ECLI:NL:RBROT:2022:4130

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
27 mei 2022
Zaaknummer
C/10/626353 / JE RK 21-2606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen na positieve ontwikkeling binnen het gezin

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], te verlengen. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.P.M. Castelein, en een vertegenwoordigster van de Raad aanwezig was. Tijdens de zitting is de positieve ontwikkeling binnen het gezin besproken, waarbij de moeder hulp heeft gezocht en ontvangen van mw. [naam hulpverlener] van Lifeshare. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zich hebben gefocust op de zorg voor hun kinderen, vooral na de uithuisplaatsing van hun oudste dochter. De Raad heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen zijn verminderd en dat de ouders nu adequaat handelen. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de Raad afgewezen, omdat niet langer voldaan is aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/626353 / JE RK 21-2606
datum uitspraak: 29 april 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 20 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 29 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.P.M. Castelein,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter heeft bijzonder toegang tot de zitting verleend aan mw. [naam hulpverlener] , hulpverlener van de moeder van LifeShare.
Niet verschenen is een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming west (hierna: de GI).
[voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben
hiervan geen gebruik gemaakt.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Somalische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. [naam tolk] , tolk in de Somalische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 22 oktober 2021 zijn [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 22 april 2022. Het overige verzochte is aangehouden.
Bij beschikking van 20 april 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] verlengd tot 22 mei 2022. Tijdens de zitting is namelijk gebleken dat de GI per ongeluk niet was opgeroepen door de rechtbank. De kinderrechter heeft het verzoek kort toegewezen, zodat de GI alsnog op een volgende zitting kon worden gehoord. Het overige verzochte is aangehouden.

Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] voor de duur van twaalf maanden. De periode tot 22 oktober 2022 resteert.
De Raad handhaaft ter zitting het resterende deel van het verzoek. De Raad heeft geen aanvulling op het tijdens de vorige zitting ingenomen standpunt. De kinderrechter wordt gevraagd uitspraak te doen, ondanks de afwezigheid van de GI.
De vorige zitting is gezegd dat nog altijd zorgen bestaan over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] . De geadviseerde hulpverlening is nog niet ingezet door de GI. Hierdoor is er nog weinig van de grond gekomen om de zorgen over de kinderen te verminderen. De oorzaak hiervan ligt niet volledig bij de ouders, aangezien de moeder stappen heeft gezet door regels te stellen en praktische hulpverlening ontvangt. De GI dient de regie te nemen omtrent het starten van de hulpverlening.

De standpunten

De moeder heeft geen aanvulling gegeven op het eerder ingenomen standpunt. Zij vraagt ook aan de kinderrechter uitspraak te doen.
Tijdens de vorige zitting heeft de moeder zich verzet tegen het resterende deel van het verzoek van de Raad. Er bestaan geen gronden meer voor een ondertoezichtstelling. De moeder doet veel om [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] te begeleiden en het gaat goed met hen. Vanuit de GI is er weinig contact geweest met het gezin. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is om de GI langer als casusregisseur te betrekken bij het gezin. Mw. [naam hulpverlener] is nauw betrokken bij het gezin. Zij kan inschatten hoe het gaat met de kinderen en het gezin, indien nodig kan zij hulpverlening inschakelen.
De vader verzet zich ter zitting eveneens tegen het verzoek van de GI. Er bestaan geen problemen meer nu de (half)broer uit het gezin is gegaan. Hierdoor is de thuissituatie rustiger geworden voor de kinderen.
Mw. [naam hulpverlener] heeft tijdens de vorige zitting verklaard de zorgen vanuit de Raad te begrijpen. Echter indien de zorgen daadwerkelijk zo groot waren dan had de GI meer actie moeten ondernemen. Mw. [naam hulpverlener] heeft een goed beeld van de situatie van het gezin door frequent contact. Zij is de vertrouwenspersoon van het gezin. Ondanks het verdriet van de moeder dat haar zoon uit huis is, ligt de focus van de moeder momenteel bij [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] . De moeder ziet in wat de kinderen nodig hebben in de opvoeding. Mw. [naam hulpverlener] verwacht dat de ouders binnen het vrijwillig kader zullen meewerken aan de hulpverlening. De ondertoezichtstelling voor [naam kind] loopt nog, waardoor eventuele zorgen kunnen worden gesignaleerd.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling tijdens de vorige zitting is gebleken dat er grote zorgen bestonden omtrent [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] . Voor de ouders is de uithuisplaatsing van hun oudste dochter een realisatiemoment geweest. Nadat de volwassen zoon uit huis is gezet, zijn de ouders zich volledig gaan focussen op [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] . Sindsdien wordt een positieve ontwikkeling gezien binnen het gezin. De moeder is zelf hulp gaan zoeken en heeft deze hulp gevonden bij Lifeshare, in de persoon van mw. [naam hulpverlener] . Zij vervult al een lange tijd een belangrijke rol als vertrouwenspersoon van het gezin. De GI heeft volgens de moeder minimaal contact met het gezin en de afwezigheid vandaag op zitting lijkt dit te bevestigen. De ouders accepteren de hulp van mw. [naam hulpverlener] en binnenkort zal systeemtherapie starten. Dit zijn twee belangrijk pijlers die weergeven dat de ouders ook zonder aanwezigheid van de GI hulp accepteren.
Gelet op de positieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] en het accepteren van de hulpverlening door de ouders, ziet de kinderrechter aanleiding het verzoek af te wijzen. Uit het voorgaande volgt dat niet langer is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter wijst daarom het verzoek af.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterende deel van het verzoek af;
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.