ECLI:NL:RBROT:2022:3934

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
10/017355-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met vrijspraak voor vernieling

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 januari 2022 samen met een ander in een woning in [plaatsnaam] heeft ingebroken. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.T. Schrama. De officier van justitie, mr. B. van Heemst, eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van schoenen en een geldbedrag, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met een medeverdachte toegang tot de woning had verschaft en goederen had weggenomen, wat leidde tot een bewezenverklaring van diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de inbreuk op de privacy van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/017355-22
Datum uitspraak: 12 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsman mr. R.T. Schrama, advocaat te Rijswijk.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. van Heemst heeft gevorderd:
  • vrijspraak van diefstal van de schoenen en het geldbedrag, ten laste gelegd onder 1;
  • bewezenverklaring van het (overigens) onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Feit 1:
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde diefstal schoenen van het merk Nike en van een geldbedrag van € 1.400,00 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
Feit 1 verder:
Voltooid delict of poging?
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte de rugtas met daarin uit de woning afkomstige goederen niet als zodanig buiten het ruimtelijk bereik of de invloedssfeer van de aangever heeft gebracht dat van een voltooide diefstal kan worden gesproken. Dit betekent dat de feitelijke handelingen van de verdachte meer in de sfeer van een poging zijn blijven hangen dan dat er sprake is geweest van een voltooide diefstal. Nu de poging niet ten laste is gelegd, dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Vastgesteld kan worden dat de verdachte zich samen met de medeverdachte toegang tot de woning heeft verschaft om daar goederen weg te nemen. Eenmaal in de woning heeft de verdachte, die heeft verklaard dat hij geld nodig had, een laptop en een koptelefoon in zijn tas gestopt. Deze goederen lagen in die tas klaar om mee naar buiten te worden genomen. Daarmee hebben de verdachten zich een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen verschaft dat de wegneming daarvan in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht was voltooid (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1422).
Medeplegen
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte dient te vrijgesproken van het onderdeel ’tezamen en in vereniging’. De verdachte heeft verklaard dat hij kort voorafgaand aan het ten laste gelegde met de medeverdachte kennis heeft gemaakt. Van een gezamenlijk plan om een inbraak te gaan plegen was geen sprake en overleg daartoe heeft tussen hen niet plaatsgevonden. De verdachte en de medeverdachte zijn wel samen in de woning aangetroffen, maar volgens de raadsman valt niet uit te sluiten dat de medeverdachte zich pas later en op eigen initiatief bij de verdachte heeft aangesloten om te kijken of zich misschien in de woning goederen van zijn gading bevonden.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij naar de betreffende woning is gegaan omdat hij geld nodig had. De medeverdachte heeft verklaard dat hij met een vriend, die hij kent als [naam 1], en met wie hij in de woning is aangehouden, naar de woning is gegaan om in te breken en dat zijn vriend de woning heeft opengedaan. Voorts heeft hij verklaard dat het idee om te gaan inbreken van [naam 1] afkomstig was. Op grond hiervan staat vast dat sprake was van een gezamenlijk plan om te gaan inbreken.
Uit de door de getuige [naam getuige] afgelegde verklaring blijkt ook dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Deze getuige heeft immers verklaard dat zij kort voordat de verdachte en de medeverdachte in de woning werden aangehouden heeft gezien dat twee mannen aan de deuren van de woningen met de huisnummers [huisnummers] aan de [straatnaam] voelden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat tussen de verdachte en de medeverdachte een zodanig nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan dat sprake is geweest van medeplegen.
Vrijspraak feit 2:
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit bewezen op grond van de verklaring van de aangever in combinatie met het feit dat de verdachte en de medeverdachte in de woning hebben ingebroken en daarna ook in de woning door de politie zijn aangetroffen. Dit betekent dat niemand anders voor de vernieling van het koffieapparaat verantwoordelijk is te houden.
Beoordeling
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, tot vrijspraak van dit feit.
Behalve de enkele verklaring van aangever dat hij na terugkomst in zijn woning heeft geconstateerd dat de koffiemachine kapot was, ontbreekt enig – ondersteunend – bewijs in het dossier dat verdachte – die dat heeft ontkend – voor de hem verweten vernieling van de koffiemachine verantwoordelijk is te houden, laat staan dat daarbij sprake is geweest van opzet. De enkele verklaring van aangever is onvoldoende om de bewezenverklaring van de tenlastegelegde vernieling te kunnen dragen.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 20 januari 2022 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning gelegen aan de [adres],
- een laptop (van het merk Asus) en
- een koptelefoon,
die aan [naam 2]
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van
braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal in een woning. De verdachte heeft de voordeur van de woning geforceerd. In de woning zijn vervolgens een laptop en een koptelefoon weggenomen.
Naast de materiële schade is er ook sprake van een forse inbreuk op de privacy van het slachtoffer.
Voor slachtoffers van woninginbraken is het bijzonder onaangenaam te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en aan hun persoonlijke bezittingen heeft gezeten. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte dit gevoel van veiligheid voor het slachtoffer heeft aangetast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor woninginbraken tot vrijheidsstraffen van aanzienlijke duur. Laatstelijk heeft de verdachte een gevangenisstraf van zeven maanden uitgezeten tot 5 december 2021. Hij heeft derhalve ruim een maand na zijn vrijlating alweer een nieuwe inbraak gepleegd.
7.3.2.
Rapportage
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 april 2022.
In dit rapport is vermeld dat de verdachte een inreisverbod voor Nederland heeft en dat hij niet over een geldige verblijfsstatus beschikt. De verdachte heeft daardoor geen inkomsten en voorziet in zijn levensonderhoud door diefstallen te plegen. Het recidiverisico wordt daarom als hoog ingeschat, maar door de positie van de verdachte in Nederland ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s op herhaling te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een staf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en met de straftoemetingsrichtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor een woninginbraak met een verdachte met veelvuldige recidive een gevangenisstraf van 7 maanden vermelden. Daarnaast houdt de rechtbank er in strafvermeerderende zin rekening mee dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband. De situatie waarin de verdachte zich bevindt, moge uitzichtloos zijn, maar mag geen reden zijn om woninginbraken en andere vermogensdelicten te blijven plegen. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij op deze manier inbreuk blijft maken op andermans privacy en eigendomsrechten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.580,00 (schade koffieapparaat ad € 180,00 en ‘spaargeld huwelijk’ ad € 1.400,00) aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat, gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Het materiële deel van de vordering:
De benadeelde partij zal in de vordering ter zake van het koffieapparaat niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte voor het feit waarop deze schade betrekking heeft geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Ook zal de benadeelde partij in de vordering ter zake van het spaargeld niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal van een geldbedrag en de gestelde schade, voor zover het om een ander bedrag zou gaan, onvoldoende met bescheiden is onderbouwd.
Het immateriële deel van de vordering:
De benadeelde partij zal (ook) in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de gestelde immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd.
De vordering aan materiële en immateriële schade kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit een woning gelegen op of aan de [adres]),
- een of meerdere schoenen (van het merk Nike) en/of
- een laptop (van het merk Asus) en/of
- een geldbedrag (te weten 1400 euro) en/of
- een koptelefoon,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam 2]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
2
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een koffiemachine, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [naam 2], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;