ECLI:NL:RBROT:2022:3933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
10/017375-22 en 10/339385-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en winkeldiefstal door twee of meer verenigde personen

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde zaken met parketnummers 10/017375-22 en 10/339385-21. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte], zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor woninginbraak en winkeldiefstal. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van een laptop en een koptelefoon uit een woning en diefstal van levensmiddelen uit een supermarkt. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met een ander schuldig had gemaakt aan de diefstal. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte bij de politie als bewijs geaccepteerd, ondanks de verdediging die stelde dat deze verklaringen niet bruikbaar waren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de woninginbraak. De verdachte werd vrijgesproken van de vernieling van een koffiemachine, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/017375-22 en 10/339385-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
als adres in het buitenland opgevend [adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. L.A. Nooijen, advocaat te Rijswijk.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. van Heemst heeft gevorderd:
  • vrijspraak van diefstal van de schoenen en het geldbedrag, ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10/017375-22 onder 1;
  • bewezenverklaring van het (overigens) in de zaak met parketnummer 10/017375-22 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 10/339385-21 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
In de zaak met parketnummer 10/017375-22 feit 1:
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde diefstal van schoenen van het merk Nike en van een geldbedrag van € 1.400,00 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 10/017375-22 feit 1 verder:
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij geld nodig had, dat hij daarom naar de woning aan de [adres 1] is gegaan om spullen te stelen, maar dat hij daar niet de gelegenheid heeft gehad om iets te doen, omdat de politie snel ter plaatse was. Hij heeft verklaard dat hij niets in de woning heeft gepakt en ook niets in een tas heeft gestopt.
Over zijn verklaring die hij heeft afgelegd bij de politie heeft de verdachte op de terechtzitting verklaard dat hij de politie niet goed heeft begrepen en dat de tolk zijn verklaring niet goed heeft vertaald. De raadsman van de verdachte heeft hieraan toegevoegd dat bij dat verhoor geen raadsman aanwezig was en dat de daarna op schrift gestelde verklaring niet aan de verdachte is voorgelezen. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van de verdachte bij de politie op grond van dit alles niet mag worden geïnterpreteerd als een bekennende verklaring ten aanzien van het wegnemen van de laptop.
Beoordeling
Indien en voor zover de verdediging heeft willen betogen dat (een van) de verklaring(en) van de verdachte bij de politie dient of dienen te worden uitgesloten van het bewijs volgt de rechtbank de verdediging daarin niet.
De verklaring van de verdachte dat hij tijdens zijn verhoor door de politie de hem door tussenkomst van de tolk gestelde vragen niet heeft begrepen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Blijkens de processen-verbaal van verhoor van 20 januari 2022 (18:00 uur) en 21 januari 2022 (14:20 uur) is de verdachte op beide momenten verhoord met bijstand van een beëdigde tolk in de Spaanse taal. Nergens uit de processen-verbaal blijkt enige vorm van communicatieproblemen tussen de politie, de verdachte en/of de tolk. Integendeel, de verdachte heeft gedetailleerd antwoord gegeven op de hem gestelde vragen. Zo heeft hij tijdens zijn verhoor op 21 januari 2022 op de vragen die betrekking hadden op het afstand doen van een aantal goederen verklaard dat hij daarvan geen afstand kon doen, omdat die goederen niet van hem waren, terwijl hij over de laptop heeft verklaard dat hij daarvan afstand doet, omdat hij wil dat die teruggaat naar de eigenaar. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte de hem gestelde vragen heeft begrepen. Verder vermelden de processen-verbaal dat de verdachte op 20 januari 2022 is bijgestaan door zijn advocaat, en dat de verdachte op 21 januari 2022 heeft verklaard dat hij geen gebruik wilde maken van verhoorbijstand van een advocaat en dat de verbalisanten hem hebben gewezen op de eventuele nadelige gevolgen daarvan. Dat de verdachte op die dag heeft afgezien van het ondertekenen van de verklaring omdat hij de Nederlandse taal niet begrijpt, doet daar niet aan af.
De verklaringen van de verdachte bij de politie zijn dan ook bruikbaar voor het bewijs en de rechtbank bezigt die verklaringen ook als zodanig.
Medeplegen
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken, omdat niet is gebleken dat de verdachte een zodanig aandeel in de diefstal heeft gehad dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. De rol van de verdachte duidt volgens de raadsman eerder op medeplichtigheid aan het feit, maar dat is niet ten laste gelegd.
Beoordeling
De verdachte heeft – onder meer op de terechtzitting – verklaard dat hij met een vriend, de medeverdachte, naar de betreffende woning is gegaan om in te breken, omdat hij geld nodig had. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit genoegzaam dat sprake was van een gezamenlijk plan om te gaan inbreken. Dat het plan afkomstig was van de medeverdachte en dat de medeverdachte de deur van de woning zou hebben opengedaan, maakt dat niet anders. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat uit de door de getuige [naam getuige] afgelegde verklaring blijkt dat inderdaad sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Deze getuige heeft immers verklaard dat zij kort voordat de verdachte en de medeverdachte in de woning werden aangehouden heeft gezien dat twee mannen aan de deuren van de woningen met de huisnummers 20 tot en met 24 aan de [adres 1] voelden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat tussen de verdachte en de medeverdachte een zodanig nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan dat sprake is geweest van medeplegen.
Voltooid delict of poging?
De raadsman van verdachte heeft ook aangevoerd dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken omdat geen sprake is geweest van een voltooid delict. De politie viel de woning binnen op een moment dat de beide verdachten en ook de goederen zich daar nog bevonden. Er was dus wel een begin van uitvoering, maar die uitvoering was nog niet geëindigd.
Beoordeling
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich samen met de medeverdachte toegang tot de woning heeft verschaft om daar goederen weg te nemen. Eenmaal in de woning heeft de medeverdachte een laptop, waar de verdachte mee bezig was geweest, en een koptelefoon in zijn tas gestopt. Deze goederen lagen in die tas klaar om mee naar buiten te worden genomen. Daarmee hebben de verdachten zich een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen verschaft dat de wegneming daarvan in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht was voltooid (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1422).
Vrijspraak in de zaak met parketnummer 10/017375-22 feit 2:
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit bewezen op grond van de verklaring van de aangever in combinatie met het feit dat de verdachte en de medeverdachte in de woning hebben ingebroken en daarna ook in de woning door de politie zijn aangetroffen. Dit betekent dat niemand anders voor de vernieling van het koffieapparaat verantwoordelijk is te houden.
Beoordeling
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, tot vrijspraak van dit feit.
Behalve de enkele verklaring van aangever dat hij na terugkomst in zijn woning heeft geconstateerd dat de koffiemachine kapot was, ontbreekt enig – ondersteunend – bewijs in het dossier dat verdachte – die dat heeft ontkend – voor de hem verweten vernieling van de koffiemachine verantwoordelijk is te houden, laat staan dat daarbij sprake is geweest van opzet. De enkele verklaring van aangever is onvoldoende om de bewezenverklaring van de tenlastegelegde vernieling te kunnen dragen.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/017375-22 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/339385-21 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
In de zaak met parketnummer 10/017375-22:
1.
hij op 20 januari 2022 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning gelegen aan de [adres 1]
- een laptop (van het merk Asus) en
- een koptelefoon,
die aan [naam]
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van
braak .
In de zaak met parketnummer 10/339385-21:
hij op 19 december 2021 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met een ander,
blikken bier, broodjes en een fles wijn
die aan Albert Heijn, gelegen aan de [adres 2], in
toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 10/017375-22:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
In de zaak met parketnummer 10/339385-21:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal in een woning.
Daarbij is de voordeur van de woning geforceerd. In de woning zijn vervolgens een laptop en een koptelefoon weggenomen.
Naast de materiële schade is er ook sprake van een forse inbreuk op de privacy van het slachtoffer.
Voor slachtoffers van woninginbraken is het bijzonder onaangenaam te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en aan hun persoonlijke bezittingen heeft gezeten. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte dit gevoel van veiligheid voor het slachtoffer heeft aangetast.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van levensmiddelen uit een supermarkt. Hij heeft daarmee evenzeer getoond geen respect te hebben voor eigendommen van anderen. Winkeldiefstallen leveren veel overlast en schade voor winkeliers die er het slachtoffer van zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en met de
en met de straftoemetingsrichtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor een woninginbraak voor iemand die niet eerder met justitie in aanraking is geweest een gevangenisstraf van 3 maanden vermelden. Daarnaast houdt de rechtbank in strafvermeerderende zin rekening met het samenwerkingsverband en – ten slotte – met de gepleegde winkeldiefstal.
De verdediging heeft verzocht om, gelet op de proceshouding van de verdachte en op het feit dat de verdachte bij het plegen van het feit geen schade aan anderen heeft toegebracht, voor de bewezenverklaarde winkeldiefstal toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van strafrecht.
De rechtbank volgt daarin de verdediging niet. De zaak werd eerder door het openbaar ministerie geseponeerd onder de voorwaarde dat de verdachte geen nieuwe strafbare feiten zou plegen. Daar heeft de verdachte zich echter niet aan gehouden. Hij heeft zich nog gedurende de proeftijd van dit voorwaardelijk sepot schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Dit maakt dat met een afdoening voor deze zaak als de verdediging voor ogen staat niet kan worden volstaan.
Alles afwegend acht de rechtbank voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in
de zaak met parketnummer 10/017375-22in het geding gevoegd: [naam benadeelde] Teame, ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.580,00 (schade koffieapparaat ad € 180,00 en ‘spaargeld huwelijk’ ad € 1.400,00) aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat, gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Het materiële deel van de vordering:
De benadeelde partij zal in de vordering ter zake van het koffieapparaat niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte voor het feit waarop deze schade betrekking heeft geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Ook zal de benadeelde partij in de vordering ter zake van het spaargeld niet ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal van een geldbedrag en de gestelde schade, voor zover het om een ander bedrag zou gaan, onvoldoende met bescheiden is onderbouwd.
Het immateriële deel van de vordering:
De benadeelde partij zal (ook) in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de gestelde immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd.
De vordering aan materiële en immateriële schade kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/017375-22 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/017375-22 onder 1 en in de zaak met parketnummer 110/339385-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 10/017375-22 met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/017375-22:
1
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit een woning gelegen op of aan de [adres 1] 24B),
- een of meerdere schoenen (van het merk Nike) en/of
- een laptop (van het merk Asus) en/of
- een geldbedrag (te weten 1400 euro) en/of
- een koptelefoon,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
2
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een koffiemachine, in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan [naam], in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
In de zaak met parketnummer 0/339385-21:
hij op of omstreeks 19 december 2021 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere blikken bier, broodjes en/of een fles wijn, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, gelegen aan de [adres 2], in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.