ECLI:NL:RBROT:2022:3915

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
C/10/631197 / JE RK 21-3446 en C/10/634474 / JE RK 22-507
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De moeder van de kinderen heeft het ouderlijk gezag en de kinderen wonen bij haar. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van twaalf maanden en om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een residentiële instelling. De kinderrechter heeft de zaken met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader van [voornaam minderjarige 1] te laat arriveerde en de vader van [voornaam minderjarige 3] niet verscheen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige 1] verbaal en fysiek agressief gedrag vertoont en dat er sprake is van hechtingsproblematiek en trauma's. De moeder is overbelast geraakt door de opvoeding van [voornaam minderjarige 1], wat ook invloed heeft op de andere twee kinderen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] te verlengen tot 14 januari 2023 en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] is de ondertoezichtstelling verlengd tot 14 augustus 2022, maar het verzoek van de GI is afgewezen omdat dit verzoek ter zitting is ingetrokken.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de hulpverlening in de thuissituatie noodzakelijk is en dat de moeder ondersteuning nodig heeft. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/631197 / JE RK 21-3446 en C/10/634474 / JE RK 22-507
datum uitspraak: 5 april 2022

verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2012 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2016 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2018 te [geboorteplaats minderjarige 3] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[vader minderjarige 3] ,

hierna te noemen: de vader van [voornaam minderjarige 3] , wonende te [woonplaats vader minderjarige 3] ,

[vader minderjarige 1] ,

hierna te noemen: de vader van [voornaam minderjarige 1] , wonende te [woonplaats vader minderjarige 1] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 14 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift van de GI van 28 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 2 maart 2022;
  • de aanvullende raadsrapportage van de Raad van 31 maart 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 5 april 2022 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader van [voornaam minderjarige 1] ,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
De vader van [voornaam minderjarige 1] is 40 minuten na aanvang van de mondelinge behandeling verschenen.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader van [voornaam minderjarige 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 14 januari 2022 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 14 april 2022. De beslissing voor het overige verzochte is aangehouden.
Bij beschikking van 14 januari 2022 is voor [voornaam minderjarige 1] een machtiging tot uithuisplaatsing bij een persoon uit het netwerk verleend, te weten zijn vader, voor de duur van drie maanden. De beslissing voor het overige verzochte is aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken

Het verzoek van de Raad met zaaknummer C/10/631197:
De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verzocht voor de duur van twaalf maanden. De periode tot 14 januari 2023 resteert.
Ook heeft de Raad de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een residentiële instelling verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2022 heeft de Raad het verzoek ten aanzien van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] gewijzigd. In plaats van een residentiële instelling, werd verzocht om [voornaam minderjarige 1] bij zijn vader te plaatsen. Bij de aanvullende raadsrapportage heeft de Raad opnieuw het gewijzigd, in die zin dat de Raad voor [voornaam minderjarige 1] een machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzoekt voor de duur van de ondertoezichtstelling. De periode tot 14 januari 2023 resteert.
De Raad heeft het gewijzigde verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige 1] laat zowel verbaal als fysiek agressief gedrag zien. [voornaam minderjarige 1] is gediagnostiseerd met hechtingsproblematiek, ODD en een trauma. Er is vaak ruzie tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] . Daarnaast heeft de moeder ook vaak ruzie met de vaders van de kinderen. In het verleden heeft er veelvuldig huiselijk geweld plaatsgevonden tussen de moeder en de vader van [voornaam minderjarige 3] . De kinderen zijn hier getuige van geweest. Daarnaast kunnen [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] ook last ervaren of angsten hebben van het feit dat hun moeder het zwaar heeft met de opvoeding van [voornaam minderjarige 1] . De moeder is overbelast geraakt. De Raad heeft daarom zorgen over haar emotionele beschikbaarheid en wil hier zicht op krijgen. Indien er sprake is van een verstoorde hechting of andere problematiek, dan dienen de kinderen hier hulp voor te ontvangen. Ook ziet de Raad graag dat de moeder begeleiding ontvangt, zodat zij er niet alleen voorstaat. Het is nog onduidelijk of een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] bij een accommodatie jeugdhulpaanbieder ertoe zal leiden of de situatie voor de moeder verandert en de rust terugkeert. [voornaam minderjarige 1] is aangemeld bij De Hondsberg, maar het is nog niet duidelijk wanneer hij daar terecht kan. De Raad acht het noodzakelijk dat [voornaam minderjarige 1] de juiste hulp krijgt, gezien de complexe problematiek. De Raad acht een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van 9 maanden voor [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder van belang om de ontwikkelingen te volgen, zicht te krijgen op de thuissituatie en de noodzakelijke hulpverlening in te zetten.
Het verzoek van de GI met zaaknummer C/10/634474:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te verlengen voor de duur van één jaar. Tevens heeft de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van één jaar.
De GI heeft ter zitting haar verzoek ingetrokken.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. [voornaam minderjarige 1] is zwaar getraumatiseerd en heeft forse hechtingsproblematiek. Hij laat onverklaarbaar en zorgelijk gedrag zien. [voornaam minderjarige 1] zal op een speciale afdeling geplaatst moeten worden waar hij één-op-één begeleiding krijgt. Hij is aangemeld bij De Hondsberg. Op dit moment is er nog geen plek voor [voornaam minderjarige 1] . Er wordt verwacht dat hier uiterlijk september een plek voor [voornaam minderjarige 1] vrijkomt. Er is ondersteuning en begeleiding nodig voor de moeder totdat [voornaam minderjarige 1] kan worden geplaatst bij De Hondsberg. Als [voornaam minderjarige 1] uit huis geplaatst wordt zal de gezinssituatie hopelijk ten goede veranderen. In de thuissituatie bij de moeder dient ondersteuning en begeleiding ingezet te worden voor de moeder. De vader geeft aan bij de GI niks te kunnen betekenen in de zorgen van [voornaam minderjarige 1] en dit ook niet te willen.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en heeft zich verzet tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De moeder is er altijd geweest voor haar kinderen. Ze steekt veel energie en aandacht in hen en snapt daarom niet dat er sprake zou zijn van trauma en hechtingsproblemen bij [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De moeder heeft altijd hulp ingeschakeld en deze geaccepteerd. De moeder erkent de forse problematiek omtrent [voornaam minderjarige 1] . De moeder wil graag dat er hulp komt voor [voornaam minderjarige 1] , mede middels een uithuisplaatsing. De moeder vindt echter dat een ondertoezichtstelling voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] niet nodig is. Zodra [voornaam minderjarige 1] uit huis geplaatst is en geholpen kan worden, zal thuis rust ontstaan. De moeder staat open voor contact tussen de kinderen en hun vaders, maar de kinderen houden dit zelf af.
De vader heeft ter zitting aangegeven graag in het leven van [voornaam minderjarige 1] aanwezig te willen zijn. Echter is voor hem de situatie rondom [voornaam minderjarige 1] vaak onduidelijk. Soms wordt [voornaam minderjarige 1] ineens bij hem geplaatst en vervolgens wordt [voornaam minderjarige 1] in de nacht weer weggehaald door de moeder. Het is voor de vader moeilijk om voor [voornaam minderjarige 1] te zorgen als er geen duidelijkheid is over de situatie. De vader is na een discussie met de kinderrechter opgestaan en scheldend weggelopen.

De beoordeling

Het verzoek van de Raad met zaaknummer C/10/631197:
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken [voornaam minderjarige 1] verbaal en fysieke agressief is. Bij [voornaam minderjarige 1] is sprake van hechtingsproblematiek, trauma’s en ODD. De opvoeding van [voornaam minderjarige 1] vraagt veel van de moeder en de moeder is hierdoor overbelast geraakt. De moeder komt simpelweg niet meer toe aan opvoeden, omdat [voornaam minderjarige 1] thuis alle aandacht vraagt. [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] zijn hier getuige van. De kinderen zijn in het verleden ook getuige geweest van huiselijk geweld tussen de moeder en de vaders van de kinderen. De relatie tussen haar en de vaders is nog altijd spanningsvol, zoals ook duidelijk werd op zitting., Alle drie de kinderen worden hierdoor op dit moment in hun ontwikkeling bedreigd.
Met betrekking tot [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling slechts voor de duur van vier maanden te verlengen en het overige af te wijzen. Nu is gebleken dat de moeder hulpverlening accepteert en er op dit moment naast de thuissituatie met [voornaam minderjarige 1] geen zorgen zijn over [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De verwachting is dat thuis de rust terugkeert als [voornaam minderjarige 1] uit huis is, waardoor de moeder v de opvoeding van haar andere twee kinderen weer vorm weet te geven. In de tussentijd is de inzet van hulpverlening in de thuissituatie bij de moeder noodzakelijk.
Met betrekking tot [voornaam minderjarige 1] volgt uit het voorgaande dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] verlengen voor de resterende duur, te weten tot 14 januari 2023. Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing te weten bij een accommodatie jeugdhulpaanbieder noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (art. 1:265b, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter verleent daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 14 januari 2023.
Ten overvloede merkt de kinderrechter daarbij op dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:265c, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek een afgegeven machtiging komt te vervallen, wanneer deze gedurende een periode langer dan drie maanden niet wordt gebruikt.
Het verzoek van de GI met zaaknummer C/10/634474:
De kinderrechter stelt vast dat de GI het verzoek betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing ter zitting heeft ingetrokken. Daarmee kunnen de gronden van dit verzoek niet meer onderzocht worden en daarom wijst de kinderrechter dit verzoek af.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] tot 14 augustus 2022;
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] tot 14 januari 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 5 april 2022 tot 14 januari 2023;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte van de Raad;
wijst af het verzoek van de GI.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.