ECLI:NL:RBROT:2022:4021
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres, die eerder als pedagogisch medewerker werkte, had zich op 1 februari 2019 ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het UWV had op 27 januari 2021 besloten dat zij geen recht had op een uitkering, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht had vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende onderbouwing hadden gegeven voor hun conclusies. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat en dat de geduide functies, waaronder receptionist, niet geschikt waren vanwege haar klachten. De rechtbank oordeelde echter dat de arbeidsdeskundige de functies correct had geselecteerd en dat er geen sprake was van overschrijding van de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank bevestigde dat de functie receptionist, ondanks eerdere bezwaren, nog steeds als geschikt kon worden beschouwd, omdat er alternatieve arbeidsplaatsen beschikbaar waren die voldeden aan de eisen van de wet. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische gegevens en de rol van de arbeidsdeskundige in het vaststellen van geschiktheid voor werk.