In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], te verlengen. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.P.M. Castelein, en een vertegenwoordigster van de Raad aanwezig was. Tijdens de zitting is de positieve ontwikkeling binnen het gezin besproken, waarbij de moeder hulp heeft gezocht en ontvangen van mw. [naam hulpverlener] van Lifeshare. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zich hebben gefocust op de zorg voor hun kinderen, vooral na de uithuisplaatsing van hun oudste dochter. De Raad heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen zijn verminderd en dat de ouders nu adequaat handelen. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de Raad afgewezen, omdat niet langer voldaan is aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.