In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De moeder van de kinderen heeft het ouderlijk gezag en de kinderen wonen bij haar. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van twaalf maanden en om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een residentiële instelling. De kinderrechter heeft de zaken met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader van [voornaam minderjarige 1] te laat arriveerde en de vader van [voornaam minderjarige 3] niet verscheen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige 1] verbaal en fysiek agressief gedrag vertoont en dat er sprake is van hechtingsproblematiek en trauma's. De moeder is overbelast geraakt door de opvoeding van [voornaam minderjarige 1], wat ook invloed heeft op de andere twee kinderen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] te verlengen tot 14 januari 2023 en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] is de ondertoezichtstelling verlengd tot 14 augustus 2022, maar het verzoek van de GI is afgewezen omdat dit verzoek ter zitting is ingetrokken.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de hulpverlening in de thuissituatie noodzakelijk is en dat de moeder ondersteuning nodig heeft. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.