ECLI:NL:RBROT:2022:4154

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/10/605404 / HA ZA 20-961
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van een curatorvordering

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een faillissementskwestie waarbij de curator, MVM Schiedam B.V., vorderingen heeft ingesteld tegen de bestuurders van de failliete vennootschap en enkele groepsvennootschappen. De curator stelde dat de bestuurders, Minerva Holding & Investments B.V. en [persoon A], onrechtmatig hebben gehandeld door de onderneming van MVM voort te zetten terwijl zij wisten dat een faillissement onafwendbaar was. De curator vorderde onder andere betaling van schadevergoeding en vernietiging van bepaalde rechtshandelingen, waaronder leveringen en verpandingen, die als paulianeus werden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de vorderingen van de curator afgewezen, o.a. omdat niet was aangetoond dat de bestuurders onrechtmatig hadden gehandeld of dat de rechtshandelingen benadelend waren voor de boedel. De rechtbank oordeelde dat de gebruikelijke werkwijze tussen MVM en MV Nederland niet onverplicht was en dat de verpanding en kwijtscheldingsovereenkomsten niet als paulianeus konden worden gekwalificeerd. De curator werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/605404 / HA ZA 20-961
Vonnis van 13 april 2022
in de zaak van
[naam curator]in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
MVM SCHIEDAM B.V.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.G.M. Roijers te Rotterdam,
tegen

1..MINERVA HOLDING & INVESTMENTS B.V. ,

gevestigd te Rotterdam ,
2.[persoon A],
wonende te [woonplaats A]
3.
MV NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Schiedam ,
4.
HYPERION CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Rotterdam ,
gedaagden in conventie,
eisers in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.P. Macro te Amsterdam.
Eiser in conventie tevens verweerder in voorwaardelijke reconventie wordt hierna de curator genoemd. Gedaagden in conventie en eisers in voorwaardelijke reconventie worden hierna afzonderlijk Minerva , [persoon A] , MV Nederland en Hyperion en gezamenlijk Minerva c.s. genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 17 februari 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1 tot en met 8;
  • de akte overlegging producties tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties 93 tot en met 98;
  • de notitie van de curator;
  • de mondelinge behandeling op 23 november 2021, waarbij mr. R. Wijn (namens de curator) en mr. Macro spreekaantekeningen hebben overgelegd. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
MVM Schiedam B.V., voorheen genaamd Maverick Valves Manufacturing B.V. (hierna: MVM), is opgericht op 9 oktober 2012. Zij hield zich bezig met het ontwikkelen, testen en fabriceren van afsluiters en andere zaken ten behoeve van raffinaderijen, rederijen en tussenhandelaren.
2.2.
Enig aandeelhouder en bestuurder van MVM is Minerva . Minerva is tevens enig bestuurder van MV Nederland , voorheen genaamd Maverick Valves B.V .
2.3.
Enig aandeelhouder van Minerva is de Stichting Administratiekantoor Minerva Holding & Investments (hierna: STAK Minerva ). [persoon A] is enig bestuurder van zowel Minerva als STAK Minerva .
2.4.
[persoon A] is tevens enig bestuurder van Hyperion en van de Stichting Administratiekantoor Hyperion , die op haar beurt enig aandeelhouder is van Hyperion .
2.5.
De uiteindelijke zeggenschap in alle voornoemde rechtspersonen berust bij [persoon A] .
2.6.
Op 3 oktober 2016 is Maverick Valves Manufacturing HQ B.V. (hierna: HQ) opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van HQ is Centenario Holding & Investment B.V. (hierna: Centenario). Enig aandeelhouder van Centenario is [persoon A] . [persoon A] en zijn echtgenote zijn de bestuurders van Centenario.
2.7.
Alle producten die MVM fabriceerde, werden verkocht en geleverd aan MV Nederland .
2.8.
MVM heeft rekening-courantovereenkomsten gesloten met acht groepsvennootschappen, waaronder Minerva , MV Nederland en Hyperion . Deze overeenkomsten zijn namens zowel MVM als Minerva , MV Nederland en Hyperion ondertekend door [persoon A] . In die rekening-courantovereenkomsten, die alle als datum van ondertekening 9 oktober 2012 dragen, is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
In aanmerking nemende dat:
• tussen de partijen formeel sedert de samenwerking, zijnde vanaf 9 oktober 2012, over en weer regelmatig schulden en vorderingen ontstaan;
• partijen de bedoeling hebben dat genoemde schulden en vorderingen niet afzonderlijk zullen worden voldaan, maar met elkaar verrekend worden door middel van boeking in rekening-courant, zonder dat terzake een verrekeningsverklaring is vereist;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
Partijen komen overeen dat tussen hen een rekening-courant verhouding zal bestaan die beheerst wordt door de bepalingen van de onderhavige overeenkomst. De wederzijdse opeisbare geldvorderingen en geldschulden zullen worden opgenomen in één rekening-courant rekening. Hierdoor worden de geldvorderingen en de geldschulden van rechtswege verrekend in de volgorde waarin zij daarvoor vatbaar zijn geworden, en is op ieder tijdstip alleen het saldo verschuldigd.
Artikel 2
Deze rekening-courant overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd. Partijen kunnen de overeenkomst na 30 jaar beëindigen met inachtneming van een redelijke opzegtermijn. De genoemde boekingen in rekening-courant zullen een bedrag van € 10.000.000,= (…) niet te boven gaan. Er bestaat geen verplichting tot aflossing.”
2.9.
Uitsluitend in de rekening-courantovereenkomst tussen MVM en Hyperion is in artikel 7 het volgende opgenomen:

Artikel 7
De ondergetekende sub 2 [MVM; opmerking rechtbank] zal op eerste verzoek tot zekerheid voor de voldoening van al haar verplichtingen onder deze rekening-courant verhouding jegens de ondergetekende sub 1 [ Hyperion ; opmerking rechtbank] haar bedrijfsinventaris als zekerheid overdragen middels het vestigen van een pandrecht.”
2.10.
Op 31 december 2013 had MVM een rekening-courantschuld aan de groepsvennootschappen van in totaal ruim € 1,1 miljoen. Op 31 december 2014 was deze schuld € 2.790.780,00, op 31 december 2015 € 5.663.324,00 en op 31 december 2016 € 10.647.237,00.
2.11.
In de jaarrekening 2015 van MVM is een verlies genoteerd van € 3.065.452,00.
2.12.
In de voorlopige jaarrekening 2016 van MVM is een verlies genoteerd van € 3.806.728,00. Volgens deze jaarrekening had MVM op 31 december 2016 een negatief eigen vermogen van € 9.074.284,00. De waarde van de activa van MVM bedroeg op dat moment € 3.238.291,00 en haar schuld aan anderen dan de groepsvennootschappen was toen € 1.372.555,00.
2.13.
De rekening-courantschuld van MVM aan MV Nederland bedroeg op 21 mei 2017 € 3.724.902,00.
2.14.
Op 22 mei 2017 heeft MVM diverse facturen voor leveringen aan MV Nederland van in totaal € 2.202.208,00 geboekt in rekening-courant. Deze facturen zijn verrekend met de schuld van MVM aan MV Nederland .
2.15.
Op 29 mei 2017 hebben MVM en Hyperion een akte van verpanding (hierna: de pandakte) ondertekend en laten registreren bij de Belastingdienst. In de pandakte is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 1
Pandgever [MVM; opmerking rechtbank] verbindt zich jegens pandnemer [ Hyperion ; opmerking rechtbank] tot het verpanden van de navolgende zekerheden aan de pandnemer, welke zekerheden pandnemer van pandgever bedingt;
de bedrijfsinventaris zoals omschreven in bijlage I en gehecht aan deze akte en de voorraad van de onderneming.
Artikel 2
Pandgever verpandt deze zekerheden bij deze aan pandnemer, gelijk pandnemer bij deze als pand aanvaardt:
de gehele bedrijfsinventaris behorende tot de onderneming, zoals deze thans aanwezig is in de tot de onderneming te rekenen bedrijfsgebouwen en bedrijfsterreinen, partijen genoegzaam bekend, omschreven in bijlage I;
alle sub 1 bedoelde zaken, welke in de toekomst tot de bedrijfsinventaris van de
onderneming zullen gaan behoren;
3. de gehele voorraad behorende tot de onderneming, zoals deze thans aanwezig is in of op de tot de onderneming te rekenen bedrijfsgebouwen en bedrijfsterreinen of elders, partijen genoegzaam bekend, zodat geen nadere specificatie vereist is;
4. alle sub 3 bedoelde zaken, welke in de toekomst tot de voorraad van de onderneming zullen behoren;
5. de gehele machinerieën behorende tot de onderneming, zoals deze thans aanwezig is in of op de tot de onderneming te rekenen bedrijfsgebouwen en bedrijfsterreinen of elders en die niet geleased zijn, partijen genoegzaam bekend, omschreven in bijlage I;
6. alle sub 5 bedoelde zaken, welke in de toekomst tot de machinerieën van de onderneming zullen behoren zover deze niet geleased zijn;
7. alle zaken, welke in de toekomst tot de onderneming zullen gaan behoren;
(…)”
2.16.
Op 2 juni 2017 zijn MVM en Hyperion een addendum behorende bij de rekening-courantovereenkomst overeengekomen. Het addendum is namens beide partijen ondertekend door [persoon A] . In het addendum is het volgende vermeld:
“(…) Ten aanzien van artikel 7 verklaren beide partijen, dat onder bedrijfsinventaris wordt verstaan alle roerende zaken inclusief voorraden. (…)”
2.17.
MVM heeft in juni 2017 zaken aan MV Nederland geleverd voor een totaalbedrag van € 573.236,00. MV Nederland heeft aan MVM in juni 2017 in totaal € 251.028,00 betaald. Het restantbedrag is in rekening-courant verrekend.
2.18.
Quality Tools Holland B.V. (hierna: Quality Tools), een schuldeiser van MVM, heeft op 12 juni 2017 het faillissement van MVM aangevraagd. De faillissementszitting stond gepland op 18 juli 2017.
2.19.
Op 6 juli 2017 heeft de advocaat van MVM aan de advocaat van Quality Tools onder meer het volgende geschreven:
“In navolging op ons gesprek van zojuist bevestig ik nog even de door ons gemaakte afspraken inzake het door Quality Tools Holland B.V. aangevraagde faillissement waarvan de behandeling zal plaatsvinden op 18 juli 2017.
Ik liet u weten dat ik betrokken ben bij het aantrekken van een externe financier en in afwachting ben van enkele terugkoppelingen die ik binnen nu en vier, maximaal vijf weken verwacht te ontvangen.
Mijn cliënte is bereid om met ingang van komende week, wekelijks een bedrag van 5.000,- in te lossen op het openstaande bedrag indien de zitting aangehouden wordt door uw cliënte. De zitting zal aangehouden worden voor een termijn van twee weken dus tot 1 augustus. Indien mijn cliënte de wekelijkse termijn van 5.000,- zal blijven voldoen zult u vervolgens de zitting steeds aanhouden totdat het bedrag is ingelost. U liet mij weten dat dit in principe akkoord is en ik zie uw bevestiging en uw derdenrekeningnummer graag tegemoet.
(…)”
2.20.
Op 11 juli 2017 heeft MVM aan Quality Tools een bedrag van € 5.000,00 betaald.
2.21.
Op 11 juli 2017 heeft MVM betalingsonmacht gemeld bij de Belastingdienst.
2.22.
MVM heeft in juli 2017 aan MV Nederland diverse facturen gestuurd voor geleverde zaken met een totaalbedrag van € 841.296,00. MV Nederland heeft aan MVM in juli 2017 in totaal € 190.343,00 betaald door overschrijving. Het restant is in rekening-courant verrekend.
2.23.
Op 21 juli 2017 heeft de advocaat van MVM aan de advocaat van Quality Tools het volgende bericht:
“Tot mijn spijt heeft de beoogde investeerder laten weten de gesprekken niet te zullen voortzetten waarmee cliënte aan het einde van een pijnlijke en ook voor haar, althans haar investeerders, erg kostbare rit is gekomen.
Ik heb cliënte zojuist gevraagd of zij instaat is de betalingsregeling verder na te komen maar dat is blijkbaar geen optie.
Ik heb daarbij duidelijk gemaakt dat u cliënte dan opnieuw zult oproepen en dat op dinsdag 1 augustus 2017 uw faillissementsrequest behandeld zal worden en dat begrijpt zij. (…)”
2.24.
Op 21 juli 2017 hebben MVM en Hyperion een zogenoemde kwijtscheldingsovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Schuldeiser [ Hyperion ; opmerking rechtbank] heeft een vordering uit hoofde van een rekening-courantovereenkomst d.d. 9 oktober 2012, hierna te noemen 'Vordering' op Schuldenaar [MVM; opmerking rechtbank] ten bedrage van € 4.364.245,12 per 21 juli 2017 (…)
De Vordering van Schuldeiser op Schuldenaar is niet voor verwezenlijking vatbaar en Schuldenaar heeft aangegeven de professionele relatie met Schuldenaar zo spoedig mogelijk te beëindigen.
Schuldeiser heeft een pandrecht op de voorraden en materi[ë]le vaste activa van Schuldenaar. Schuldeiser verklaart hierbij jegens Schuldenaar de Vordering kwijt te schelden, met dien verstande dat Schuldeiser eerst haar pandrecht zal uitoefenen. De vordering van Schuldeiser op Schuldenaar die resteert na uitoefening van het pandrecht wordt door Schuldeiser kwijtgescholden.
Schuldeiser doet afstand van haar vorderingsrecht om niet en Schuldenaar aanvaardt deze afstand van het vorderingsrecht om niet door de Schuldeiser. De bovengenoemde rekening-courantovereenkomst wordt hiermee met wederzijdse instemming beëindigd, zodat Partijen te dier zake niets meer van elkaar te vorderen hebben en afstand doen van alle eventuele aanspraken welke direct of indirect uit deze rekening-courantovereenkomst, de beëindiging daarvan of anderszins te dezer zaken zouden kunnen voortvloeien.
(…)”
2.25.
Eveneens op 21 juli 2017 hebben MVM en Hyperion een vuistpandovereenkomst ondertekend. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Pandgever in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de pand tot waarborg strekt;
Conform artikel 10 van de akte van verpanding de verpande zaken in de macht van pandhouder zijn gebracht waarmee er sprake is een gevestigde vuistpand;
Pandhouder bevoegd is tot verkoop van de verpande zaken over te gaan;
(…)
Artikel 1
Pandgever geeft pandhouder hierbij expliciet toestemming voor onderhandse verkoop van de verpande zaken.
(…)”
2.26.
Hyperion heeft diverse zaken van MVM in vuistpand genomen en (later) onderhands verkocht.
2.27.
Op 25 juli 2017 heeft de advocaat van MVM aan de advocaat van Quality Tools het volgende meegedeeld:
“Nu ook het loon van deze maand niet voldaan zal kunnen worden naar ik begreep is het voor de werknemers belangrijk geworden dat zij zich zo snel mogelijk tot het UWV kunnen wenden voor hun loonbetalingen. Hoewel ik niet optreed namens de werknemers zou het vanzelfsprekend buitengewoon vervelend zijn wanneer de werknemers onnodig in nog grotere problemen zouden geraken door onnodige vertragingen. Ik 'hoop' en ga er vanuit dat de behandeling volgende week zal plaatsvinden zoals eerder door u aangeko[n]digd. Ik zou het erg waarderen wanneer u mij ook even kort kunt bevestigen dat de zitting de komende week doorgaat nu ik daar zelf geen melding van krijg en ik tot aanstaande zondag in het buitenland verblijf.”
2.28.
Per e-mail van 26 juli 2017 heeft de advocaat van Quality Tools aan de advocaat van MVM het volgende bericht:
“Die kosten ga ik voor cliënte wellicht niet meer maken. Ik heb nog geen overleg kunnen hebben in verband met vakantie.
Ik raad u dus aan een eigen aangifte voor te bereiden.”
2.29.
Als reactie hierop heeft de advocaat van MVM op dezelfde datum aan de advocaat van Quality Tools geschreven:
“Dan zal de behandeling nooit komende week plaats kunnen vinden waardoor de werknemers onnodig in nog grotere problemen zullen geraken. Ik denk dat ik cliënte wel kan bewegen uw extra kosten te dragen. Is dat een optie voor u? Zo ja, dan ontvang ik graag een opgave van de kosten om voor een nieuwe oproep zorg te dragen. Ik ben zelf op het ogenblik nog op vakantie waardoor een eigen aangifte ook erg lastig te verwezenlijken zal zijn. Ik verneem graag uw reactie omdat ik anders wellicht een andere advocaat zou moeten benaderen.”
2.30.
Quality Tools heeft op 26 juli 2017 haar verzoek tot faillietverklaring van MVM ingetrokken. Op 28 juli 2017 heeft MVM haar eigen faillissement aangevraagd.
2.31.
MVM is op 1 augustus 2017 in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator als zodanig.
2.32.
Bij afzonderlijke brieven van 18 maart 2020 heeft de curator Minerva c.s. aansprakelijk gesteld voor de in elk van die brieven nader omschreven schade en verzocht deze uiterlijk op 15 april 2020 aan de curator te vergoeden.
2.33.
Naar aanleiding van voornoemde brieven heeft geen betaling aan de curator plaatsgevonden.
2.34.
De curator heeft op 30 september 2020, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, ten laste van [persoon A] conservatoir beslag gelegd op de (onverdeelde helft van de) onroerende zaak aan de [adres] te Oisterwijk.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
De curator vordert na eiswijziging (waarbij vordering VIII is toegevoegd) om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
I. Minerva en [persoon A] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 4.692.385,00, althans € 2.287.138,00, althans € 1.550.161,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017, althans vanaf de datum van dagvaarding;
II. de leveringen van producten door MVM aan MV Nederland in juni en juli 2017 en de verrekening van de koopprijzen door MV Nederland met haar vorderingen op MVM als paulianeus en onrechtmatig te kwalificeren en te vernietigen;
III. MV Nederland te veroordelen tot betaling van € 973.161,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017, althans vanaf de datum van dagvaarding;
IV. de verpanding op 29 mei 2017 van de voorraad en inventariszaken van MVM aan Hyperion als paulianeus te kwalificeren en deze verpanding te vernietigen;
V. de kwijtscheldingsovereenkomst van 21 juli 2017 en de vuistpandovereenkomst van 21 juli 2017 als paulianeus te kwalificeren en deze overeenkomsten te vernietigen;
VI. Hyperion te veroordelen tot betaling van € 577.625,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017, althans vanaf de datum van dagvaarding;
VII. Minerva c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
VIII. [persoon A] te veroordelen in de kosten van de beslaglegging.
3.2.
De curator heeft aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag gelegd.
3.3.
Gelet op de financiële situatie van MVM op 31 december 2016 moet het voor Minerva en [persoon A] als (middellijk) bestuurders van MVM toen duidelijk zijn geweest dat MVM niet meer aan een faillissement kon ontkomen. Desondanks hebben zij MVM nog een aantal maanden laten voortbestaan en MVM diverse paulianeuze handelingen laten verrichten, waardoor de boedel is benadeeld.
3.4.
In juni en juli 2017 heeft MVM voor € 1.414.532,00 aan producten geleverd en gefactureerd aan MV Nederland , maar zij heeft daarvan ondanks haar zeer slechte financiële situatie slechts € 441.371,00 door overschrijving betaald gekregen. Het restant van € 973.161,00 is verrekend in rekening-courant. De leveringen van MVM aan MV Nederland in juni en juli 2017 en de daarop volgende verrekening door MV Nederland zijn paulianeus op grond van artikel 42 althans artikel 47 Fw en dus vernietigbaar. MV Nederland is aansprakelijk voor de schade die de boedel lijdt doordat de aan MV Nederland geleverde zaken niet meer in het bezit van MV Nederland zijn. Die schade bestaat uit het door MV Nederland verrekende bedrag van € 973.161,00.
3.5.
Minerva en [persoon A] hebben als (middellijk) bestuurders van MVM met de vestiging van het pandrecht ten gunste van Hyperion en het sluiten van de vuistpand- en kwijtscheldingsovereenkomst beoogd alle productiemiddelen en de resterende voorraad van MVM af te voeren naar Tilburg en daar een doorstart te realiseren met HQ. Die verpanding is paulianeus op grond van artikel 42 althans artikel 47 Fw. Ook de vuistpandovereenkomst en de kwijtscheldingsovereenkomst zijn als paulianeus te kwalificeren. Hyperion is aansprakelijk voor de schade die de boedel lijdt doordat Hyperion de door haar in vuistpand genomen zaken niet meer aan de curator kan teruggeven. Deze schade bedraagt € 577.625,00, de optelsom van de getaxeerde onderhandse verkoopwaarde van de in vuistpand genomen zaken (€ 527.625,00) en een door Hyperion ten onrechte niet aan MVM betaalde (goodwill)vergoeding van € 50.000,00.
3.6.
Minerva en [persoon A] zijn als (middellijk) bestuurders van MVM aansprakelijk voor de schade die de boedel lijdt doordat Minerva en [persoon A] de onderneming van MVM na 31 december 2016 hebben voortgezet, terwijl zij wisten dat het faillissement van MVM onvermijdelijk was, een en ander uitsluitend ten gunste van de groepsvennootschappen Hyperion , MV Nederland en HQ. Deze schade bedraagt € 4.692.385,00, de som van het in 2017 verdwenen actief van MVM en haar in 2017 toegenomen passief. Als de rechtbank dit anders ziet, bedraagt de schade € 2.287.138,00, het in 2017 door MVM geleden verlies. Op zijn minst zijn Minerva en [persoon A] aansprakelijk voor de schade die de boedel lijdt als gevolg van de paulianeuze transacties van MVM met Hyperion en MV Nederland . De schade als gevolg van die transacties bedraagt € 1.550.786,00.
3.7.
De conclusie van Minerva c.s. strekt tot afwijzing van de vorderingen van de curator, met veroordeling van de curator, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten.
in voorwaardelijke reconventie
3.8.
Onder de voorwaarde dat de vorderingen van de curator worden afgewezen, vorderen Minerva c.s. de curator bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot opheffing van de beslagen binnen 48 uur na betekening van het vonnis, met veroordeling van de curator in de kosten.
3.9.
De conclusie van de curator strekt tot afwijzing van de vordering van Minerva c.s., met veroordeling van Minerva c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
Centraal staan de vragen of Minerva en [persoon A] onrechtmatig hebben gehandeld doordat zij (de onderneming van) MVM na 31 december 2016 hebben voortgezet en of de levering van producten aan MV Nederland en de daarop volgende verrekening van de koopprijzen in rekening-courant, de verpanding van zaken aan Hyperion en het sluiten van de vuistpand- en kwijtscheldingsovereenkomst paulianeuze handelingen zijn die vernietigbaar zijn. Ook staat ter beoordeling of Minerva , [persoon A] , MV Nederland en Hyperion zijn gehouden tot vergoeding van de schade die de boedel van MVM als gevolg van deze gestelde onrechtmatige handelingen lijdt. De rechtbank zal hierna iedere vordering afzonderlijk behandelen.
vordering I (tegen Minerva en [persoon A] )
4.2.
De curator heeft ter onderbouwing van de gevorderde bedragen € 4.692.385,00 en € 2.287.138,00 het volgende gesteld. Het moet Minerva en [persoon A] als (middellijk) bestuurders van MVM eind 2016 duidelijk zijn geweest dat het faillissement van MVM aanstaande was, omdat de omzet van MVM vergeleken met 2015 drastisch was afgenomen, zij in 2016 een verlies van bijna € 4.000.000,00 had geleden, haar eigen vermogen € 9.000.000,00 negatief was en de limiet van het krediet van de groepsvennootschappen, zijnde € 10.000.000,00, was overschreden. Om die reden hadden Minerva en [persoon A] per 1 januari 2017 de onderneming van MVM moeten staken of het faillissement van MVM moeten aanvragen, zodat het aanwezige actief onder de schuldeisers van MVM kon worden verdeeld, aldus de curator. Nu Minerva en [persoon A] dat niet hebben gedaan en zich de belangen van MVM en haar schuldeisers in het geheel niet hebben aangetrokken, is volgens de curator sprake van onbehoorlijk bestuur (artikel 2:9 BW) dan wel onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW).
4.2.1.
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.
4.2.2.
Tot de in aanmerking te nemen omstandigheden behoren onder meer de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico's, de taakverdeling binnen het bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem of haar verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn of haar taak berekend is en deze nauwgezet vervult (HR 10 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2243).
4.2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de curator wat betreft de gevorderde bedragen € 4.692.385,00 en € 2.287.138,00, gelet op de hoge lat voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid, niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. De enkele stelling van de curator dat de bestuurders van MVM op 1 januari 2017 hadden moeten besluiten om de onderneming te staken of het faillissement van MVM aan te vragen, is daarvoor onvoldoende. Minerva en [persoon A] hebben er terecht op gewezen dat sommige feiten die de curator aandraagt, te weten dat MVM op 1 januari 2017 geen fiscale schuld had, alle lonen van het personeel waren betaald en MVM over een onbezwaarde activa met een waarde van € 3.200.000,00 beschikte, terwijl de totale schuld aan de crediteuren buiten de groep € 1.372.555,00 bedroeg, er niet op wijzen dat de situatie zo zorgelijk was als de curator stelt. Minerva en [persoon A] hebben voorts gemotiveerd betwist dat zij voor MVM geen enkele positieve verwachting meer voor de toekomst mochten hebben; volgens Minerva en [persoon A] was er voldoende perspectief op verbetering en er hebben ook ná 1 januari 2017 serieuze gesprekken plaatsgevonden met mogelijke investeerders voor MVM. Ook waren de hoge aanloopkosten en de geleden verliezen ingecalculeerd, aldus Minerva en [persoon A] . Mede gelet op deze omstandigheden kan Minerva en [persoon A] niet worden verweten niet op 1 januari 2017 te zijn gestopt met de onderneming.
4.2.4.
In dit verband is voorts van belang dat niet is komen vast te staan dat, zoals de curator in dit verband stelt, het maximumkrediet van de groepsvennootschappen (gezamenlijk) € 10.000.000,00 was. De curator heeft deze stelling - gelet ook op de gemotiveerde betwisting van Minerva en [persoon A] - onvoldoende (nader) onderbouwd. De tekst van de rekening-courantovereenkomsten biedt geen steun voor deze stelling van de curator; daarin is immers per groepsvennootschap een kredietlimiet van € 10.000.000,00 opgenomen. Verder staat vast dat de schuld van MVM aan de groepsvennootschapen wel vaker het bedrag van € 10.000.000,00 oversteeg zonder dat de groepsvennootschappen daaraan consequenties verbonden, wat ook wijst op een maximumkrediet van in totaal meer dan € 10.000.000,00. Dat [persoon A] een opmerking heeft gemaakt met de strekking dat tien miljoen in totaal het maximum was, is door hem betwist en door de curator vervolgens niet nader onderbouwd. Dat MVM eind 2016 geen kredietmogelijkheden meer had, zoals de curator stelt, is dan ook niet komen vast te staan. Overigens meent de curator zelf dat de rekening-courantschuld van MVM aan de groepsmaatschappijen eind 2016 niet opeisbaar was. Tegen deze achtergrond is er geen reden om te oordelen dat [persoon A] en of Minerva de onderneming van MVM op 1 januari 2017 niet langer hadden mogen voortzetten en door dat wel te doen onrechtmatig hebben gehandeld.
4.2.5.
Vordering I is in zoverre niet toewijsbaar.
4.3.
Het laatste in vordering I vermelde bedrag, € 1.550.161,00, is volgens de curator de som van € 973.161,00 in verband met de levering van producten door MVM aan MV Nederland en de daarop volgende verrekening, een bedrag van € 527.625,00 met betrekking tot zaken van MVM die naar Hyperion zijn gegaan en een bedrag van € 50.000,00 aan gemiste goodwill. Dit gedeelte van de vordering hangt samen met het volgens de curator paulianeuze karakter van een aantal nader omschreven (rechts)handelingen. De rechtbank bespreekt eerst die handelingen en komt in 4.14 terug op dit onderdeel van vordering I.
vordering IV (tegen Hyperion )
4.4.
De curator vordert dat de verpanding van de bedrijfsinventaris en de voorraad van MVM aan Hyperion op 29 mei 2017 (zie 2.15) als paulianeus wordt gekwalificeerd en wordt vernietigd op grond van artikel 42 althans artikel 47 Fw.
4.4.1.
Op grond van artikel 42 lid 1 Fw kan een curator een rechtshandeling vernietigen die de failliet voor de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan de failliet wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van schuldeisers het gevolg zou zijn.
4.4.2.
Tussen partijen is allereerst in geschil of, zoals de curator heeft gesteld, de rekening-courantovereenkomst tussen MVM en Hyperion is geantedateerd. Of dat zo is, is van belang voor de beantwoording van de vraag wanneer een eventuele verplichting tot verpanding is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat de curator onvoldoende feiten heeft gesteld om aan te nemen dat deze overeenkomst is geantedateerd. Dat de rekening-courantovereenkomst met Hyperion is ondertekend met een andere kleur pen en dat de layout (kennelijk) afwijkt van de andere rekening-courantovereenkomsten is hiertoe onvoldoende. Dat bij geen van de andere rekening-courantovereenkomsten met de groepsvennootschappen een verplichting tot verpanding is opgenomen, is evenmin een concrete aanwijzing dat de rekening-courantovereenkomst met Hyperion geantedateerd is. Dat, zoals de curator stelt, MVM met andere groepsvennootschappen - met hogere vorderingen op MVM dan Hyperion - evenmin de verplichting tot het verstrekken van zekerheden is overeengekomen, acht de rechtbank ook onvoldoende indicatie voor de gestelde antedatering. Er kunnen immers andere valide redenen zijn om Hyperion (en niet ook andere groepsvennootschappen) zekerheid te verstrekken. De stelling van de curator is verder gebaseerd op vermoedens, die - alle samengenomen - ook niet kunnen leiden tot de conclusie dat de rekening-courantovereenkomst tussen MVM en Hyperion geantedateerd is. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat de rekening-courantovereenkomst tussen MVM en Hyperion dateert van 9 oktober 2012 (zie 2.8 en 2.9).
4.4.3.
In artikel 7 van de rekening-courantovereenkomst tussen MVM en Hyperion is bepaald dat MVM haar bedrijfsinventaris als zekerheid zal overdragen aan Hyperion door middel van het vestigen van een pandrecht. Tussen partijen is in geschil wat onder bedrijfsinventaris dient te worden verstaan. De curator heeft gesteld dat artikel 7 van de rekening-courantovereenkomst (louter) grammaticaal moet worden uitgelegd en dat dit ertoe leidt dat voorraden niet onder ‘bedrijfsinventaris’ vallen. De verpanding van 29 mei 2017 heeft (in zoverre) onverplicht plaatsgevonden, aldus de curator.
4.4.4.
Overwogen wordt dat bedrijfseconomisch gezien voorraad iets anders is dan bedrijfsinventaris. Daar staat tegenover dat onder bedrijfsinventaris taalkundig gezien (ook) het geheel van de in het bedrijf aanwezige voorwerpen en goederen kan worden begrepen. Daar komt bij dat [persoon A] , die terecht heeft aangevoerd dat bij de uitleg van de rekening-courantovereenkomst ook betekenis moet worden toegekend aan de partijbedoelingen, gemotiveerd heeft toegelicht dat het steeds de intentie van partijen was om een pandrecht te vestigen op alle roerende zaken van MVM, inclusief de voorraden, om Hyperion maximale zekerheid te verschaffen. Volgens [persoon A] werd de verduidelijking van de overeenkomst op dit punt ingegeven doordat hierover in het kader van het faillissement van een andere vennootschap van [persoon A] een discussie met de curator ontstond. Verder was er volgens [persoon A] geen enkele reden om het pandrecht van Hyperion te beperken tot de bedrijfsinventaris van MVM (in bedrijfseconomische zin). Tegenover deze uitleg en de gemotiveerde betwisting van Hyperion heeft de curator geen nadere argumenten gesteld, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. Tegen deze achtergrond is niet komen vast te staan dat de verpanding van 29 mei 2017 een niet rechtsgeldige of onverplichte uitbreiding oplevert van wat partijen in 2012 in de rekening-courantovereenkomst zijn overeengekomen. De stelling van de curator dat sprake is van een onverplichte rechtshandeling als bedoeld in artikel 42 Fw faalt reeds om die reden. De verpanding die op 29 mei 2017 heeft plaatsgevonden, vindt namelijk haar grondslag in de rekening-courantovereenkomst en was dus niet onverplicht. Dit betekent dat niet aan de vereisten voor vernietiging van een rechtshandeling op grond van artikel 42 lid 1 Fw is voldaan. Dat partijen op 2 juni 2017 een addendum hebben ondertekend waarin is omschreven dat met bedrijfsinventaris wordt bedoeld
alle roerende zaken inclusief voorraden, maakt het voorgaande tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven betekenis van ‘bedrijfsinventaris’ en de kennelijke bedoeling van partijen niet anders.
4.5.
De curator heeft voorts betoogd dat sprake is van een geval als bedoeld in artikel 47 Fw.
4.5.1.
Op grond van artikel 47 Fw kan de voldoening door de schuldenaar van een opeisbare schuld alleen worden vernietigd wanneer wordt aangetoond (i) hetzij dat hij die de betaling ontving, wist dat het faillissement van de schuldenaar reeds was aangevraagd en er geen sprake was van een schorsing van de behandeling van die aanvraag, (ii) hetzij dat de betaling het gevolg was van overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser dat ten doel had laatstgenoemde door die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen.
4.5.2.
De onder (i) bedoelde situatie is niet aan de orde. Op het moment van verpanding door MVM (op 29 mei 2017) had Hyperion geen wetenschap van een aanvraag van het faillissement van MVM, reeds omdat een dergelijke aanvraag toen nog niet was ingediend. Dat gebeurde voor het eerst op 12 juni 2017.
4.5.3.
De curator heeft onvoldoende gesteld om samenspanning tussen Hyperion en MVM (de onder (ii) bedoelde situatie) aan te nemen. In dit verband heeft de curator gesteld dat het voor MVM begin 2017 duidelijk was dat een faillissement onafwendbaar was en dat de verpanding van de bedrijfsinventaris (waaronder gelet op 4.4.4. ook de voorraden vallen) slechts heeft plaatsgevonden om Hyperion boven alle andere schuldeisers van MVM te begunstigen. De rechtbank volgt de curator niet in deze stelling. Vaststaat immers dat de verplichting tot verpanding reeds bestond. Het is op zichzelf niet vreemd dat Hyperion juist uitvoering wilde geven aan de verplichting op haar eerste verzoek het pandrecht te vestigen toen de situatie van MVM (zeer) nijpend leek te worden. Dat de vestiging van dit pandrecht het gevolg was van overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser dat ten doel zou hebben gehad laatstgenoemde door die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen, kan zonder nadere onderbouwing, die de curator niet heeft gegeven, niet worden vastgesteld. Ook aan de vereisten voor vernietiging op grond van artikel 47 Fw is daarom niet voldaan.
4.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat vordering IV niet toewijsbaar is.
vordering V (tegen Hyperion )
4.7.
De curator vordert dat de kwijtscheldingsovereenkomst en de vuistpandovereenkomst (zie 2.24 en 2.25) als paulianeus worden gekwalificeerd en worden vernietigd op grond van artikel 42 althans artikel 47 Fw.
4.7.1.
Ten aanzien van de kwijtscheldingsovereenkomst is de stelling van de curator dat MVM onverplicht heeft ingestemd met de beëindiging van de rekening-courantovereenkomst, waardoor de vordering van Hyperion op MVM opeisbaar werd. Nog los van de vraag of hier sprake is van een onverplichte rechtshandeling, geldt dat de curator geen zelfstandig belang heeft bij het als paulianeus kwalificeren en vernietigen van de kwijtscheldingsovereenkomst. Immers, als de kwijtscheldingsovereenkomst wordt vernietigd, blijft gelden dat - nu de verpanding niet vernietigbaar is - het pandrecht rechtsgeldig is gevestigd en de goederen waar het pandrecht op ziet buiten de boedel vallen. Dit houdt in dat de boedel niet is benadeeld door de kwijtscheldingsovereenkomst, wat wel vereist is voor een succesvol beroep op artikel 42 lid 1 Fw of artikel 47 Fw.
4.7.2.
Voor de vuistpandovereenkomst geldt dat deze er slechts toe strekt het bestaande bezitloos pandrecht om te zetten in een vuistpand. In de vuistpandovereenkomst is namelijk alleen vastgelegd dat de verpande zaken in de macht van Hyperion zijn gebracht en dat zij bevoegd is tot onderhandse verkoop van deze zaken. De vuistpandovereenkomst is daarmee slechts een verklaring dat de zaken in de macht van de pandhouder zijn gebracht en geen handeling waarop artikel 42 en/of 47 Fw van toepassing is.
4.7.3.
Ten aanzien van het onderdeel van de vuistpandovereenkomst waarbij de pandhouder en pandgever een afwijkende wijze van verkoop zijn overeengekomen (als bedoeld in artikel 3:251 lid 2 BW) is niet komen vast te staan dat dit onderdeel van de vuistpandovereenkomst benadelend is geweest. Hyperion heeft dat gemotiveerd weersproken en naar voren gebracht dat de executoriale verkoopprijs gelijk is geweest aan de getaxeerde onderhandse verkoopwaarde van de geëxecuteerde zaken. Deze betwisting is door de curator niet nader weersproken, zodat benadeling van de boedel ook in zoverre niet is komen vast te staan.
4.7.4.
Op grond van het voorgaande is ook vordering V niet toewijsbaar.
vordering VI (tegen Hyperion )
4.8.
De curator vordert voorts Hyperion te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 577.625,00. Dit bedrag betreft volgens de curator de schade als gevolg van de paulianeuze handelingen zoals aan de orde gesteld bij de bespreking van de vorderingen onder IV en V. Reeds omdat de verpanding, de kwijtscheldingsovereenkomst en de vuistpandovereenkomst niet zullen worden vernietigd en de vorderingen onder IV en V zullen worden afgewezen, bestaat geen grond voor toewijzing van deze vordering.
vordering II (tegen MV Nederland )
4.9.
De curator vordert dat de leveringen van producten door MVM aan MV Nederland in de maanden juni en juli 2017 en de verrekening van de koopprijzen door MV Nederland met haar vorderingen op MVM als paulianeus worden gekwalificeerd en worden vernietigd. De curator beroept zich hierbij op artikel 42 en 47 Fw.
4.9.1.
MV Nederland heeft aangevoerd dat de gebruikelijke werkwijze tussen MVM en MV Nederland was dat MV Nederland de gekochte goederen vooruitbetaalde, omdat dit noodzakelijk was voor de financiering van de productie. Deze vooruitbetalingen waren volgens MV Nederland een kredietlijn voor MVM ten behoeve van de fabricatie van de door MV Nederland bestelde producten. Deze betalingen werden volgens MV Nederland altijd in rekening-courant geboekt en intern aan de orders gekoppeld. Wanneer een order werd geleverd door MVM, werd de uiteindelijke factuur in mindering gebracht op het bedrag in rekening-courant, aldus MV Nederland . Deze volgens MV Nederland al langere tijd gebruikelijke werkwijze is niet gemotiveerd bestreden door de curator. Daarom staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat MV Nederland de producten vooruit heeft betaald en dat de producten nadat zij gereed waren aan haar zijn geleverd. Dit betekent dat de levering van producten door MVM aan MV Nederland in juni en juli 2017 niet onverplicht heeft plaatsgevonden, zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 42 lid 1 Fw.
4.9.2.
De curator heeft in het kader van zijn beroep op artikel 47 Fw onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de levering van de producten een geval oplevert als bedoeld in 4.5.1 onder (ii). Zoals reeds hiervoor is overwogen, is de werkwijze tussen MVM en MV Nederland onveranderd gebleven en is in dat opzicht niet onbegrijpelijk dat de leveringen aan MV Nederland doorgingen. Dat de schuldpositie van MVM in de periode na mei 2017 voor het eerst in vijf jaar afnam, is op zichzelf niet voldoende om aan te nemen dat sprake is geweest van overleg tussen MVM en MV Nederland dat ten doel had om MV Nederland boven andere schuldeisers van MVM te begunstigen. Zoals de rechtbank onder 4.4.4 heeft vastgesteld, waren de door MVM aan MV Nederland overgedragen zaken met een ten gunste van Hyperion gevestigd pandrecht bezwaard. Opgemerkt wordt voorts dat, als de leveringen aan MV Nederland niet hadden plaatsgevonden, de boedel en daarmee ook de schuldeisers van MVM daarbij geen baat zouden hebben gehad, omdat op de goederen na terugkeer daarvan in de boedel nog steeds een pandrecht van Hyperion zou rusten, zodat zij zich daarop als separatist zou kunnen verhalen. Vordering II is in zoverre niet toewijsbaar.
4.10.
Met betrekking tot de verrekening van de (resterende) koopsommen door boeking in rekening-courant slaagt het beroep van de curator op artikel 42 en/of 47 Fw evenmin.
Om te beginnen wijst de rechtbank erop dat de boekingen in rekening-courant van de koopsommen die MV Nederland aan MVM verschuldigd werd op de voet van artikel 6:140 lid 1 BW in een verrekening van rechtswege resulteerden, dus zonder dat daartoe een nadere rechtshandeling - zoals een beroep op verrekening - vereist was.
4.11.
De curator heeft weliswaar gesteld dat de verrekeningen als gevolg van de leveringen in juni en juli 2017 benadelend en paulianeus zijn geweest, maar hij heeft niet concreet gesteld wanneer welke goederen door MVM aan MV Nederland zijn geleverd en welke betalingen of verrekeningen daartegenover onverplicht hebben plaatsgevonden. De curator heeft volstaan met de stelling dat de door MV Nederland aan MVM betaalde bedragen afwijken van de gefactureerde koopprijzen. Verder is reeds eerder overwogen dat MV Nederland (door de curator niet gemotiveerd weersproken) heeft aangevoerd dat er jarenlang sprake is geweest van een vorm van financiering waarbij MV Nederland de producten voorfinancierde en de verrekening (van de koopprijs) achteraf plaatsvond, veelal in rekening-courant. Gelet hierop mocht van de curator worden verwacht dat hij duidelijk maakte waarom deze verrekening van de schuld van MV Nederland aan MVM paulianeus of onrechtmatig zou zijn, terwijl dit, ook toen een mogelijk dreigend faillissement nog niet aan de orde was, de gebruikelijke werkwijze was. Het beroep op artikel 42 Fw faalt dan ook. In het licht van het voorgaande valt evenmin in te zien waarom op dit punt sprake zou zijn van samenspanning tussen MV Nederland en MVM als bedoeld in artikel 47 Fw, met als doel om MV Nederland te begunstigen, zodat ook het beroep op artikel 47 Fw geen doel treft.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat vordering II niet toewijsbaar is.
vordering III (tegen MV Nederland )
4.13.
De curator vordert veroordeling van MV Nederland tot betaling van € 973.161,00 (vermeerderd met rente). Dit bedrag betreft volgens de curator de schade als gevolg van de paulianeuze handelingen zoals aan de orde gesteld bij de bespreking van vordering II. Reeds omdat de vordering tot vernietiging van de leveringen van de producten en van de verrekeningen van de koopprijzen zal worden afgewezen, bestaat geen grond voor toewijzing van vordering III.
vordering I (tegen Minerva en [persoon A] ; vervolg)
4.14.
De rechtbank heeft in 4.3 aangekondigd na de gestelde paulianeuze handelingen te hebben behandeld, terug te komen op het gedeelte van vordering I dat samenhangt met deze handelingen. De rechtbank begrijpt dit gedeelte van vordering I aldus dat Minerva en [persoon A] volgens de curator op grond van bestuurdersaansprakelijkheid hoofdelijk verbonden zijn datgene aan de boedel te voldoen waartoe MV Nederland en Hyperion worden veroordeeld. Reeds omdat de vorderingen jegens MV Nederland en Hyperion zullen worden afgewezen, bestaat geen grond voor toewijzing van dit onderdeel van vordering I. Vordering I wordt dan ook in haar geheel afgewezen.
vordering VIII (beslagkosten)
4.15.
De curator vordert [persoon A] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Artikel 706 Rv bepaalt dat de kosten van de beslagen van de beslagene kunnen worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Nu de vorderingen waarvoor beslag is gelegd zullen worden afgewezen, is het beslag onrechtmatig. Deze vordering is daarom niet toewijsbaar.
conclusie
4.16.
De conclusie is dat alle vorderingen zullen worden afgewezen.
proceskosten (tevens vordering VII)
4.17.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Minerva c.s. worden begroot op:
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
7.998,00(2,0 punten × tarief € 3.999,00)
Totaal € 12.129,00
4.18.
De gevorderde nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
in voorwaardelijke reconventie
4.19.
Minerva c.s. hebben in voorwaardelijke reconventie gevorderd dat, indien de vorderingen in conventie worden afgewezen, de curator wordt veroordeeld tot opheffing van de door hem gelegde beslagen. Nu de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld is ingetreden, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van deze vordering. Vaststaat dat de curator slechts ten laste van [persoon A] conservatoir beslag heeft gelegd, zodat Minerva , MV Nederland en Hyperion geen belang hebben bij deze vordering. De vordering is in zoverre niet toewijsbaar. Ten aanzien van [persoon A] geldt dat, nu de vordering waarvoor de curator beslag heeft gelegd in conventie wordt afgewezen, het beslag in zoverre ten onrechte is gelegd, zodat het beslag als bedoeld onder 2.34 dient te worden opgeheven. De vordering zal derhalve ten aanzien van [persoon A] in zoverre worden toegewezen.
Over andere beslagen dan het beslag bedoeld onder 2.34 is niets gesteld of gebleken, zodat deze vordering voor het overige moet worden afgewezen.
4.20.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [persoon A] worden veroordeeld. De kosten van [persoon A] worden begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (2 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00).
4.21.
Minerva , MV Nederland en Hyperion zullen in de proceskosten van de curator worden veroordeeld. De kosten van de curator worden begroot op nihil, omdat hij geacht wordt in dit verband geen extra kosten te hebben gemaakt.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Minerva c.s. tot op heden begroot op € 12.129,00;
5.3.
veroordeelt de curator in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, indien de curator niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
in voorwaardelijke reconventie
5.5.
veroordeelt de curator tot opheffing van het op 30 september 2020 ten laste van [persoon A] gelegde beslag op de onverdeelde helft van de onroerende zaak aan de [adres] te ( [postcode] ) Oisterwijk, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis;
5.6.
veroordeelt de curator in de proceskosten aan de zijde van [persoon A] , tot op heden begroot op € 563,00;
5.7.
veroordeelt Minerva , MV Nederland en Hyperion in de proceskosten aan de zijde van de curator, tot op heden begroot op nihil;
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, mr. A.J.P. van Essen en mr. S.V. Hardonk, rechters, in aanwezigheid van mr Y. Doğanyiğit, griffier. Het vonnis is ondertekend door de rolrechter en op 13 april 2022 uitgesproken in het openbaar.
3085/3194/196/3407