordeelsberekening is gebaseerd

Bij vonnis van deze rechtbank van heden is de veroordeelde - onder andere -veroordeeld voor:
  • het in het openbaar, bij geschrift opruien tot enig strafbaar feit(feit 1), gepleegd in de periode van 21 augustus 2012 tot en met 9 maart 2020;
  • een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, aanbieden, verwerven en in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt(kort gezegd en voor zover hier van belang: een gewoonte maken van het verspreiden van kinderporno, feit 2) gepleegd in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 9 maart 2020;
  • een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, verspreiden en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt(kort gezegd en voor zover hier van belang: een gewoonte maken van het verspreiden van dierenporno, feit 3), gepleegd in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 9 maart 2020, en
  • van het plegen van opzetheling een gewoonte maken en opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken(kort gezegd en zover hier van belang: een gewoonte maken van heling uit winstbejag, feit 4), gepleegd in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 9 maart 2020.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan.
Een kopie van het vonnis is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

4..Beoordeling en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Standpunt verdediging
De veroordeelde heeft meer kosten gemaakt dan waarvan door het Openbaar Ministerie is uitgegaan bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel omdat hij bij het registreren van de Darkscandals domeinnaam op het darkweb een voorkeursdomeinnaam heeft opgegeven waarbij hij de eerste acht karakters zelf heeft gekozen. Dat kostte hem $ 19,99 per karakter, voor in totaal acht karakters. Omdat het om een .onion domein gaat, heeft hij daar dubbel voor moeten betalen. Omgerekend naar euro’s heeft hem dat € 291,46 gekost.
Voorts is bepleit dat hooguit 1% van het beeldmateriaal op Darkscandals strafbaar was zodat de verdiensten waarvan men bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel vanuit is gegaan door honderd zouden moeten worden gedeeld om te komen tot het daadwerkelijke bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat al het videomateriaal op Darkscandals diende ter ondersteuning van de opruiing om op die wijze nieuw materiaal te verkrijgen. Langs die weg is al het videomateriaal volgens de officier van justitie strafbaar. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het materiaal bestaat uit kinderporno, dierenporno en uit misdrijf verkregen goederen (‘geheeld materiaal’). Zo bezien kunnen alle opbrengsten uit de verkoop van de videopacks worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
4.3.
Beoordeling
Inleiding
Uit het “rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel” van 15 oktober 2020 (hierna: het rapport) [1] is gebleken dat de veroordeelde uit strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de inhoud van de hierna in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt het volgende overwogen.
De veroordeelde is in augustus 2012 gestart met de website forum789.nl. Daarna heeft hij de website darkscandals.com gehad. Later is dat darkscandals.co geworden. Ook op het darkweb was de veroordeelde actief met een kopie van de clearweb site. [2] De veroordeelde heeft verklaard dat hij op die websites tegen betaling videopacks heeft aangeboden.
De veroordeelde is veroordeeld voor opruiing omdat hij op zijn websites opriep om strafbare feiten te plegen doordat hij verzocht video’s aan te leveren van verkrachtingen, aanrandingen, afpersingen en seks met dieren, waarbij hij heeft aangegeven dat het niet “fake” (nep) of “acted” (geacteerd) mocht zijn. Met de video-inzendingen stelde hij nieuwe videopacks samen. Uit onderzoek is gebleken dat de veroordeelde uiteindelijk 9 videopacks heeft samengesteld en die aanbood op zijn websites. De veroordeelde heeft verklaard dat hij de videopacks met uitzondering van videopack 9 ook daadwerkelijk heeft verkocht. [3]
Hoewel op de websites werd verzocht om “18+ materiaal” bevonden zich in de packs ook 6 kinderpornografische afbeeldingen. In de packs bevonden zich voorts 5 dierenpornografische afbeeldingen en (overig) geheeld materiaal.
De veroordeelde maakte in eerste instantie gebruik van een PayPal account om betalingen voor de videopacks te ontvangen. Uit het rapport [4] blijkt dat de opbrengsten uit die PayPal periode niet nader zijn onderzocht en niet zijn meegerekend. Vanaf 29 november 2013 maakte de veroordeelde gebruik van de cryptocurrency Bitcoin om betalingen te ontvangen. Vanaf 22 november 2017 was het voor klanten ook mogelijk om met de cryptocurrency Ethereum te betalen. [5]
De veroordeelde heeft in zijn verhoor van 17 maart 2020 verklaard dat alle betalingen op zijn cryptocurrency-adressen afkomstig waren van klanten die betaalden voor videopacks. [6] Uit onderzoek is voorts gebleken dat de veroordeelde betalingen op zijn cryptocurrency-adressen relatief kort na ontvangst daarvan via de exchangebedrijven Bitonic en Anycoin in euro’s op zijn bankrekeningen liet uitbetalen. [7]
Berekening
In de periode van 20 november 2013 tot en met 10 maart 2020 heeft de veroordeelde via de exchangebedrijven in totaal € 115.312,14 ontvangen op zijn eigen bankrekeningen en heeft hij € 257,50 door de exchangebedrijven laten uitbetalen op bankrekeningen van anderen. Hij heeft aldus totaal een bedrag van € 115.569,64‬ ontvangen. Van dit bedrag moet een bedrag van € 444,57 worden afgetrokken omdat de veroordeelde voor dat bedrag zelf cryptocurrency heeft ingekocht. [8] Dat bedrag betreft dus geen verdiensten uit Darkscandals.
Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat de veroordeelde een bedrag van
€ 115.125,07 (€ 115.569,64 -/- € 444,57 ) heeft verdiend met de verkoop van de videopacks.‬
Voorts is berekend dat de veroordeelde in die periode € 1.071,45 aan kosten heeft gemaakt ten behoeve van zijn websites. [9] Het bedrag van € 1.071,45 zal op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering worden gebracht.
Met betrekking tot de door de verdediging aangevoerde kostenpost voor het registreren van de domeinnaam met voorkeurskarakters is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat die kosten door de veroordeelde zijn gemaakt.
Uit de berekening tot zover blijkt dat de verkoop van de videopacks de veroordeelde
€ 115.125,07 -/- € 1.071,45 = € 114.053,62 heeft opgebracht.
Wederrechtelijk verkregen voordeel?
Vast staat dat de veroordeelde het bedrag van € 114.053,62 heeft verdiend met de verkoop van videopacks via zijn websites. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of en in hoeverre deze verdiensten kunnen worden toegeschreven aan de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld, te weten de opruiing, de verspreiding van kinderporno en dierenporno en opzetheling.
Voor de beoordeling geldt als uitgangspunt het volgende (zie ECLI:NL:HR:2004:AR3721): gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel moet worden aangenomen dat bij de bepaling van het voordeel moet worden uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. In de wetsgeschiedenis – aangehaald in dit arrest van de Hoge Raad – is het aldus omschreven: “Uit de ratio van de oplegging van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel valt af te leiden wat voor ontneming in aanmerking komt. Genoemde maatregel strekt ertoe te bereiken dat de veroordeelde in de vermogenspositie wordt gebracht die zou hebben bestaan indien hij niet onrechtmatig had gehandeld”.
Het wederechtelijk verkregen voordeel is in het rapport berekend vanaf 20 november 2013. Uit het dossier blijkt dat op dat moment de packs 1 t/m 6 werden aangeboden.
De veroordeelde is in eerste instantie gestart met de verkoop van twee videopacks (pack 1 en 2), gevuld met video’s die hij van de website rarescandals heeft gehaald. Dat waren er volgens de veroordeelde ongeveer 600. Daarna heeft hij video’s ontvangen als gevolg van de opruiing via zijn eigen websites, waarvan hij – uiteindelijk – nieuwe videopacks (pack 3 t/m 9) heeft kunnen aanbieden op zijn websites. Uit het strafdossier blijkt dat in het tweede videopack (dus gevuld met materiaal van rarescandals) twee kinderpornografische video’s zaten. Voor het overige blijkt niet welke beelden in de eerste twee packs zaten. Het is dan ook niet duidelijk of de veroordeelde deze van rarescandals afkomstige beelden als gevolg van enig strafbaar feit heeft verkregen.
De vraag is of dit zou moeten leiden tot vermindering van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend.
Het businessmodel van Darkscandals hield namelijk in dat klanten tegen betaling toegang kregen tot
allepacks in één keer; het betrof een totaalpakket. In de hele periode waarover het wederrechtelijk voordeel is berekend, verkocht de veroordeelde dit totaalpakket. De veroordeelde heeft daarmee het hierboven berekende voordeel verkregen door het aanbieden van een totaalpakket dat bestond uit beelden die door opruiing zijn verkregen en waar ook kinder-, dierenporno en (overig) geheeld materiaal in is aangetroffen. Dat zich in dit pakket – mogelijk – ook materiaal bevond dat niet als strafbaar moet worden gekwalificeerd, doet daar niet aan af. De rechtbank is van oordeel dat de volledige opbrengst van Darkscandals als wederrechtelijk verkregen moet worden gekwalificeerd.
4.4.
Toerekening van het voordeel aan de veroordeelde
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient de veroordeelde te worden ontnomen.
Gezien het voorgaande, bedraagt het totale geschatte
wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 114.053,62

5..Vaststelling van de betalingsverplichting

5.1.
Inleiding
Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken.
5.2.
Redelijke termijn
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578, r.o. 3.12.2) is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 23 juni 2020. Op die datum heeft de officier van justitie ter zitting haar voornemen om een ontnemingsvordering aanhangig te zullen maken kenbaar gemaakt. De redelijke termijn bedraagt in dit geval zestien maanden, nu de verdachte in voorlopige hechtenis verkeert. Ofschoon vonnis wordt gewezen na deze termijn van zestien maanden is de rechtbank van oordeel dat van een overschrijding geen sprake is vanwege de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden.
Na de aanhouding van de verdachte op 9 maart 2020 zijn er steeds nieuwe verdenkingen tegen de verdachte gerezen, waardoor het onderzoek langer duurde. De verdachte heeft bovendien geweigerd om wachtwoorden van zijn gegevensdragers prijs te geven waardoor ook het technisch onderzoek langer heeft geduurd dan normaal. De nieuwe onderzoeksbevindingen waren voor de verdediging aanleiding om onderzoekswensen in te dienen, waaronder het horen van één van de slachtoffers bij de rechter-commissaris. Ook dat zorgde voor vertraging. Voorts heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen of, als hij wel een verklaring aflegde, geweigerd antwoord te geven op verdiepende vragen. Dat is zijn goed recht, maar dit zijn omstandigheden waarmee rekening gehouden behoort te worden bij de beantwoording van de vraag of de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat van een overschrijding van die termijn geen sprake is.
5.3.
Draagkrachtverweer
De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde naar verwachting gedurende een lange periode geen draagkracht zal hebben omdat aan hem in de hoofdzaak bij een bewezenverklaring wellicht een langdurige gevangenisstraf en een maatregel zullen worden opgelegd. Het zal dan ook nog heel lang duren alvorens de veroordeelde in staat is om inkomen te verwerven. Om die reden is verzocht om geen lijfsdwang op te leggen aan de veroordeelde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
5.3.1.
Beoordeling
Uitgangspunt is dat de draagkracht aan de orde wordt gesteld in de executiefase. In deze fase van de procedure heeft een draagkrachtverweer in beginsel alleen kans van slagen indien duidelijk is dat de veroordeelde nu geen draagkracht heeft en in de toekomst ook niet zal krijgen.
Deze uitzondering doet zich niet voor. Naar het oordeel van de rechtbank is het prematuur om te stellen dat de veroordeelde naar redelijke verwachting ook in de toekomst geen draagkracht zal hebben. Dat aan de veroordeelde een langdurige gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging worden opgelegd doet daaraan, mede gelet op zijn leeftijd, niet af. Het gevoerde verweer kan daarom niet slagen.
5.4.
Conclusie
Het bovenstaande brengt met zich dat de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen om een bedrag van € 114.053,62 aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

6..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat, vast op
€ 114.053,62(zegge:
honderdveertienduizend drieënvijftig euro en
tweeënzestig cent);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 114.053,62(zegge:
honderdveertienduizend drieënvijftig euro en tweeënzestig cent);
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van
Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1.080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van politie, ontnemingsdossier D01, pagina’s 4-16
2.Ontnemingsdossier D01, pagina 8
3.Ontnemingsdossier D01, VERH-3, pagina 41
4.Ontnemingsdossier D01, pagina 9
5.Ontnemingsdossier D01, pagina 8
6.Ontnemingsdossier D01, pagina 43
7.Ontnemingsdossier D01, pagina 9
8.Ontnemingsdossier D01, AMB-55, pagina 166
9.Ontnemingsdossier D01, pagina 15