4.1.Bewijswaardering
In de zaak met parketnummer 10/017375-22 feit 1:
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde diefstal van schoenen van het merk Nike en van een geldbedrag van € 1.400,00 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 10/017375-22 feit 1 verder:
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij geld nodig had, dat hij daarom naar de woning aan de [adres 1] is gegaan om spullen te stelen, maar dat hij daar niet de gelegenheid heeft gehad om iets te doen, omdat de politie snel ter plaatse was. Hij heeft verklaard dat hij niets in de woning heeft gepakt en ook niets in een tas heeft gestopt.
Over zijn verklaring die hij heeft afgelegd bij de politie heeft de verdachte op de terechtzitting verklaard dat hij de politie niet goed heeft begrepen en dat de tolk zijn verklaring niet goed heeft vertaald. De raadsman van de verdachte heeft hieraan toegevoegd dat bij dat verhoor geen raadsman aanwezig was en dat de daarna op schrift gestelde verklaring niet aan de verdachte is voorgelezen. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van de verdachte bij de politie op grond van dit alles niet mag worden geïnterpreteerd als een bekennende verklaring ten aanzien van het wegnemen van de laptop.
Beoordeling
Indien en voor zover de verdediging heeft willen betogen dat (een van) de verklaring(en) van de verdachte bij de politie dient of dienen te worden uitgesloten van het bewijs volgt de rechtbank de verdediging daarin niet.
De verklaring van de verdachte dat hij tijdens zijn verhoor door de politie de hem door tussenkomst van de tolk gestelde vragen niet heeft begrepen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Blijkens de processen-verbaal van verhoor van 20 januari 2022 (18:00 uur) en 21 januari 2022 (14:20 uur) is de verdachte op beide momenten verhoord met bijstand van een beëdigde tolk in de Spaanse taal. Nergens uit de processen-verbaal blijkt enige vorm van communicatieproblemen tussen de politie, de verdachte en/of de tolk. Integendeel, de verdachte heeft gedetailleerd antwoord gegeven op de hem gestelde vragen. Zo heeft hij tijdens zijn verhoor op 21 januari 2022 op de vragen die betrekking hadden op het afstand doen van een aantal goederen verklaard dat hij daarvan geen afstand kon doen, omdat die goederen niet van hem waren, terwijl hij over de laptop heeft verklaard dat hij daarvan afstand doet, omdat hij wil dat die teruggaat naar de eigenaar. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte de hem gestelde vragen heeft begrepen. Verder vermelden de processen-verbaal dat de verdachte op 20 januari 2022 is bijgestaan door zijn advocaat, en dat de verdachte op 21 januari 2022 heeft verklaard dat hij geen gebruik wilde maken van verhoorbijstand van een advocaat en dat de verbalisanten hem hebben gewezen op de eventuele nadelige gevolgen daarvan. Dat de verdachte op die dag heeft afgezien van het ondertekenen van de verklaring omdat hij de Nederlandse taal niet begrijpt, doet daar niet aan af.
De verklaringen van de verdachte bij de politie zijn dan ook bruikbaar voor het bewijs en de rechtbank bezigt die verklaringen ook als zodanig.
Medeplegen
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken, omdat niet is gebleken dat de verdachte een zodanig aandeel in de diefstal heeft gehad dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. De rol van de verdachte duidt volgens de raadsman eerder op medeplichtigheid aan het feit, maar dat is niet ten laste gelegd.
Beoordeling
De verdachte heeft – onder meer op de terechtzitting – verklaard dat hij met een vriend, de medeverdachte, naar de betreffende woning is gegaan om in te breken, omdat hij geld nodig had. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit genoegzaam dat sprake was van een gezamenlijk plan om te gaan inbreken. Dat het plan afkomstig was van de medeverdachte en dat de medeverdachte de deur van de woning zou hebben opengedaan, maakt dat niet anders. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat uit de door de getuige [naam getuige] afgelegde verklaring blijkt dat inderdaad sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Deze getuige heeft immers verklaard dat zij kort voordat de verdachte en de medeverdachte in de woning werden aangehouden heeft gezien dat twee mannen aan de deuren van de woningen met de huisnummers 20 tot en met 24 aan de [adres 1] voelden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat tussen de verdachte en de medeverdachte een zodanig nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan dat sprake is geweest van medeplegen.
Voltooid delict of poging?
De raadsman van verdachte heeft ook aangevoerd dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken omdat geen sprake is geweest van een voltooid delict. De politie viel de woning binnen op een moment dat de beide verdachten en ook de goederen zich daar nog bevonden. Er was dus wel een begin van uitvoering, maar die uitvoering was nog niet geëindigd.
Beoordeling
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich samen met de medeverdachte toegang tot de woning heeft verschaft om daar goederen weg te nemen. Eenmaal in de woning heeft de medeverdachte een laptop, waar de verdachte mee bezig was geweest, en een koptelefoon in zijn tas gestopt. Deze goederen lagen in die tas klaar om mee naar buiten te worden genomen. Daarmee hebben de verdachten zich een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen verschaft dat de wegneming daarvan in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht was voltooid (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1422). Vrijspraak in de zaak met parketnummer 10/017375-22 feit 2:
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit bewezen op grond van de verklaring van de aangever in combinatie met het feit dat de verdachte en de medeverdachte in de woning hebben ingebroken en daarna ook in de woning door de politie zijn aangetroffen. Dit betekent dat niemand anders voor de vernieling van het koffieapparaat verantwoordelijk is te houden.
Beoordeling
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, tot vrijspraak van dit feit.
Behalve de enkele verklaring van aangever dat hij na terugkomst in zijn woning heeft geconstateerd dat de koffiemachine kapot was, ontbreekt enig – ondersteunend – bewijs in het dossier dat verdachte – die dat heeft ontkend – voor de hem verweten vernieling van de koffiemachine verantwoordelijk is te houden, laat staan dat daarbij sprake is geweest van opzet. De enkele verklaring van aangever is onvoldoende om de bewezenverklaring van de tenlastegelegde vernieling te kunnen dragen.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.