ECLI:NL:RBROT:2022:3942
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de stopzetting van de Ziektewetuitkering van eiser op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Peelen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om zijn Ziektewetuitkering (ZW-uitkering) per 7 mei 2021 stop te zetten. Verweerder had vastgesteld dat eiser, die als keukenmedewerker had gewerkt en zich ziek had gemeld op 17 december 2019, in staat was om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen, op basis van een functionele mogelijkhedenlijst (FML) en rapportages van een arbeidsdeskundige en verzekeringsarts.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin verweerder op 6 april 2021 het primaire besluit nam en op 28 oktober 2021 het bezwaar van eiser ongegrond verklaarde. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid onjuist was en dat hij niet in staat was om de geduide functies te vervullen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de medische rapportages en de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige.
De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van verweerder. Eiser werd niet in staat geacht om langdurig te lopen, staan of zitten, maar de rechtbank concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren en dat eiser meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de stopzetting van de ZW-uitkering terecht was.