ECLI:NL:RBROT:2022:3734

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
10/230675-21 (oplichting) en 10/317729-21 (bedreiging) (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting via WhatsApp en bedreiging van een politieagent in burger

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting via WhatsApp, ook wel bekend als ‘vriend-in-nood-fraude’, en aan het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van een politieagent in burger. De verdachte, geboren in 2004, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Özveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op grote schaal mensen heeft opgelicht door zich voor te doen als hun kind in nood. Slachtoffers werden via WhatsApp benaderd met het verzoek om geld over te maken voor een dringende betaling, waarbij gebruik werd gemaakt van valse identiteiten en betaalverzoeken. In totaal werd er een bedrag van ongeveer €13.926,09 van slachtoffers verkregen.

Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieagent in burger, waarbij hij samen met anderen de agent dreigend heeft benaderd en bedreigingen heeft geuit. De rechtbank heeft de verdachte voor beide feiten schuldig bevonden, maar heeft hem vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft een jeugddetentie van één maand opgelegd, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 60 uur. Tevens is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte voor de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/230675-21 (oplichting) en 10/317729-21 (bedreiging) (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 7 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2004 te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G. Özveren, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 11 maart 2022 (inhoudelijke behandeling) en 7 april 2022 (sluiting van het onderzoek).

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder de parketnummers 10/230675-21(oplichting) en 10/317729-21 (bedreiging) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van een maand met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Algemene overweging ten aanzien van parketnummer 10/230675-21 (oplichting)
De officier van justitie verdenkt de verdachte ervan dat hij samen met anderen dan wel alleen op grote schaal mensen heeft opgelicht via WhatsApp (zogenoemde ‘vriend-in-nood-fraude’) en marktplaats. Tientallen mensen hebben aangifte gedaan. Op basis van deze aangiften en de andere bewijsmiddelen gaat de rechtbank op hoofdlijnen uit van de volgende werkwijze voor de ‘vriend-in-nood-fraude’. De aangever ontvangt via WhatsApp een bericht van een onbekend telefoonnummer. Deze persoon stelt de dochter of zoon te zijn van de aangever en een nieuw telefoonnummer te hebben, omdat de oude telefoon kapot is gegaan. Na het vertrouwen te hebben gewonnen van de aangever wordt gesteld dat op de nieuwe telefoon de betaal-app van de bank nog niet werkt, maar dat er wel dringend een rekening moet worden betaald. De aangever wordt gevraagd of hij deze rekening kan voorschieten, waarna een betaalverzoek (een tikkie) wordt gestuurd. Sommige aangevers hebben meerdere betaalverzoeken voldaan. Het geld van de betaalverzoeken werd gestort op een Bunqbank-rekening. Hierbij zijn rekeningen gebruikt op naam van verschillende personen, zogenaamde geldezels of katvangers. De geldezels hebben op verzoek van anderen een Bunqbank-rekening geopend. De dossiers (Glaciers genaamd) in deze zaak zijn ingedeeld op basis van de verschillende bankrekeningen. Een dossier kan dus meerdere aangiftes van oplichting bevatten. Het geld is vervolgens weer doorgestort naar een andere rekening, opgenomen bij een geldautomaat van Euronet of gepind in een supermarkt. Hierdoor is het geld ook witgewassen.
Wat de marktplaatsfraude betreft gaat de rechtbank uit van de volgende werkwijze. Op marktplaats zijn diverse goederen te koop aangeboden. Na betaling door de kopers voor de aankoop van deze goederen, zijn deze niet geleverd. Naast de verdenking van marktplaatsfraude zou de verdachte zich daarbij ook schuldig hebben gemaakt aan identiteitsfraude door persoonsgegevens van een ander te gebruiken.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten.
4.2.
Vrijspraak van de feiten 2 en 3 van parketnummer 10/230675-21 (oplichting)
4.2.1.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende concrete feiten en omstandigheden uit het dossier naar voren komen op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte daadwerkelijk een rol heeft gespeeld bij de oplichting van aangeefster [naam slachtoffer 1] (feit 2). Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het door de aangeefster overgemaakte bedrag is ontvangen op een bankrekening ten name van de verdachte. In het verlengde hiervan kan ook niet worden bewezen dat de verdachte bij de oplichting de (valse) naam van en het identiteitsbewijs op naam van [naam persoon] heeft gebruikt (feit 3). De verdachte zal daarom van zowel de marktplaatsoplichting als van de identiteitsfraude worden vrijgesproken.
4.2.2.
Conclusie
Het in de dagvaarding onder parketnummer 10/230675-21 onder 2 en 3 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering van de feiten 1 en 4 van parketnummer 10/230675-21 (oplichting)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. Hiertoe is het volgende aangevoerd.
De verdachte is op 18 juni 2020 onder andere samen met [naam medeverdachte] aangehouden ter zake van bedreiging. Onder de verdachte werd een iPhone inbeslaggenomen, die met toestemming van de officier van justitie geautomatiseerd is uitgelezen. Uiteindelijk zijn deze gegevens overgedragen aan het onderzoeksteam [naam onderzoeksteam] in verband met het fraudeonderzoek. Er was echter op 18 juni 2020 geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. Hij is in de auto blijven zitten en heeft geen ruzie gehoord. Politie en justitie hebben de verdachte onterecht toch aangemerkt als verdachte en zijn telefoon is onrechtmatig doorzocht. Dit maakt dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim waar consequenties aan verbonden dienen te worden, te weten het van het bewijs uitsluiten van al hetgeen uit het toestel naar voren is gekomen. Hierdoor blijft er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs over om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen met betrekking tot parketnummer 10-317729-21 (bedreiging) volgt dat de aangever, door een groep jongens is bedreigd. De aangever heeft drie jongens aangewezen, waaronder de verdachte, die deel uitmaakten van de groep. Uit het dossier komt naar voren dat bij de bedreiging door verschillende verdachten opnames zijn gemaakt met telefoons. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er met betrekking tot de verdachte wel degelijk sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. Gezien het feit dat er beelden waren gemaakt en die beelden mogelijk van belang konden zijn voor het onderzoek naar de bedreiging en onbekend was wie had(den) gefilmd, zijn de telefoons van alle verdachten inbeslaggenomen en onderzocht. Aan dit onderzoek ligt een wettelijke basis ten grondslag.
De informatie die vervolgens bij het uitlezen van de telefoon van de verdachte naar voren kwam met betrekking tot de oplichtingszaak, is rechtmatig verkregen en vervolgens overdragen aan het onderzoeksteam van de zaak [naam zaak] . Dit alles leidt ertoe dat het verweer dat sprake is van een vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting moet leiden, niet kan slagen. De rechtbank verwerpt dit verweer.
4.4.
Bewijswaardering van parketnummer 10-317729-21 (bedreiging)
4.4.1
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte niet tegen de aangever heeft gesproken of bedreigingen heeft geuit. Hij is in de auto blijven zitten en heeft geen ruzie gehoord. Dit maakt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.4.2
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangever, een politieagent in burger, door een groep jongens is bedreigd in aanwezigheid van zijn vriendin en zoontje. Dit gebeurde nadat de aangever deze groep jongens had aangesproken op de rommel die zij maakten rondom een auto. Toen de aangever een foto wilde maken, kwamen de inzittenden van de auto als groep op hem af en zijn er diverse woordelijke bedreigingen geuit.
De aangever heeft drie jongens aangewezen, waaronder de verdachte, die deel uitmaakten van de groep en die bedreigingen hebben geuit. De rechtbank heeft geen reden om aan de gang van zaken zoals beschreven door de aangever en zijn vriendin te twijfelen en gaat er dan ook vanuit dat de verdachte deel uitmaakte van de groep jongens en dat de verdachte samen met anderen bedreigingen heeft geuit in de richting van de aangever.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 18 juni 2020 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van bedreiging van een politieagent in burger.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Dagvaarding onder parketnummer 10/230675-21 (oplichting)
1.
hij op tijdstippen in de periode van 6 juni 2020 tot en met
18 juni 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), meermalen,
telkens met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door telkens het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, personen/ aangevers, onder wie de navolgende personen/aangevers:
(Glacier 13)
- [naam slachtoffer 2] ( 2.486,47 euro) en
- [naam slachtoffer 3] ( 2.441,89 euro) en
- [naam slachtoffer 4] (1.456,77 euro) en
- [naam slachtoffer 5] (2.149,20 euro) en
(Glacier 73)
- [naam slachtoffer 6] (749,87 euro) en
(Glacier 109)
- [naam slachtoffer 7] (2.200,- euro) en
- [naam slachtoffer 8] (2.441,89 euro),
telkens heeft bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedrag(en),
- door zich in een of meer whatsapp-berichten, verzonden naar die personen/ aangevers, tegenover die personen/aangevers voor te doen als zijnde de dochter of zoon, van die personen/aangevers en
- daarbij/daarin aan die personen/aangevers mede te delen/te verzoeken - zakelijk weergegeven -
* dat zij of hij tijdelijk een nieuw en/of een ander 06-nummer heeft en
* dat zij of hij haar of zijn oude telefoon in de wc of wasbak, althans (in) het water, heeft laten vallen of is verloren en (dat de telefoon) kapot en/of niet volledig bruikbaar is en
* dat zij of hij, een of meer factu(u)r(en)/rekening(en) over het hoofd heeft gezien en/of openstaande factu(u)r(en)/rekening(en) heeft die per direct/met spoed voldaan moeten worden en zij of hij geen toegang krijgt tot het bank/betaalsysteem en/of haar of zijn internetbankieren en/of in geldnood zit en die personen/aangevers derhalve deze betalingen voor haar of hem kan voorschieten en
* (vervolgens) daartoe in meerdere whatsapp-berichten een of meer betaalverzoeken middels een link (een zogenoemde tikkie) en/of de te betalen bedragen inclusief het rekeningnummer en de naam van de crediteur, aan die personen/aangevers heeft verzonden, althans handelingen van soortgelijke strekking,
als gevolg waarvan die personen/aangevers, werden bewogen tot afgifte/betaling van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer €13.926,09 euro);
4.
hij op tijdstippen in de periode van 6 juni 2020 tot en met 18 juni 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 13.926,09 euro, althans een geldbedrag,
- de werkelijke aard, de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, was, en
- heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
door
een of meer medeverdachte(n) of ander(en)/katvangers te benaderen en te regelen dat bankrekeningnummers op naam van een ander dan verdachte en/of als katvanger beschikbaar werden gesteld aan en gebruikt konden worden door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), terwijl die geldbedragen telkens op die bankrekeningnummers werden gestort, en (vervolgens) die geldbedragen heeft opgenomen en/of heeft doen/laten opnemen en/of ontvangen en/of uitgegeven,
terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Dagvaarding onder parketnummer 10/317729-21 (bedreiging)
hij op 18 juni 2020 te Rotterdam tezamen met anderen, een politieagent in burger zijnde [functiecode agent] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [functiecode agent] dreigend de woorden toe te voegen "loop maar naar je kankergezin, knuffel je zoontje nog maar een keer, want dat is het laatste wat je gaat doen vandaag" en "Zeg je zoontje maar gedag, dat is het laatste wat je doet" en “Ik sla je kankerkop in elkaar, Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding onder parketnummer 10/230675-21 (oplichting)
1.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
4.
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Dagvaarding onder parketnummer 10/317729-21 (bedreiging)
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, destijds 15 jaar oud, heeft zich gedurende een periode van bijna 2 weken in 2020 schuldig gemaakt aan een aantal oplichtingen in de vorm van zogenoemde vrienden-in-nood-fraude (VIN-fraude) dan wel oplichting via WhatsApp. Dit heeft hij samen met anderen gedaan.
Via WhatsApp werden slachtoffers benaderd. In WhatsAppberichten deed men zich voor als zoon of dochter van de slachtoffers die in geldnood zat en/of openstaande facturen moest betalen voor een bepaalde dag en tijd. Door flink op het gemoed van de slachtoffers in te spelen en door stevig aan te blijven dringen als de slachtoffers minder welwillend waren of argwaan toonden, wisten zij de slachtoffers (uiteindelijk) te bewegen veelal forse geldbedragen over te maken naar bankrekeningnummers van katvangers via betaalverzoeken of betaallinken die zij naar de slachtoffers stuurden. De katvangers in kwestie betroffen veelal kwetsbare personen die onder valse voorwendselen of tegen een geringe beloning werden overgehaald of gedwongen een bankrekening bij de Bunq Bank of andere internetbank te openen.
Nadat het geld door de slachtoffers was overgemaakt op de door de verdachte en/of zijn medeverdachten opgegeven bankrekeningen, werd het geld snel opgenomen bij pinautomaten, zodat het niet meer te traceren was. Met het geld werden vervolgens onder meer luxe goederen gekocht.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij doelbewust nietsvermoedende ouders op bovengenoemde wijze financieel heeft benadeeld en misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen en de hulp die ouders hun kind in de regel zullen geven als hun kind zegt in de problemen te zitten. Daarnaast wordt door deze vorm van oplichting het vertrouwen ondermijnd dat door consumenten moet kunnen worden gesteld in het betalingsverkeer en het bankwezen.
Met de door de verdachte gepleegde oplichting heeft de verdachte laten zien dat hij alleen maar uit is geweest op zijn eigen financieel gewin. De verdachte heeft op geen enkel moment stil gestaan of willen staan bij de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers heeft gehad. Hij dacht alleen maar aan het geld dat hij over de ruggen van de slachtoffers (en ook over de rug van katvangers) kon verdienen. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten bovendien schuldig gemaakt aan witwassen. Dit heeft hij gedaan door bij de VIN-fraude gebruik te maken van bankrekeningen op naam van katvangers en de door de slachtoffers op die rekeningen overgemaakte geldbedragen snel na die overmaking(en) contant op te nemen.
De verdachte heeft, in dezelfde periode als waarin hij bovengenoemde fraude/oplichting pleegde, met anderen een politieman (hierna: de aangever) in aanwezigheid van zijn vriendin en zoontje met de dood bedreigd. Zij deden dit nadat de aangever hen had aangesproken op de rommel die zij maakten rondom hun auto. Toen de aangever vervolgens een foto wilde maken van het kenteken van de auto, kwam de verdachte samen met andere jongens als groep op de aangever af en bedreigden zij hem meermalen met de dood. De situatie waarin deze bedreigingen zijn geuit was zo heftig dat zijn vrouw en kind zijn gevlucht. Deze bedreiging heeft bij de aangever serieuze gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, zoals ook uit zijn aangifte en de schriftelijke toelichting van zijn vordering tot schadevergoeding naar voren is gekomen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 februari 2022 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.1.
Rapportages en verklaringen van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 maart 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
Het recidiverisico wordt laag ingeschat wegens beschermende factoren. Moeder stelt zich meewerkend op en accepteert hulpverlening. Er bestaan echter ook zorgen over ingrijpende levensgebeurtenissen die de verdachte heeft meegemaakt in de afgelopen jaren, waaronder een ernstige ziekte en een brand in zijn vorige woning. Het is aannemelijk dat deze gebeurtenissen een negatieve impact hebben (gehad) op het functioneren van de verdachte. Het is positief dat de verdachte traumabehandeling heeft gehad voor de ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven en hij lijkt hiervan te profiteren.
Daarnaast heeft de verdachte veel schoolverzuim gehad. Hij is onlangs naar een klas gegaan met minder leerlingen, wat een positieve verandering bij hem teweeg heeft gebracht. Ook lijkt hij te profiteren van de eerder opgelegde jeugdreclasseringsmaatregel. Tevens is positief dat zijn huidige vrijetijdsbesteding redelijk adequaat lijkt te zijn ingevuld.
Er dient volgens de Raad meer zicht te komen op de vriendengroep van de verdachte, zijn weerbaarheid tegen negatieve beïnvloeding van buitenaf en zijn attitude. Ook het toezicht vanuit de moeder dient te worden vergroot. Dit kan worden opgepakt in het eerder opgelegde reclasseringstraject dat nog twee jaar doorloopt. De Raad adviseert een geheel onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) heeft een briefrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 maart 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Op 31 januari 2022 is de verdachte door de kantonrechter veroordeeld voor zijn schoolverzuim en heeft hij een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur opgelegd gekregen met twee jaar toezicht door de jeugdreclassering. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, adviseert JBRR om aan de verdachte een taakstraf op te leggen. De strafbare feiten hebben geruime tijd geleden plaatsgevonden en de verdachte is na die periode niet meer met justitie in aanraking gekomen. De verdachte heeft problemen gehad met zijn schoolgang, maar dit is inmiddels opgelost en hij heeft onlangs examens gedaan op het Albeda College. Daarnaast heeft de verdachte geen omgang meer met vrienden uit zijn oude buurt die regelmatig politiecontact hebben. Er is onlangs een titel Toezicht & Begeleiding verplicht opgelegd tot 14 februari 2024. De jeugdreclassering kan zich hierdoor de komende twee jaar blijven richten op het voorkomen van recidive, zijn verdere schoolgang en/of werk en zijn positieve vrijetijdsbesteding.
Ter terechtzitting heeft I. Kersting, als reclasseringswerker werkzaam bij JBRR, verklaard dat zij nog steeds het in het briefrapport gegeven advies onderschrijft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het aantal oplichtingszaken dat bewezen is verklaard en de bedragen die daarmee zijn gemoeid. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het gegeven dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Nu de strafeis van de officier van justitie de rechtbank redelijk voorkomt en recht doet aan de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten, zal de rechtbank deze eis overnemen.
De voorwaardelijke jeugddetentie en het toezicht van de jeugdreclassering dienen er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren opleggen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partijen
In de onderhavige strafzaken heeft zich een aantal aangevers gesteld als benadeelde partij. Hun namen staan vermeld in bijlage III bij dit vonnis.
De benadeelde partijen in de dagvaarding onder parketnummer 10/230675-21 vorderen, ieder voor zich, de bedragen genoemd in bijlage III, kolom C (materiële schadevergoeding).
De benadeelde partij in de dagvaarding onder parketnummer 10/317729-21 vordert het bedrag genoemd in bijlage III kolom D (immateriële schadevergoeding).
Alle benadeelde partijen vorderen wettelijke rente.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat, in de zaak met parketnummer 10/230675-21 (oplichting) waarin wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd, de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schade toe te wijzen en deze te vermeerderen met wettelijke rente en (vooralsnog op nihil te begrote) proceskosten.
De officier van justitie heeft zich in de zaak met parketnummer 10/317729-21 op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00.
De officier van justitie heeft in alle zaken tevens oplegging van de schadevergoedings-maatregel gevorderd.
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 10/230675-21 (oplichting) gevorderd dat bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte per vordering gijzeling zal worden opgelegd van 1 dag per 50 euro schadevergoeding. Hierbij wijst de officier van justitie op de aard van de feiten (financieel gewin) waardoor hij meent dat het een verkeerd signaal zou zijn om geen gijzeling op te leggen en omdat hij vindt dat het niet past is om de staat te laten opdraaien voor de schade die de verdachte moedwillig met zijn handelen heeft aangericht.
In de zaak met parketnummer 10/317729-21 heeft hij gevorderd bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte de gijzeling vast te stellen op 0 dagen.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit alle benadeelde partijen niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen omdat de verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken
.
8.1.3.
Beoordeling
De rechtbank zal hierna allereerst ingaan op de niet ontvankelijkheid van de benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] en Vervloet. Daarna zal de rechtbank, ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen die wel ontvankelijk zijn, ingaan op een aantal aspecten die gelden voor meerdere benadeelde partijen.
8.1.3.1 Niet ontvankelijkheid benadeelde partijen
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] wordt niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de zaak waarin zij zich heeft gesteld.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 5] zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat de materiële schade al aan de benadeelde partij is vergoed door de bank. Zij heeft geen schade meer die in rechtstreeks verband staat tot de bewezenverklaring.
8.1.3.2 Ontvankelijkheid benadeelde partijen
Toewijzing vorderingen
Nu is komen vast te staan dat in de dagvaarding onder parketnummer 10/230675-21 aan de benadeelde partijen:
[naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zullen deze, worden toegewezen voor zover deze materiële schade (mede) door toedoen van de verdachte is ontstaan.
De benadeelde partijen zullen in het deel van hun vordering dat niet toegewezen wordt, niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat in de zaak in de dagvaarding onder parketnummer 10/317729-21 aan de benadeelde partij [functiecode agent] door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Nu de verdachte ten aanzien van feit 1 van parketnummer 10/230675-21 wordt veroordeeld voor het medeplegen van oplichting en hij in de zaak in de dagvaarding onder parketnummer 10/317729-21 wordt veroordeeld voor het medeplegen van bedreiging, is hij met betrekking tot die feiten samen met anderen jegens de benadeelde partijen hoofdelijk aansprakelijk voor de daardoor geleden schade. Daar waar de vorderingen worden toegewezen, betreft dit dan ook steeds een hoofdelijke veroordeling. Indien en voor zover anderen de benadeelde partijen in die zaken betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd. Het is aan de verdachte om eventueel door hem betaalde bedragen te verhalen op mededaders.
Proceskosten
Alle benadeelde partijen vorderen in algemene zin een vergoeding van proceskosten.
De verdachte zal in de proceskosten van ieder van de benadeelde partijen worden veroordeeld. Die kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Wettelijke rente
Ieder van de benadeelde partijen heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat de te betalen schadebedragen elk vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de oplichting jegens de betreffende benadeelde partij is gepleegd. In bijlage III in kolom I wordt deze datum vermeld.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden.
Oplegging vervangende jeugddetentie
De verdachte heeft in de zaak met parketnummer 10/230675-21 bewezenverklaarde oplichting van de benadeelde partijen bewust en moedwillig gepleegd met als doel in betrekkelijk korte tijd en op een gemakkelijke manier veel geld te verdienen. Daarbij heeft hij zich niets heeft aangetrokken van de gevolgen die zijn handelen voor de benadeelde partijen zou hebben. Hierom is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het passend en geboden is aan de schadevergoedingsmaatregel wél de mogelijkheid van oplegging van vervangende jeugddetentie aan de verdachte te verbinden, voor het geval de verdachte in gebreke blijft aan zijn betalingsverplichtingen jegens de benadeelde partijen te voldoen.
De rechtbank zal daarbij, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, bepalen dat ten aanzien van elke toegewezen vordering aan de verdachte voor elke 500 euro die hij moet betalen aan de desbetreffende benadeelde partij een dag vervangende jeugddetentie zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 10/317729-21 (bedreiging) zal de rechtbank aan de schadevergoedingsmaatregel niet de mogelijkheid van oplegging van vervangende jeugddetentie aan de verdachte te verbinden en de vervangende jeugddetentie bepalen op 0 dagen.
In bijlage III in kolom K is het aantal dagen vervangende jeugddetentie per toegewezen vordering van de desbetreffende benadeelde partij vermeld.
8.1.4
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen van de benadeelde partijen: [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 1] geen inhoudelijke beslissing genomen.
De verdachte moet de benadeelde partijen:
[naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7]
de in bijlage III in kolom G vermelde bedragen betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Voor zover de gevorderde bedragen niet aan de benadeelde partijen zijn toegewezen, worden deze niet-ontvankelijk verklaard. De betreffende benadeelde partijen kunnen desgewenst hun vordering voor dat deel bij de civiele rechter aanhangig maken.
De verdachte moet de benadeelde partij:
NN agent het in bijlage III in kolom G vermelde bedrag betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht voor de bedragen genoemd in bijlage III in kolom G met vervangende jeugddetentie zoals genoemd in bijlage III in kolom K .

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de in de dagvaarding onder parketnummer 10/230675-21 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de in de dagvaarding onder parketnummer 10/230675-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten en het in de dagvaarding onder parketnummer 10/317729-21 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 1 (een) maand,
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de/een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen die hem door de jeugdreclassering worden gegeven;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 50 (vijftig) uur te verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
verklaart de benadeelde partijen [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen: [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 6] , [naam slachtoffer 7] en [functiecode agent] te betalen de in bijlage III kolom G genoemde bedragen aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de data zoals genoemd in bijlage III kolom I tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de betreffende benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partijen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [functiecode agent] voor het overige;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals in de bijlage III kolom G genoemde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals in bijlage III kolom I genoemd tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt ten aanzien van de benadeelde partijen [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] dat indien volledig verhaal van de hoofdsommen zoals in bijlage III kolom G niet mogelijk blijkt, vervangende jeugddetentie kan worden toegepast voor de duur van het aantal dagen zoals ten aanzien van elke vordering in bijlage III kolom K vermeld; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt ten aanzien van de benadeelde partij [functiecode agent] de vervangende jeugddetentie op 0 dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J. Montijn en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Boekholtz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging onder parketnummer 10/230675-21 (oplichting)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met
18 juni 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/ aangever(s), onder wie de navolgende perso(o)n(en)/aangever(s):
(Glacier 13)
- [naam slachtoffer 2] (2.324,77 en/of 2.278,67 en/of 2.180,50 en/of 2.486,47 euro) en/of
- [naam slachtoffer 3] (1.210,- en/of 1.340,- en/of 2.441,89 euro) en/of
- [naam slachtoffer 4] (1.456,77 euro) en/of
- [naam slachtoffer 5] (2.149,20 en/of 1.789,10 en/of 1.794,10 en/of 2.396,17 euro) en/of
(Glacier 73)
- [naam slachtoffer 6] (749,87 euro) en/of
(Glacier 109)
- [naam slachtoffer 7] (2.200,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 8] (2.441,89 euro),
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag, althans enig goed,
- door zich in een of meer whatsapp-berichten, verzonden naar die perso(o)n(en)/ aangever(s), tegenover die perso(o)n(en)/aangever(s) voor te doen als zijnde de dochter en/of zoon, in elk geval een familielid en/of kennis, van die perso(o)n(en)/aangever(s) en/of
- daarbij/daarin aan die perso(o)n(en)/aangever(s) mede te delen/te verzoeken - zakelijk weergegeven -
* dat zij en/of hij tijdelijk een nieuw en/of een ander 06-nummer heeft en/of
* dat zij en/of hij haar en/of zijn oude telefoon in de wc en/of wasbak, althans het water, heeft laten vallen en/of is verloren en/of kapot en/of niet volledig bruikbaar is en/of
* dat zij en/of hij, een of meer factu(u)r(en)/rekening(en) over het hoofd heeft gezien en/of openstaande factu(u)r(en)/rekening(en) heeft die per direct/met spoed voldaan moeten worden en/of zij en/of hij geen toegang krijgt tot het (bank/betaal)systeem en/of haar en/of zijn internetbankieren en/of in geldnood zit en/of die perso(o)n(en)/aangever(s) derhalve deze betalingen voor haar en/of hem kan voorschieten en/of
* (vervolgens) daartoe in meerdere whatsapp-berichten een of meer betaalverzoeken middels een link (een zogenoemde tikkie) en/of de te betalen bedragen inclusief het rekeningnummer en de naam van de crediteur, aan die perso(o)n(en)/aangever(s) heeft verzonden, althans handelingen van soortgelijke strekking,
als gevolg waarvan die perso(o)n(en)/aangever(s), werden bewogen tot afgifte/betaling van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer 29.167,40 euro);
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2020 tot en met 15 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), onder wie de navolgende perso(o)n(en)/aangever(s), (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
(Glacier 70)
-. [naam slachtoffer 1] (130,- euro),
door:
- via Marktplaats een playstation, althans een goed, aan te bieden tegen betaling en zonder (volledige) levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren en/of
- gebruik te maken van de/een (valse) en/of andermans identiteit(en) en/of naam, te weten: [naam persoon] en/of
- zich (aldus) voor te doen als bonafide verkoper;
3.
hij in of omstreeks de periode 14 april 2020 tot en met 15 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [naam persoon] heeft gebruikt door als aanbieder van een Playstation op Marktplaats de naam [naam persoon] te gebruiken en/of (een foto van) het ID-bewijs van die [naam persoon] te tonen en/of te sturen, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 april 2020 tot en met 18 juni 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 29.297,40 euro, althans een geldbedrag,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, was, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
- heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft/hebben gemaakt,
door
een of meer medeverdachte(n) of ander(en)/katvanger(s) te benaderen en/of te regelen dat een of meerdere bankrekeningnummer(s) (op naam van een ander dan verdachte en/of als katvanger) beschikbaar werd(en) gesteld aan en/of gebruikt konden worden door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), terwijl dat/die geldbedrag(en) (telkens) op die bankrekeningnummer(s) werd(en) gestort, en/of (vervolgens) dat/die geldbedrag(en) heeft opgenomen en/of heeft doen/laten opnemen en/of ontvangen en/of uitgegeven,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Tekst tenlastelegging parketnummer 10/317729-21 (bedreiging)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 juni 2020 te Rotterdam tezamen met één of meer ander(en), althans alleen (een politieagent in burger zijnde) [functiecode agent] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [functiecode agent] dreigend de woorden toe te voegen "loop maar naar je kankergezin, knuffel je zoontje nog maar een keer, want dat is het laatste wat je gaat doen vandaag" en/of "Zeg je zoontje maar gedag, dat is het laatste wat je doet" en/of "Ik sla je kankerkop in elkaar, Ik maak je af", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking.