ECLI:NL:RBROT:2022:4056

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/5944
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van een rijbewijs in verband met drugsmisbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.A.S. Maduro, had beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR waarin werd vastgesteld dat hij niet rijgeschikt was en dat zijn rijbewijs ongeldig bleef. Dit besluit was gebaseerd op een rapport van een psychiater die had geconcludeerd dat de eiser drugsmisbruik had gepleegd. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin de eiser een gezondheidsverklaring had ingediend en doorverwezen was naar een psychiater voor onderzoek. De psychiater had vastgesteld dat de eiser cannabis had gebruikt, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser tegen het besluit van het CBR beoordeeld. De eiser betwistte de zorgvuldigheid van het onderzoek en stelde dat er fouten waren gemaakt in de beoordeling van zijn druggebruik. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het rapport van de psychiater geen gebreken vertoonde en dat de conclusies van het CBR gerechtvaardigd waren. De rechtbank heeft de relevante wettelijke bepalingen besproken en benadrukt dat de diagnose drugsmisbruik alleen kan worden weerlegd als er substantiële gebreken in het psychiatrisch verslag zijn. Aangezien de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van dergelijke gebreken, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5944

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en
De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: mr. Y.M. Wolvekamp).

Procesverloop

In het besluit van 17 augustus 2021 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser niet rijgeschikt is bevonden en dat zijn rijbewijs ongeldig blijft.
In het besluit van 2 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser de mogelijkheid te geven om aan te geven of een onderzoek naar het b-urinemonster nog mogelijk is en zo ja, binnen welke termijn.
Eiser heeft op 17 maart 2022 een contra-expertise aangevraagd waarvan de uitslag op 30 maart 2022 is ingediend.
De rechtbank heeft partijen daarna in de gelegenheid gesteld om te reageren op de uitslag van het onderzoek naar het b-urinemonster. Hiervan heeft eiser gebruik gemaakt op 22 april 2022.
De rechtbank heeft partijen gewezen op hun recht ter zitting (nogmaals) te worden gehoord. Geen van partijen heeft verklaard daar gebruik van te willen maken. Daarop heeft de rechtbank met toepassing van de artikelen 8:64, vijfde lid en 8:57, eerste en derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
Eisers rijbewijs is ongeldig verklaard. Eiser heeft bij verweerder een gezondheidsverklaring ingediend ter beoordeling of hij lichamelijk en geestelijk in staat is om te rijden. Bij brief van 17 april 2021 heeft verweerder kenbaar gemaakt dat voor deze beoordeling informatie van een arts nodig is. Eiser is doorverwezen naar een psychiater ([naam 1]) die onderzoek heeft verricht en op 8 juni 2021 een rapportage heeft uitgebracht inclusief de analyse van een urinemonster van eiser op 5 mei 2021. Eiser heeft tijdens de anamnese aangegeven tot 26 april 2020 drugs te hebben gebruikt. De psychiater acht de anamnese onbetrouwbaar en hij acht aannemelijk dat eiser na deze datum drugs heeft gebruikt. Het urinemonster heeft namelijk cannabisgebruik bij eiser bevestigd.
1.2.
Verweerder heeft vervolgens op 28 juni 2021 bepaald dat eisers rijbewijs ongeldig blijft. Verweerder heeft toegelicht dat bij eiser sprake is van drugsmisbruik. Vanwege een verzoek tot herkeuring is dit besluit ingetrokken op 29 juni 2021. Een psychiater ([naam 2]) heeft opnieuw (urine)onderzoek verricht en daarvan op 23 juli 2021 een rapportage uitgebracht.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen en daaraan ten grondslag gelegd dat bij eiser sprake is van misbruik van drugs (cannabis) binnen één jaar voorafgaand aan het onderzoek door de psychiater (op 8 juni 2021). Om die reden acht verweerder eiser niet in staat om te rijden.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft toegelicht dat eiser volgens de psychiater [naam 1] kennelijk niet in staat is geweest om het gebruik van drugs te beheersen. Eiser is positief getest op cannabis zonder dat hij hiervoor een verklaring heeft. Naar het oordeel van [naam 1] duidt dit zeer waarschijnlijk op een onderrapportage van het opgegeven drugsgebruik.
Verweerder heeft verder toegelicht dat psychiater [naam 2] heeft gezien dat bij het urineonderzoek van 5 mei 2021 THC-carbonzuur is aangetoond en dat hiermee inname van cannabis is bewezen. Verweerder heeft uiteengezet dat psychiater [naam 2] met zijn ervaring en expertise heeft uitgesloten dat, in tegenstelling tot wat eiser aanvoerde, het passief meeroken van cannabis, na twee weken een positieve urine-uitslag op cannabis kan geven. Verweerder heeft toegelicht dat het medisch onderzoek door de keurend psychiater zorgvuldig en correct is uitgevoerd, waarbij de conclusie wordt gedragen door de bevindingen van het onderzoek. Het verslag van bevindingen is naar de mening van verweerder zorgvuldig tot stand gekomen en inhoudelijk concludent.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij zich niet kan verenigen met het standpunt van verweerder dat er geen fouten zijn gemaakt en dat het onderzoek niet onzorgvuldig was. Immers, er is een verschil tussen het lab-onderzoek van het eerste onderzoek en de herkeuring. Eiser vraagt zich af of tijdens het eerste onderzoek zorgvuldig is onderzocht of hij al dan niet drugs zou hebben misbruikt. Eiser had geen drugs gebruikt of misbruikt. Mogelijk was sprake van passief meeroken, dan wel het niet zorgvuldig omgaan met de testresultaten. Bij het heronderzoek is geen drugsmisbruik geconstateerd. Om die reden is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen.
4. Bij de beoordeling van het beroep zijn in het bijzonder de volgende wettelijke bepalingen van belang.
Artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet (WVW) bepaalt dat indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling doen aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder b, van de WVW bepaalt dat indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen besluit tot een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Artikel 134, eerste lid, van de WVW bepaalt dat het CBR zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of deskundigen, de uitslag van het onderzoek vaststelt. Van deze uitslag doet het CBR mededeling aan betrokkene. Het tweede lid bepaalt dat het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
Artikel 27, sub b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 bepaalt dat het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde (lees: tweede) lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Op grond van artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
In paragraaf 8.8 van de Bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 staat dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport vereist is. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Over de grond dat het besteden besluit niet zorgvuldig is voorbereid overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) meermalen heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 31 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:678), dat in een geval waarin de diagnose drugsmisbruik in de zin der wet (of drugsmisbruik in ruime zin) is gesteld slechts aanleiding bestaat om de ongeldigverklaring van het rijbewijs te laten vervallen, indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren.
Psychiater [naam 2] heeft in zijn rapportage van 23 juli 2021 gemotiveerd uiteengezet dat bij een onderzoek ter bevestiging van eisers urine op 5 mei 2021 THC-carbonzuur is aangetoond. Daarmee is de inname van cannabis aangetoond. Psychiater [naam 2] heeft verder uiteengezet dat meeroken geen positieve uitslag kan geven. Dat de uitslagen van 5 mei 2021 en 23 juli 2021 onderling verschillen kan niet leiden tot een andere conclusie, omdat de urinemonsters ook verschillen (één van 5 mei 2021 en één van 23 juli 2021). De door eiser ingediende uitslag van een contra-expertise van 30 maart 2022 kan evenmin leiden tot een ander oordeel, nu het onderzochte B-urinemonster de aanwezigheid van THC-carbonzuur bevestigt.
Ten aanzien van de grond dat niet zorgvuldig zou zijn omgegaan met de testresultaten overweegt de rechtbank dat psychiater [naam 2] heeft uiteengezet dat geen feiten zijn genoemd die een vermoeden zouden moeten geven dat bijvoorbeeld monsters zouden zijn verwisseld. Deze grond slaagt daarmee niet.
5.2.
Gelet op wat hiervoor is besproken is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het psychiatrisch verslag van bevindingen gebreken vertoont dan wel inhoudelijk tegenstrijdig of niet concludent is, zodanig dat verweerder zich hierop niet heeft mogen baseren. Het onderzoek biedt daarmee voldoende grond voor de conclusie dat sprake is van drugsmisbruik in ruime zin met als gevolg dat eiser niet aan de eisen van geschiktheid voldoet en het rijbewijs ongeldig diende te worden verklaard.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.