ECLI:NL:RBROT:2022:4203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
9428294 / CV EXPL 21-29544
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van notariskosten als executiekosten na veroordeling in verstek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die handelt onder de naam [handelsnaam], en gedaagde, die zonder gemachtigde verscheen. Eiseres vorderde dat de notariskosten, die zij had gemaakt in het kader van de executie van een eerder verstekvonnis, als executiekosten zouden worden aangemerkt en dat gedaagde deze kosten zou moeten betalen. De procedure begon met een dagvaarding op 31 augustus 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 februari 2022, waarbij gedaagde niet verscheen. Eiseres had eerder een verstekvonnis verkregen waarin gedaagde was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.982,45, maar gedaagde had hieraan geen gehoor gegeven.

Eiseres had notariskosten gemaakt ter voorbereiding van de executie van de woning van gedaagde, die op 30 juni 2021 geveild zou worden. Gedaagde betwistte de hoogte van de notariskosten en stelde dat deze niet als executiekosten konden worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat de notariskosten noodzakelijk waren voor de uitvoering van het verstekvonnis en dat deze derhalve als executiekosten moesten worden aangemerkt. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van € 6.735,39 aan notariskosten, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.136,71 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9428294 / CV EXPL 21-29544
datum uitspraak: 20 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
wonende in [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor Van Beest, Knol & Vermeulen te Delft,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 augustus 2021, met bijlagen 1 tot en met 9;
  • het antwoord;
  • het tussenvonnis van 22 november 2021,waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 2 februari 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met [eiseres] en haar gemachtigde besproken. [gedaagde] is, hoewel hij daartoe op juiste wijze was opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is [eiseres] in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte nader, met stukken, te onderbouwen. Vervolgens heeft [eiseres] op de rolzitting van 23 maart 2022 een akte nadere uitlating en vermindering van eis, met bijlagen 10 tot en met 12, ingediend.
1.4.
[gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om op de akte van [eiseres] te reageren, maar [gedaagde] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2..De feiten

2.1.
Bij op 3 september 2020 onder zaaknummer 8706334 \ CV EXPL 20-28522 gewezen verstekvonnis van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: het verstekvonnis) is [gedaagde] (hoofdelijk) veroordeeld om aan [eiseres] een bedrag van € 1.982,45 te betalen, vermeerderd met rente en proceskosten.
2.2.
Bij exploot van 7 september 2020 is aan [gedaagde] bevel gedaan om aan de in het verstekvonnis uitgesproken veroordeling te voldoen. [gedaagde] heeft hier geen gehoor aan gegeven.
2.3.
Op 16 september 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres] , in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, executoriaal beslag gelegd op het volledig in eigendom van [gedaagde] zijnde appartementsrecht aan het adres [adres] , kadastraal bekend gemeente Kralingen, sectie [sectie] , nummer [nummer 1] , Appartementsindex [nummer 2] (hierna: de woning).
2.4.
De executie van de woning is vervolgens door [eiseres] in gang gezet. Hiertoe heeft [eiseres] De Randamie & Verstoep notarissen (hierna: de notaris) in de arm genomen.
2.5.
De notaris heeft in zijn kostenoverzicht, opgemaakt per 29 juni 2021, een totaal door [eiseres] aan hem te betalen bedrag van € 7.289,85 vermeld. Naar deze kosten wordt in het vervolg van dit vonnis (ook) verwezen als ‘de notariskosten’.
2.6.
Bij e-mail van 29 juni 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] - voor zover van belang - het volgende aan de notaris bericht:

(…) De heer [gedaagde] heeft rechtstreeks aan mij de hoofdsom en de executiekosten (gemaakt door de gerechtsdeurwaarde) overgemaakt. Hij weigert echter uw notariskosten te voldoen, omdat hij deze kosten niet aanmerkt als executiekosten. (…) Ik zal de zaak voorleggen aan de rechter. De verkoop van het appartementsrecht dient gedurende de procedure te worden opgeschort tot een uitspraak van de rechter zal zijn verkregen. (…)”.
2.7.
In reactie hierop heeft de notaris bij e-mail van 29 juni 2021 - voor zover van belang - het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] bericht:

(…) Ik ontving uw e-mail in goede orde en zal conform uw verzoek de veiling opschorten. (…)”.
2.8.
Bij e-mail van 2 juli 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] - voor zover van belang - het volgende aan de notaris bericht:

(…) Uw nota zal in kort geding worden overgelegd. Kunt u mij een nadere specificatie geven van uw kosten en voor zover mogelijk aangeven dat deze kosten als redelijk zijn aan te merken, zodat de rechter naar alle waarschijnlijkheid uw kosten zal toewijzen. (…)”.
2.9.
In reactie hierop heeft de notaris bij e-mail van 2 juli 2021 - voor zover van belang - het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] bericht:

(…) Onderstaande e-mail ontving ik in goede orde. In antwoord daarop kan ik u berichten dat de in rekening gebrachte honorarium bij veilingen gebruikelijk is in de veilingpraktijk. Dit honorarium is een product van het overleg van de diverse banken met de diverse notarissen. (…)”.
2.10.
Bij op 30 juli 2021 onder zaaknummer 9324245 VV EXPL 21-301 gewezen vonnis in kort geding van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam heeft de kantonrechter de vordering van [eiseres] in kort geding, om [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] de notariskosten ten bedrage van € 7.289,85 te betalen geweigerd, omdat - samengevat - het belang van [eiseres] niet zodanig is dat zij een bodemprocedure niet kan afwachten. Daarbij is meegewogen het ontbreken van een onderbouwing van de vordering, de betwisting van die vordering door [gedaagde] en het feit dat een kort geding-procedure zich niet leent voor verdere bewijslevering.
2.11.
Bij e-mail van 21 maart 2022 heeft de notaris de gemachtigde van [eiseres] een op 8 juli 2021 gedateerde nota van afrekening ten bedrage van € 6.735,39 gestuurd, die per abuis aan [gedaagde] was verzonden. De nota van afrekening vermeldt - voor zover van belang - het volgende:
[afbeelding nota]

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist, na vermindering van eis:
  • primairvoor recht te verklaren dat de notariskosten zijn aan te merken als executiekosten voor een bedrag van € 6.735,39 en [gedaagde] te veroordelen om dit bedrag aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
  • subsidiair[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen € 6.735,39 aan notariskosten, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
  • het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
  • kosten rechtens.
3.2.
[eiseres] baseert de verminderde eis op het volgende.
3.2.1.
Doordat [gedaagde] niet vrijwillig aan het verstekvonnis voldeed, was het noodzakelijk om de notariskosten te maken om tot uitwinning van de vordering van [eiseres] op [gedaagde] te geraken. De notariskosten zijn aan te merken als executiekosten. In de eerste plaats volgt uit het systeem van de wet dat de partij die niet aan een veroordeling voldoet de kosten van de tenuitvoerlegging van die veroordeling moet betalen. Daarnaast blijkt ook uit het arrest van de Hoge Raad van 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116 dat [gedaagde] notariskosten moet voldoen. In dat arrest is namelijk bepaald dat de kostenveroordeling als bedoeld in artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een executoriale titel oplevert voor zowel alle voor als na de uitspraak gemaakte kosten. Die zijn niet uitsluitend beperkt tot de kosten zoals vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. De wetgever heeft de notaris op grond van artikel 514 Rv aangewezen als de openbaar ambtenaar die exclusief belast is met de openbare verkoop van een woning, zodat ook op grond hiervan de notariskosten als executiekosten moeten worden aangemerkt.
3.2.2.
De notariskosten zijn berekend conform het gebruikelijke honorarium in de veilingpraktijk. In dit verband verwijst [eiseres] naar de e-mail van de notaris van 2 juli 2021 (zie 2.9.) en de als productie 5B bij de dagvaarding overgelegde kostenoverzichten van diverse notarissen inzake veilingen. [gedaagde] heeft pas op 29 juni 2021 laat in de namiddag de vordering van [eiseres] met executiekosten van de gerechtsdeurwaarder voldaan, terwijl de openbare verkoop van de woning door de notaris was vastgesteld op 30 juni 2021. De notariskosten waren op dat moment al gemaakt; het verkooptraject bij de notaris duurt namelijk maanden.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de verminderde eis en voert het volgende aan.
3.3.1.
[gedaagde] heeft de in het verstekvonnis toegewezen bedragen aan [eiseres] betaald. De notariskosten zijn exorbitant hoog en nooit gespecificeerd. Dit geldt te meer nu het kosten betreffen voor een internetveiling die geen doorgang heeft gevonden.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres] , op grond van de aanvankelijke weigering van [gedaagde] om de in het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling te voldoen, gerechtigd was om beslag te leggen op de woning en vervolgens over te gaan tot executoriale verkoop (veiling) van de woning. Tussen partijen is in geschil of de notariskosten al dan niet als executiekosten zijn aan te merken en of [gedaagde] de notariskosten al dan niet aan [eiseres] moet betalen.
Zijn de notariskosten aan te merken als executiekosten?
4.2.
De na een uitspraak door de executant eventueel te maken kosten zijn onder te verdelen in twee categorieën: nakosten en executiekosten. Nakosten ex artikel 237 lid 4 Rv hebben - onder meer - betrekking op het aanhoren van de uitspraak, het bestuderen van de uitspraak, het informeren van en overleggen met de cliënt, het toezien op de betekening van de uitspraak en het overleggen omtrent de incasso van de vordering en de proceskostenveroordeling. Executiekosten betreffen kosten die de executant maakt bij het ten uitvoer leggen van de uitspraak.
4.3.
[eiseres] heeft onweersproken gesteld dat de notariskosten (noodzakelijkerwijs) zijn gemaakt om tot uitwinning van het verstekvonnis te geraken. In dit verband heeft [eiseres] er - onder meer - op gewezen dat de executoriale verkoop van een onroerende zaak, zoals de veiling van de woning, op grond van artikel 514 Rv ten overstaan van een notaris moet geschieden. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de notariskosten gelet hierop aan te merken als executiekosten.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de primair gevorderde verklaring voor recht dat de notariskosten zijn aan te merken als executiekosten toewijsbaar is.
Moet [gedaagde] de notariskosten aan [eiseres] betalen?
4.5.
Bij akte nadere uitlating en vermindering van eis heeft [eiseres] een aantal stukken overgelegd om de hoogte van de notariskosten nader te onderbouwen.
4.5.1.
In de eerste plaats heeft [eiseres] een procedurelijst veilingen overgelegd (bijlage 10). Ter toelichting hierop heeft [eiseres] gesteld dat de kosten inzake notarieel honorarium (de kantonrechter begrijpt: “Honorarium niet doorgegane veiling”) het gevolg zijn van de werkzaamheden van de notaris die op die procedurelijst staan en dat die werkzaamheden - nu de veiling de avond voor de feitelijke veilingdag is opgeschort - al door de notaris waren verricht.
4.5.2.
Verder heeft [eiseres] een e-mail van 21 maart 2022 van de notaris aan haar gemachtigde overgelegd (bijlage 12), die - voor zover van belang - het volgende inhoudt:

(…) Uw email ontving ik en bericht u dat - zoals het stappenplan - blijkt, sprake is van prijsafspraken o.b.v. ervaringsregels ter zake veilingen. Er is bij veilingen geen sprake van een urenregistratie omdat bij veilingen - zoals de onderhavige - die veel ter hand moeten worden genomen, de kosten de pan uit zouden reizen. (…)”.
4.5.3.
[eiseres] heeft ook een op 30 juni 2021 gedateerde factuur van Veilingnotaris.nl overgelegd (ook bijlage 12), die - voor zover van belang - het volgende vermeldt:
[afbeelding factuur]
4.5.4.
Tot slot heeft [eiseres] een bankafschrift overgelegd (bijlage 11), waaruit blijkt dat haar gemachtigde op 8 juli 2021 een bedrag van € 6.090,41 aan de notaris heeft betaald. Ter toelichting hierop heeft [eiseres] gesteld dat deze betaling feitelijk betrekking heeft op het aanvankelijk van [gedaagde] gevorderde bedrag van € 7.289,85 aan notariskosten, maar dat haar gemachtigde de door hem ten behoeve van de notaris gemaakte kosten met dat bedrag heeft verrekend, waardoor een te betalen bedrag van € 6.090,41 resteerde.
4.6.
[gedaagde] heeft de juistheid van de door [eiseres] nader overgelegde stukken en de daar door [eiseres] op gegeven toelichting niet weersproken, zodat in de onderhavige procedure van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Het verweer van [gedaagde] tegen de hoogte van de notariskosten wordt derhalve, als onvoldoende gemotiveerd betwist, verworpen.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 6.735,39 aan notariskosten aan [eiseres] te betalen.
De wettelijke rente
4.8.
De gevorderde wettelijke rente, waartegen door [gedaagde] geen afzonderlijk verweer is gevoerd, wordt als overigens op de wet gegrond, toegewezen.
De proceskosten
4.9.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 119,21 aan dagvaardings-kosten, € 240,00 aan griffierecht en € 777,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punt x € 311,00 tarief). Dit is totaal € 1.136,71.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de notariskosten zijn aan te merken als executiekosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 6.735,39 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 31 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 1.136,71;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
38671