ECLI:NL:RBROT:2022:3731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
10/327582-20 en 10/086170-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude via WhatsApp en marktplaatsoplichting met vuurwapenbezit

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting via WhatsApp, marktplaatsoplichting, identiteitsfraude, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en illegaal vuurwerk. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het op grote schaal plegen van fraude, waarbij hij zich voordeed als een familielid in nood om slachtoffers te bewegen geld over te maken. Dit gebeurde door middel van zogenaamde 'vriend-in-nood-fraude', waarbij slachtoffers via WhatsApp werden benaderd met valse verhalen over financiële problemen. Daarnaast bood de verdachte goederen aan op marktplaats, waarvoor hij betalingen ontving zonder de goederen daadwerkelijk te leveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat hij gebruik maakte van de identiteit van derden om zijn oplichtingspraktijken te verbergen. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 360 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis overgenomen. De verdachte werd schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele specifieke gevallen van oplichting waar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie en heeft de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de verdachte financieel zijn benadeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/327582-20 en 10/086170-21
Datum uitspraak: 7 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2002 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 april 2021, 17 juni 2021,
3 september 2021 (alle pro forma), 9 maart 2022 (inhoudelijke behandeling) en 7 april 2022 (sluiting van het onderzoek).

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de twee dagvaardingen.
De verdenking tegen de verdachte in de zaak met parketnummer 10/327582-20 houdt kort gezegd in dat de verdachte een vuurwapen (feit 1) en illegaal vuurwerk (feit 2) in zijn bezit zou hebben gehad. Dit wordt hierna dagvaarding I genoemd.
De zaak met parketnummer 10-086170-21 gaat over fraude via WhatsApp, zogenaamde ‘vriend-in-nood-fraude’ en marktplaatsoplichting (feit 1). Bij de marktplaatsoplichting zou de verdachte ook gebruikt hebben gemaakt van de identiteit van andere personen (feit 2) Vervolgens zou de verdachte het verdiende geld ook hebben witgewassen (feit 3). Deze zaak zal aangeduid worden als dagvaarding II. De tenlastelegging van dagvaarding II is op de terechtzitting van 9 maart 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de tenlastelegging van dagvaarding I en de tekst van de gewijzigde tenlastelegging van dagvaarding II zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 360 dagen met aftrek

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering voor dagvaarding I
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van dagvaarding I zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Dit betreft het bezit van een vuurwapen en van illegaal vuurwerk.
4.2.
Dagvaarding 2 (marktplaatsoplichting en whatsapp-oplichting)
De officier van justitie verdenkt de verdachte ervan dat hij samen met andere verdachten op grote schaal mensen heeft opgelicht via WhatsApp (zogenoemde ‘vriend-in-nood-fraude’) en marktplaatsoplichting. Tientallen mensen hebben aangifte gedaan. Uit deze aangiften en de andere bewijsmiddelen gaat de rechtbank op hoofdlijnen uit van de volgende werkwijze bij de ‘vriend-in-nood-fraude’. De aangever ontvangt via WhatsApp een bericht van een onbekend telefoonnummer. Deze persoon stelt de dochter of zoon te zijn van aangever en een nieuw telefoonnummer te hebben, omdat de oude telefoon kapot is gegaan. Na het vertrouwen te hebben gewonnen van de aangever wordt gesteld dat op de nieuwe telefoon de betaal-app van de bank nog niet werkt, maar dat er wel dringend een rekening moet worden betaald. De aangever wordt gevraagd of hij deze rekening kan voorschieten, waarna een betaalverzoek (een tikkie) wordt gestuurd met een bedrag van 400 euro tot 2400 euro. Sommige aangevers hebben meerdere betaalverzoeken voldaan. Het geld van de betaalverzoeken werd telkens gestort op een Bunqbank-rekening. Hierbij zijn rekeningen gebruikt op naam van verschillende personen, zogenaamde geldezels of katvangers. De geldezels hebben op verzoek van anderen een Bunqbank-rekening geopend. De dossiers (Glaciers genaamd) in deze zaak zijn verdeeld op basis van de verschillende gebruikte bankrekeningen. Een dossier kan dus meerdere aangiftes van fraude bevatten. Het geld is vervolgens weer doorgestort naar een andere rekening, opgenomen bij een geldautomaat van Euronet of gepind in een supermarkt. Hierdoor is het geld ook witgewassen.
Wat de marktplaatsfraude betreft, gaat de rechtbank uit van de volgende werkwijze. De verdachte heeft op marktplaats een Apple TV, een iPhone 7 en een Playstation 4 te koop aangeboden. In sommige gevallen is ter overtuiging van de koper ook een foto van een ID-bewijs gestuurd. Na betaald te hebben gekregen voor deze goederen, zijn deze niet geleverd.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten.
4.3.
Partiële vrijspraak voor dagvaarding 2 (de zaken Glacier 5, 6, 7, 10 en 68)
De personen zoals genoemd in de zaaksdossiers 5, 6 ,7, 10 en 68 hebben aangifte gedaan van ‘vriend-in-nood-fraude’. De politie heeft het vermoeden dat de verdachte steeds bij deze fraude betrokken is. De rechtbank is echter van oordeel dat er onvoldoende concrete feiten en omstandigheden uit het dossier naar voren komen op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte daadwerkelijk een rol heeft gespeeld bij de oplichting van deze aangevers. In deze deelonderzoeken is het vaak dat alleen door of via de aangifte een link lijkt te kunnen worden gelegd met de verdachte. Ander bewijs voor betrokkenheid van de verdachte ontbreekt in die gevallen en dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Hierna zal dit kort per zaak kort worden besproken.
Glacier 5:
Bij een Euronetpinautomaat op de Hoogstraat 176 in Rotterdam is vlak na ‘betaling’ door aangever [naam slachtoffer 1] het gestorte geld gepind. Locatiegegevens wijzen uit dat de telefoon van de verdachte op het moment van het pinnen in de buurt van de Hoogstraat is geweest. Buiten die omstandigheid bevat het dossier geen andere bewijsmiddelen.
Glacier 6:
Uit het politieonderzoek is gebleken dat het bankrekeningnummer van de katvanger meermalen vanaf het IP-adres van de woning van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (de broer van de verdachte) is benaderd. Onbekend is echter gebleven op welke datum/data dit is gebeurd. Ook is niet duidelijk of specifiek de telefoon of computer van de verdachte deze bankrekening heeft benaderd. Hierdoor is onduidelijk of de verdachte betrokken is bij de oplichting van aangevers [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] .
Glacier 7:
Ten aanzien van de verdachte bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaruit zijn betrokkenheid bij de WhatsAppfraude van aangever [naam slachtoffer 4] blijk, anders dan dat de verdachte in hetzelfde huis woont als zijn broer en medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Glacier 10:
De aangevers [naam slachtoffer 5] , [naam slachtoffer 6] , [naam slachtoffer 7] , [naam slachtoffer 8] en [naam slachtoffer 9] hebben aangifte gedaan, waarbij telkens geld is overgemaakt naar een Bunq-rekening van een katvanger. Uit het politieonderzoek wordt duidelijk dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] bij deze oplichting betrokken is, maar bevat onvoldoende bewijsmiddelen voor het medeplegen door de verdachte. De rechtbank zal bij de bewijswaardering van de andere feiten ingaan op het medeplegen door de verdachte in de andere zaken.
Glacier 68:
Aangeefster [naam slachtoffer 10] heeft aangifte gedaan oplichting. De aangeefster heeft een bedrag overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam persoon 1] . Het dossier bevat echter geen overzicht van de bij- en afschrijvingen van het bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Hierdoor is onbekend of de gestelde overschrijving daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Alleen de aangifte is onvoldoende om het wettelijke bewijsminimum te halen.
Conclusie
Dat wat is tenlastegelegd onder Glacier 5, 6, 7 en 68 is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Dit geldt ook voor dossier Glacier 10 met betrekking tot de aangiftes van [naam slachtoffer 8] , [naam slachtoffer 9] , [naam slachtoffer 5] , [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] . Ook hiervan wordt de verdachte vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.4.
Bewijswaardering van de overige feiten van dagvaarding II
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. Hiertoe is het volgende aangevoerd.
De verdachte is aangemerkt als een veiligheidsrisicosubject (VRS). Dit betekent dat hij door de politie zou mogen worden staande gehouden en gefouilleerd. Op 28 september 2020 is hij weer onderworpen aan een fouillering enkel en alleen op basis van het gegeven dat hij stond aangeduid als VRS. Hierbij is zijn telefoon inbeslaggenomen en onderzocht. De gegevens die uit de telefoon zijn gekomen liggen ten grondslag aan het verdere onderzoek en aan de tenlastelegging. Tevens is op 28 september 2020 in de auto waarin de verdachte zat een vuurwapen aangetroffen. Ook de doorzoeking van de auto is enkel gebaseerd op de registratie als VRS.
De verdediging wijst op een arrest van het hof Den Haag van 28 december 2021 waaruit volgt dat enkel de aanwijzing als risicosubject de politie niet de bevoegdheid toekent om iemand te fouilleren en de auto te doorzoeken. De fouillering van de verdachte levert een forse aantasting van de persoonlijke levenssfeer op als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). De fouillering is onrechtmatig geweest en dat levert een vormverzuim op. De schending van artikel 8 EVRM en het structurele karakter van het fouilleren van de verdachte leiden ertoe dat dit vormverzuim noodzakelijkerwijs een volledige bewijsuitsluiting tot gevolg moet hebben. Ook als er geen sprake zou zijn van registratie van de verdachte als risicosubject is de fouillering door de politie onrechtmatig geweest en zou dit tot bewijsuitsluiting moeten leiden.
De verdediging heeft voorts bepleit dat geen sprake is van oplichting, omdat de aangevers onvoldoende omzichtigheid hebben betracht. De aangevers zijn zonder enige vorm van onderzoek overgegaan tot het doen van betalingen. Zij hadden moeten doorzien dat sprake was van bedrog. In Nederland wordt al sinds 2017 gewaarschuwd voor deze vorm van oplichting via WhatsApp. Er kan niet worden vastgesteld dat de aangevers door een onjuiste voorstelling van zaken zijn bewogen tot de afgifte van geld. De verdediging concludeert op grond hiervan tot vrijspraak.
Daarnaast stelt de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, waarbij de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft begaan. Er is geen sprake van medeplegen van oplichting en ook om die reden zou de verdachte moeten worden vrijgesproken.
4.4.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat het onjuist is dat de verdachte als VRS staat geregistreerd en dat geen sprake is van vormverzuim.
4.4.3.
Beoordeling
Bewijsuitsluiting
Uit het proces-verbaal van bevindingen [nummer proces-verbaal] blijkt dat de politie in de avond van 28 september 2020 een auto zag rijden zonder verlichting aan de voorzijde. Na het geven van een stopteken en het tot stilstand brengen van het voertuig vroeg de politie de bestuurder van het voertuig om zijn legitimatie.
De bestuurder was medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Naast de bestuurder zaten nog drie personen in het voertuig. Tijdens het controleren van de legitimatie van de bestuurder merkte de politie dat de personen achterin het voertuig druk aan het bewegen waren en iets onder de bestuurdersstoel probeerden te leggen.
Bij het verifiëren van de personalia van de bestuurder in het systeem van de politie bleek dat op naam van de bestuurder handhavingsvoorschriften voor de politie stonden bij het staande houden van die persoon. Deze voorschriften zagen op het dragen van een mes. Hierop heeft de politie de bestuurder aan een fouillering onderworpen en vervolgens de identiteit van de passagiers in het voertuig onderzocht door hen te vragen naar hun legitimatiebewijs. Bij het raadplegen van het systeem op naam van de passagiers bleek dat er ten aanzien van de verdachte (en de medeverdachte - tevens broer van de verdachte - [naam medeverdachte 1] ) dezelfde registratie stond vermeld als bij de bestuurder van het voertuig. Hierna is ook de verdachte (en de andere passagiers) aan een fouillering onderworpen. Bij twee van de inzittenden van het voertuig is een grote hoeveelheid geld aangetroffen.
Tijdens het onderzoek bemerkte de politie dat de inzittenden onrustig waren. De bestuurder sloot meerdere malen de ramen van de auto en zei dat hij de auto wilde afsluiten. De politie had het gevoel dat de bestuurder snel weg wilde, zodat de auto niet kon worden doorzocht. Hierna ging de politie over tot doorzoeking van de auto op grond van de Wet wapens en munitie (WWM). Daarbij is een vuurwapen aangetroffen in een tas waarvan de politie concludeerde dat deze aan de verdachte toebehoorde. Ook is in de auto een mes aangetroffen. De auto is vervolgens inbeslaggenomen. De verdachte is hierna aangehouden en de goederen die hij bij zich had - waaronder zijn telefoon - zijn inbeslaggenomen. De volgende ochtend heeft er een doorzoeking op grond van de WWM plaatsgevonden in de woning van de verdachte.
Voor een onderzoek aan de kleding van een persoon (fouillering) op grond van artikel 52, eerste lid, onder c, WWM en voor een doorzoeking van een voertuig op grond van artikel 51, eerste lid, onder c, van de WWM dient redelijkerwijs aanleiding te bestaan. Dit houdt in dat voor het aanwenden van deze bevoegdheid er een concreet aanwijsbare aanleiding dient te bestaan om te veronderstellen dat de WWM wordt overtreden of dreigt te worden overtreden.
Niet is gebleken dat de verdachte op 28 september 2020 stond geregistreerd als veiligheidsrisicosubject. De rechtbank stelt voorts vast dat uit het hierboven beschreven proces-verbaal van bevindingen, blijkt dat de verdachte niet is staande gehouden omdat hij een zogenaamd VRS zou zijn. De politie is ook niet zonder meer overgegaan tot fouillering van de inzittenden en de doorzoeking van het voertuig. Na fouillering van de bestuurder is het nadere onderzoek verricht op basis van de omstandigheden van dat moment - de gedragingen van de inzittenden, te weten druk bewegen en proberen iets onder de bestuurdersstoel te leggen - en de registratie betreffende (onder andere) de verdachte. Dit nader onderzoek bestond vervolgens uit de fouillering van de passagiers. Hierbij is een stapel bankbiljetten aangetroffen. Na constatering van onrust bij de passagiers en het gedrag van de bestuurder - steeds de ramen dicht doen - vond de doorzoeking van het voertuig plaats.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit alles voldoende om te concluderen dat er voor de politie redelijkerwijs aanleiding bestond om tot de fouillering en de doorzoeking over te gaan. Er is geen sprake van een fouillering van de verdachte en doorzoeking van de auto - die overigens werd bestuurd door en geregistreerd stond op naam van een ander - (enkel) op basis van de aanwijzing van de verdachte als veiligheidsrisicosubject. Aan dit onderzoek ligt een wettelijke basis ten grondslag. Dit brengt met zich dat de aantasting van de verdachte van zijn persoonlijke levenssfeer niet onrechtmatig is. Hieraan doet niet af dat de verdachte, zoals door de verdediging gesteld, regelmatig staande wordt gehouden en aan een fouillering wordt onderworpen. De rechtbank kan zich enkel baseren op de aanvang van het onderzoek zoals dat uit het onderliggende dossier blijkt.
Dit alles leidt ertoe dat het verweer dat sprake is van een vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting moet leiden, niet kan slagen. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Oplichting
Of in een concreet geval een slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd, is bewogen tot de afgifte van goederen, in dit geval geldbedragen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In meer algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen.
Oplichting in de zin van artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet aan de orde wanneer het slachtoffer - gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken - de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. Van oplichting kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de verdachte zich een valse hoedanigheid heeft aangemeten om onverdiend vertrouwen te wekken en daarmee op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend verwachtingspatroon. Daarbij kan de kwetsbaarheid van het slachtoffer een rol spelen.
Naarmate de oplichting meer een inbreuk maakt op de persoonlijke leefomgeving van degene die wordt opgelicht, is eerder sprake van oplichting dan als de situatie verder van die leefomgeving afstaat. De omstandigheden in deze zaak omvatten steeds de situatie dat iemand zich via WhatsApp heeft voorgedaan als de zoon of dochter van degene die aangifte heeft gedaan. De aangever werd persoonlijk benaderd in zijn of haar rol en (verantwoordelijkheids)gevoel als ouder en vaak ook direct aangesproken met ‘pap’ of ‘mam’. Als de aangever doorvroeg, kwam er een antwoord waarbij toch vooral het probleem van het tijdig moeten betalen van een of meer rekeningen op de voorgrond stond. De druk op de rol als ouder werd groter. Dit raakt in vergaande mate de persoonlijke leefwereld van de aangever. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat de aangevers door oplichting zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen. Het verweer dat geen sprake is van oplichting wordt verworpen.
Medeplegen
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van medeplegen stelt de rechtbank voorop dat dit bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Op de telefoon van de verdachte is een grote hoeveelheid gegevens aangetroffen die rechtstreeks verband houdt met de oplichting van de aangevers. Het gaat hierbij onder meer om notities met (voorbeelden van) tekstberichten die zijn gebruikt bij het benaderen van de aangevers via WhatsApp, om notities met teksten om personen te werven die hun bankrekening beschikbaar stellen en - vooral - om de beschikbaarheid van bankrekeningen op of via de telefoon(s) van de verdachte waarnaar door de aangevers geld is overgemaakt. Deze informatie kan niet anders worden uitgelegd dan dat hieruit blijkt dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft gehad in de oplichting. Gezien de omvang van de zaak, de verschillende handelingen die werden verricht - van het benaderen van katvangers voor het ter beschikking stellen of openen van een bankrekening tot en met het versturen van de WhatsAppberichten aan de gedupeerden - en de informatie uit het dossier waaruit blijkt van de betrokkenheid van de medeverdachten, is duidelijk dat de verdachte dit niet alleen heeft gepleegd. Telkens is er sprake van samenwerkingsverbanden waarin in meer of mindere mate wordt samengewerkt. Het gegeven dat niet - of niet in alle gevallen - kan worden vastgesteld wie exact de mededaders waren bij de desbetreffende oplichting doet hieraan niet af. De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien niet op inhoudelijke (feitelijke) gronden vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaarding I ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaarding II ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Dagvaarding I
1.
hij op 28 september 2020 te Rotterdam, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk en/of type Bbm 315 Auto, kaliber 6.35 mm
en
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 29 december 2020 te Rotterdam, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis , professioneel vuurwerk, te weten 6 stuks knalvuurwerk (Super Cobra 6), heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Dagvaarding II
WhatsApp-oplichting
hij op tijdstippen in de periode van 17 juni 2020 tot en met 27 september 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
meermalen, althans eenmaal, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door telkens het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
personen/aangevers, te weten de navolgende personen/ aangevers:
(Glacier 1)
- [naam slachtoffer 11] (802,76 euro) en
- [naam slachtoffer 12] (1.132,42 en 2.254,33 euro) en
- [naam slachtoffer 13] (1.000,- en 500,- en 500,- euro) en
- [naam slachtoffer 14] ( 420- euro) en
- [naam slachtoffer 15] (1.244,- en 740,- euro) en
- [naam slachtoffer 16] (tweemaal 768,82 euro) en
(Glacier 2)
- [naam slachtoffer 17] (1.760,24 euro) en
- [naam slachtoffer 18] (1.833,- euro) en
- [naam slachtoffer 8] (1.809,99 euro) en
(Glacier 3)
- [naam slachtoffer 19] (1.200,- euro, ) en
(Glacier 10)
- [naam slachtoffer 20] (1.576,89 euro) en
- [naam slachtoffer 21] (1.050,- euro) en
(Glacier 13)
- [naam slachtoffer 22] ( 2.486,47 euro) en
- [naam slachtoffer 23] ( 2.441,89 euro) en
- [naam slachtoffer 24] (1.456,77 euro) en
- [naam slachtoffer 25] (2.149,20 euro) en
(Glacier 14)
- [naam slachtoffer 26] (tweemaal 2.304,99 euro) en
(Glacier 18)
- [naam slachtoffer 27] (749,51 en 981,78 euro) en
- [naam slachtoffer 28] (540,25 en 500,- euro) en
- [naam slachtoffer 29] (1.485,78 en 1.268,57 euro) en
- [naam slachtoffer 30] (756,83 euro) en
(Glacier 22)
- [naam slachtoffer 31] (2.000,-
euro) en
- [naam slachtoffer 32] (2.450,33 euro) en
- [naam slachtoffer 33] ( 2.450,77 euro) en
(Glacier 26)
- [naam slachtoffer 34] (864,50 euro) en
- [naam slachtoffer 35] (1.500,- en 1.500,- en 1.900,- euro) en
- [naam slachtoffer 36] (822,- en 935,- euro) en
- [naam slachtoffer 37] (822,- en 935,- euro) en
- [naam slachtoffer 38] (2.015,- en 1.495,- euro) en
- [naam slachtoffer 39] (1.854,- en 1.270,- en 1.357,- en 850,- en 922,- euro)
en
- [naam slachtoffer 40] (922,- euro) en
- [naam slachtoffer 41] (2.489,70 euro) en
- [naam slachtoffer 42] (1.500,- euro) en
- [naam slachtoffer 43] (2.260,- euro) en
- [naam slachtoffer 44] (1.575,60 euro) en
- [naam slachtoffer 45] (790,- en 1.450,- en 1.100,- euro) en
(Glacier 27)
- [naam slachtoffer 46] (2.127,- euro) en
- [naam slachtoffer 47] (711,- euro) en
- [naam slachtoffer 48] (1.300,- euro) en
(Glacier 31)
- [naam slachtoffer 49] (2.100,- euro) en
- [naam slachtoffer 50] (3.480,- euro) en
- [naam slachtoffer 51] (500,- euro) en
(Glacier 43)
- [naam slachtoffer 52] (750,- en 650,- euro)
en
- [naam slachtoffer 53] (650,- en 450,- euro)
en
(Glacier 124)
- [naam slachtoffer 54] (850,- en 1.100,- euro),
telkens heeft bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedrag(en), ,
- door zich in een of meer whatsapp-berichten, verzonden naar die personen/
aangevers, tegenover die personen/aangevers voor te doen als zijnde de dochter
of zoon van die personen/aangevers
en
- daarbij/daarin aan die personen/aangevers mede te delen/te verzoeken – zakelijk
weergegeven –
* dat zij of hij tijdelijk een nieuw of een ander 06-nummer heeft en
* dat zij of hij haar of zijn oude telefoon in de wc of wasbak, althans
(in
)het water,
heeft laten vallen of is verloren en
(dat de telefoon
)kapot en/of niet volledig
bruikbaar is en
* dat zij of hij, een of meer factu(u)r(en)/rekening(en) over het hoofd heeft gezien en/of
openstaande factu(u)r(en)/rekening(en) heeft die per direct/met spoed voldaan moeten
worden en zij of hij geen toegang krijgt tot het bank/betaalsysteem en/of haar of
zijn internetbankieren en/of in geldnood zit en die personen/aangevers derhalve
deze betalingen voor haar of hem kan voorschieten en
* (vervolgens) daartoe in meerdere whatsapp-berichten een of meer betaalverzoeken
middels een link (een zogenoemde tikkie) en/of de te betalen bedragen inclusief het
rekeningnummer en de naam van de crediteur, aan die personen/aangevers heeft
verzonden, althans handelingen van soortgelijke strekking,
als gevolg waarvan die personen/aangevers, werden bewogen tot afgifte/betaling van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer 91.486,20 euro);
Marktplaats-oplichting
hij op tijdstippen in de periode van 26 februari 2020 tot en met 15 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door telkens het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, personen/aangevers, onder wie de navolgende personen/ aangevers, telkens heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
(Glacier 67)
- [naam slachtoffer 55] (70 euro) en
- [naam slachtoffer 56] (120 euro) en
(Glacier 70)
- [naam slachtoffer 57] (130 euro),
door:
- via Marktplaats goederen (te weten een Apple TV en/of iPhone 7 en/of Playstation) aan te
bieden tegen betaling en zonder levering zich van de betaling
van die goederen of diensten te verzekeren en
- gebruik te maken van valse en/of andermans identiteit, te weten: [naam persoon 2]
en/of [naam persoon 3] en/of [naam persoon 4] en
- zich aldus telkens voor te doen als bonafide verkoper;
Identiteits-fraude
hij op tijdstippen in de periode van 26 februari 2020 tot en met 27 september 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [naam persoon 2] en [naam persoon 3] en [naam persoon 5] , heeft gebruikt door als aanbieder (van een Apple TV en/of iPhone 7 en/of Playstation) op Marktplaats
de naam [naam persoon 2] en [naam persoon 3] te gebruiken en (een foto van) het ID-bewijs van [naam persoon 2] te tonen en/of te sturen en de naam [naam persoon 5] veelvuldig te gebruiken in emailadressen ten behoeve van bankrekeningnummers op naam van een ander dan van verdachte, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Witwassen
hij op tijdstippen in de periode van 17 juni 2020 tot en met 27 september 2020, te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 91.486,20 euro, althans een geldbedrag,
- de werkelijke aard, de herkomst,
heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende op een voorwerp, was,
en
- heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
althans gebruik heeft/ gemaakt,
door
een of meer medeverdachte(n) of ander(en)/katvangers te benaderen en te regelen dat bankrekeningnummers op naam van een ander dan verdachte en/of als katvanger beschikbaar werden gesteld aan en gebruikt konden worden door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), terwijl die geldbedragen telkens op die bankrekeningnummers werden gestort, en (vervolgens) die geldbedragen heeft opgenomen en/of heeft doen/laten opnemen en/of ontvangen en/of uitgegeven,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Dagvaarding II
WhatsApp-oplichting
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Marktplaats-oplichting
oplichting, meermalen gepleegd;
Identiteits-fraude
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
witwassen
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, destijds deels 17 en deels 18 jaar oud, heeft zich gedurende een periode van een aantal maanden in 2020 schuldig gemaakt aan een groot aantal oplichtingen in de vorm van zogenoemde vrienden-in-nood-fraude (VIN-fraude) dan wel oplichting via WhatsApp en aan oplichting via marktplaats.
Via WhatsApp is een groot aantal slachtoffers benaderd. In WhatsAppberichten deed men zich voor als zoon of dochter van de slachtoffers die in geldnood zat en/of openstaande facturen moest betalen voor een bepaalde dag en tijd. Door flink op het gemoed van de slachtoffers in te spelen en door stevig aan te blijven dringen als de slachtoffers minder welwillend waren of argwaan toonden, wisten zij de slachtoffers (uiteindelijk) te bewegen veelal forse geldbedragen over te maken naar bankrekeningnummers van katvangers via betaalverzoeken of betaallinken die zij naar de slachtoffers stuurden. De katvangers in kwestie betroffen veelal kwetsbare personen die onder valse voorwendselen of tegen een geringe beloning werden overgehaald of gedwongen een bankrekening bij de Bunq Bank of andere internetbank te openen. Nadat het geld door de slachtoffers was overgemaakt op de door de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) opgegeven bankrekeningen, werd het geld snel opgenomen bij pinautomaten, zodat het niet meer te traceren was. Met het geld werden vervolgens onder meer luxe goederen gekocht, zoals is gebleken bij doorzoekingen in de slaapkamer van de verdachte waar de nodige (facturen van) dure kleding, schoenen, telefoons en een Apple watch werden aangetroffen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij doelbewust nietsvermoedende ouders op bovengenoemde wijze financieel heeft benadeeld en misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen en de hulp die ouders hun kind in de regel zullen geven als hun kind zegt in de problemen te zitten. Daarnaast wordt door deze vorm van oplichting het vertrouwen ondermijnd dat door consumenten moet kunnen worden gesteld in het betalingsverkeer en het bankwezen.
Daarnaast heeft de verdachte zich in 2020 ook schuldig gemaakt aan marktplaatsoplichting door een aantal malen goederen op de site www.marktplaats.nl te koop aan te bieden en zich voor te doen als bonafide verkoper. In goed vertrouwen hebben de aangevers de bedragen overgemaakt, in de veronderstelling dat de goederen zouden worden opgestuurd. De verdachte liet hen in die waan. Er zijn geen gekochte en betaalde goederen geleverd.
Bij deze vorm van oplichting heeft de verdachte ook een aantal malen gebruik gemaakt van de identiteit van anderen, en hierbij ook gebruik gemaakt van (foto’s van) ID-bewijzen van anderen. Hij heeft zich daarmee naast deze oplichting ook schuldig gemaakt aan identiteitsfraude. Hiermee heeft de verdachte het vertrouwen dat bij zakelijke transacties in identiteitspapieren moet kunnen worden gesteld, in ernstige mate geschonden.
Met alle door de verdachte gepleegde vormen van oplichting en fraude heeft de verdachte laten zien dat hij alleen maar uit is geweest op zijn eigen financieel gewin. De verdachte heeft op geen enkel moment stil gestaan of willen staan bij de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers heeft gehad. Hij dacht alleen maar aan het geld dat hij over de ruggen van de slachtoffers (en ook over de rug van een aantal katvangers) kon verdienen. De rechtbank neemt dit de verdachte erg kwalijk.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten bovendien schuldig gemaakt aan witwassen. Dit heeft hij gedaan door bij de VIN-fraude gebruik te maken van bankrekeningen op naam van katvangers en de door de slachtoffers op die rekeningen overgemaakte geldbedragen snel na die overmaking(en) contant op te nemen.
Naast alle hiervoor genoemde strafbare feiten heeft de verdachte in september 2020 ook een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad in een tasje dat hij op het moment van zijn aanhouding bij zich had. Het op die manier voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie - in een auto met anderen, op de openbare weg - levert een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid in het algemeen en voor de veiligheid van personen in de directe omgeving van verdachte in het bijzonder.
Verder heeft de verdachte in december 2020 illegaal vuurwerk, te weten 6 cobra’s, voorhanden gehad en in zijn kelderberging opgeslagen. Het voorhanden hebben van illegaal/professioneel vuurwerk is extreem gevaarzettend. Niet voor niets gelden voor de opslag van dergelijk vuurwerk strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk risico’s met zich mee. Daarnaast levert het bewaren/opslaan van dergelijk vuurwerk in een kelderberging in een woonbuurt enorme risico’s op voor de omgeving. De verdachte is met al deze risico’s veel te gemakzuchtig omgesprongen en heeft kennelijk niet of in onvoldoende mate stilgestaan bij de mogelijke - in potentie levensgevaarlijke - gevolgen van een (te) vroege explosie. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Alle genoemde, door de verdachte gepleegde, strafbare feiten betreffen zeer ernstige feiten waarvoor een forse straf op zijn plaats is.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 januari 2022 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 maart 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Als de verdachte schuldig wordt bevonden, worden de houding en het sociaal netwerk gezien als risicofactoren en is er sprake van pro-crimineel gedrag waar hij niet open over is geweest. Er zijn aanwijzingen voor een negatief sociaal netwerk, dit wordt echter ontkend door de verdachte. De verdachte heeft zijn leven op meerdere fronten op orde en stelt geen hulpvragen te hebben. Hij volgt een opleiding, zegt geen financiële problemen te hebben en heeft stabiele huisvesting bij zijn moeder. Gedurende het schorsingstoezicht stelde de verdachte zich meewerkend en proactief op.
Vanwege de ernst van de ten laste gelegde delicten en de zorgen omtrent eventuele ontwikkeling van dergelijk gedrag in de toekomst, is de inzet van een (gedrags)interventie op het gebied van psychosociaal functioneren, houding en sociaal netwerk overwogen. Echter, gelet op de houding van de verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde, is de vraag in hoeverre een interventie bij zal dragen aan een vermindering van eventuele risico’s. Mogelijk dat een straf (al dan niet in de vorm van een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel) als stok achter de deur zal fungeren om in de toekomst niet opnieuw met justitie in aanraking te komen.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Interveniëren op gedragsmatig vlak lijkt op dit moment geen meerwaarde te hebben vanwege zijn houding met betrekking tot de tenlasteleggingen en omdat hij hiertoe niet gemotiveerd lijkt. De inzet van een interventie zal zodoende onvoldoende effect sorteren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op het feit dat de verdachte ten tijde van het plegen deels minderjarig was, en gelet op het feit dat de officier van justitie de toepassing van het jeugdstrafrecht heeft geëist en de raadsvrouw dit heeft bepleit, zal de rechtbank de verdachte veroordelen op grond van het jeugdstrafrecht.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank rekening gehouden met het hierboven genoemde en daarnaast acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de hoeveelheid zaken en de bedragen die daarbij zijn gemoeid. Voorts heeft de rechtbank - niet ten nadele van de verdachte - rekening gehouden met het gegeven dat hij first offender is. De strafeis van de officier van justitie komt de rechtbank redelijk voor en doet recht aan de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten.
Hierom zal de rechtbank deze eis overnemen met dien verstande dat de rechtbank het onvoorwaardelijk deel gelijk stelt aan het aantal dagen dat de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Conform de eis van de officier van justitie en gezien het advies van Reclassering Nederland zal de rechtbank een deel van de voorgenomen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, met de algemene voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal aan de verdachte naast de algemene voorwaarden geen bijzondere voorwaarden opleggen, aangezien uit het rapport van Reclassering Nederland en ter terechtzitting naar voren is gekomen dat de verdachte hiervoor niet gemotiveerd is en het de verwachting is dat hij hieraan niet of onvoldoende zal meewerken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de aan de verdachte ook rekening gehouden met het feit dat ter terechtzitting naast de onderhavige gevoegde zaken ook de zaak met parketnummer 10/700322-20 is behandeld. De rechtbank heeft die laatste zaak niet gevoegd vanwege administratieve redenen. Om te voorkomen dat de verdachte door het niet voegen van alle zaken bij de strafoplegging in zijn belangen zou worden geschaad, zal de rechtbank bij de op te leggen straf in de onderhavige gevoegde zaken rekening houden met alle zaken en aan de verdachte een zodanige straf opleggen alsof alle zaken wel bij elkaar zouden zijn gevoegd en met een vonnis zouden zijn afgedaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte terug te geven aangezien de verdachte van alle feiten vrijgesproken dient te worden.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen geldbedragen, te weten:
  • een bedrag van 205 euro, inbeslaggenomen op 7 oktober 2020 (beslaglijst bij dagvaarding II) en
  • een bedrag van 657,25 euro, inbeslaggenomen op 29 december 2020 (voorwerp 1 op de beslaglijst bij dagvaarding I) en
  • een bedrag van 20 euro, inbeslaggenomen op 30 december 2020 (voorwerp 2 op de beslaglijst bij dagvaarding I) ) en
  • een bedrag van 8,40 euro, inbeslaggenomen op 2 oktober 2020 (voorwerp 3 op de beslaglijst bij dagvaarding I)
zullen worden verbeurd verklaard. Deze geldbedragen behoren aan de verdachte toe. De verdachte kan deze bedragen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en de geldbedragen zijn geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.

9..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Benadeelde partijen
In de onderhavige strafzaak heeft zich een groot aantal aangevers gesteld als benadeelde partij. Hun namen staan vermeld in bijlage IV bij dit vonnis. Zij vorderen, ieder voor zich, de bedragen genoemd in bijlage IV, kolom C (materiële schadevergoeding). Een deel van hen vordert tevens immateriële schade (de bedragen genoemd in kolom D). Alle benadeelde partijen vorderen wettelijke rente.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat in de zaken waarin wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd, de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schade toe te wijzen en deze te vermeerderen met wettelijke rente en (vooralsnog op nihil te begrote) proceskosten. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren voor zover het betreft de door hen gevorderde immateriële schade en overige kosten.
Hij heeft tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De officier van justitie heeft hierbij gevorderd dat bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte per vordering gijzeling zal worden opgelegd van 1 dag per 50 euro schadevergoeding. Hierbij wijst de officier van justitie op de aard van de feiten (financieel gewin) waardoor hij meent dat het een verkeerd signaal zou zijn om geen gijzeling op te leggen en vindt hij dat het niet past om de staat te laten opdraaien voor de schade die de verdachte moedwillig met zijn handelen heeft aangericht.
9.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt ten aanzien van alle vorderingen primair deze niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het feit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van alle feiten.
Subsidiair verzoekt de verdediging de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren omdat zij allemaal onvoldoende onderbouwd zijn. Hiertoe wordt aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat banken/verzekeringen slachtoffers compenseren voor de schade die zij hebben geleden. Uit de ingediende vorderingen blijkt echter niet of onvoldoende hoe het zit met de compensatie door de banken/verzekeringen. Het is aannemelijk dat alle aangevers contact hebben gehad met de bank of hun verzekeringsmaatschappij. Daar moet correspondentie van aanwezig zijn. Gelet op het feit dat deze informatie ontbreekt en het een onevenredige belasting van het strafproces is om de zaak hiervoor aan te houden, dienen de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard te worden.
9.1.3.
Beoordeling
De rechtbank zal hierna allereerst ingaan op de niet ontvankelijkheid van een aantal benadeelde partijen. Daarna zal de rechtbank, ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen die wel ontvankelijk zijn, ingaan op het gevoerde verweer en op een aantal aspecten die gelden voor meerdere benadeelde partijen.
9.1.3.1 Niet ontvankelijkheid benadeelde partijen
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 58] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 9] , [naam slachtoffer 5] / [naam slachtoffer 59] , [naam slachtoffer 6] , [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 10] worden niet ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de zaken waarin zij zich hebben gesteld.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 16] zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 25] zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat de materiële schade al aan de benadeelde partij is vergoed door de bank. Zij heeft geen schade meer. De door haar gevorderde immateriële schade is, zoals hierna onder 9.1.3.2 zal worden besproken, niet voor toewijzing vatbaar.
De vordering van benadeelde partij [naam slachtoffer 42] is onvolledig. In de bijlage bij (enkel) het voorblad van het voegingsformulier wordt verwezen naar de vordering zoals die in een andere zaak is ingediend. Dit is niet voldoende om in de zaak tegen de verdachte de vordering inhoudelijk te kunnen beoordelen. Nu de vordering onvolledig is, zal deze vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.1.3.2 Ontvankelijkheid benadeelde partijen
Geen onevenredige belasting voor het strafproces
Vorderingen van benadeelde partijen kunnen in het strafproces alleen meegenomen worden in de beoordeling als zij geen onevenredige belasting voor dat proces zijn. Inhoudelijk vormen de vorderingen van de benadeelde partijen die niet al onder 9.1.3.1 zijn genoemd, ieder voor zich, geen te grote belasting voor het strafproces. Er wordt steeds een bedrag gevorderd dat door oplichting afhandig is gemaakt, in een geval (benadeelde partij [naam slachtoffer 57] ) te vermeerderen met bijkomende kosten die ook zijn onderbouwd. Het feit dat een aantal benadeelde partijen in hun vordering niet heeft aangegeven of er schade is vergoed, maakt niet dat de vordering daarmee niet voldoende is onderbouwd en (daarmee) een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De rechtbank is daarbij ook, anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, van oordeel dat het geen feit van algemene bekendheid is dat in de zaken zoals hier bewezenverklaard steeds compensatie volgt van een bank of verzekeringsmaatschappij. Voor zover in de vorderingen van de benadeelde partijen niets is opgenomen over vergoeding van schade door de bank of verzekeringsmaatschappij, moet het er dan ook voor gehouden worden dat dit niet heeft plaatsgevonden. De vorderingen zijn dan ook voldoende onderbouwd en kunnen in het strafgeding worden meegenomen.
Toewijzing vorderingen
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen:
[naam slachtoffer 11] , [naam slachtoffer 12] , [naam slachtoffer 13] , [naam slachtoffer 18] , [naam slachtoffer 20] , [naam slachtoffer 21] ,
[naam slachtoffer 60] , [naam slachtoffer 24] , [naam slachtoffer 26] , [naam slachtoffer 28] , [naam slachtoffer 29] , [naam slachtoffer 30] , [naam slachtoffer 31] , [naam slachtoffer 32] , [naam slachtoffer 33] , [naam slachtoffer 34] , [naam slachtoffer 35] , [naam slachtoffer 37] , [naam slachtoffer 38] , [naam slachtoffer 39] , [naam slachtoffer 40] , [naam slachtoffer 43] , [naam slachtoffer 44] , [naam slachtoffer 41] , [naam slachtoffer 45] , [naam slachtoffer 46] , [naam slachtoffer 47] , [naam slachtoffer 48] , [naam slachtoffer 49] , [naam slachtoffer 50] , [naam slachtoffer 52] , [naam slachtoffer 53] , [naam slachtoffer 54] en [naam slachtoffer 57]
door de onder dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vorderingen ten aanzien hiervan genoegzaam zijn onderbouwd, zullen deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen voor zover deze materiële schade (mede) door toedoen van de verdachte is ontstaan.
De benadeelde partijen zullen in het deel van hun vordering dat niet toegewezen wordt, niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Nu de verdachte voor de VIN-fraude (oplichting via WhatsApp) wordt veroordeeld voor het medeplegen van oplichting is hij met betrekking tot die feiten samen met anderen jegens de benadeelde partijen hoofdelijk aansprakelijk voor de daardoor geleden schade. Daar waar de vorderingen worden toegewezen, betreft dit dan ook steeds een hoofdelijke veroordeling. Indien en voor zover anderen de benadeelde partijen in die zaken betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd. Het is aan de verdachte om eventueel door hem betaalde bedragen te verhalen op mededaders.
Geen immateriële schadevergoeding
Volgens vaste jurisprudentie is voor vergoeding van immateriële schade uitgangspunt dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. Hierbij dient het te gaan om een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging; gevoelens van frustratie, wantrouwen en boosheid zijn niet voldoende. Geen van de benadeelde partijen die immateriële schadevergoeding heeft gevorderd, heeft gesteld dat hiervan sprake is. De door benadeelde partijen [naam slachtoffer 11] , [naam slachtoffer 13] , [naam slachtoffer 17] en [naam slachtoffer 43] gevraagde immateriële schadevergoeding wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
Proceskosten
Alle benadeelde partijen vorderen in algemene zin een vergoeding van proceskosten.
De verdachte zal in de proceskosten van ieder van de benadeelde partijen worden veroordeeld. Die kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Wettelijke rente
Ieder van de benadeelde partijen heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat de te betalen schadebedragen elk vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de oplichting jegens de betreffende benadeelde partij is gepleegd. In bijlage IV in kolom H wordt deze datum vermeld.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden.
Oplegging vervangende jeugddetentie
De verdachte heeft de oplichting van de benadeelde partijen bewust en moedwillig gepleegd met als doel in betrekkelijk korte tijd en op een gemakkelijke manier veel geld te verdienen. Daarbij heeft hij zich niets aangetrokken van de gevolgen die zijn handelen voor de benadeelde partijen zou hebben. Hierom is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het passend en geboden is aan de schadevergoedingsmaatregel wél de mogelijkheid van oplegging van vervangende jeugddetentie aan de verdachte te verbinden, voor het geval de verdachte in gebreke blijft aan zijn betalingsverplichtingen jegens de benadeelde partijen te voldoen.
De rechtbank zal daarbij, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, bepalen dat ten aanzien van elke toegewezen vordering aan de verdachte voor elke 500 euro die hij moet betalen aan de betreffende benadeelde partij een dag vervangende jeugddetentie zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de toegewezen vordering van benadeelde partij [naam slachtoffer 57] zal de rechtbank, hoewel het schadebedrag geen 500 euro bedraagt, desondanks aan de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van Pol een vervangende jeugddetentie verbinden van een dag.
In bijlage IV in kolom I is het aantal dagen vervangende jeugddetentie per toegewezen vordering van de betreffende benadeelde partij vermeld.
9.1.4
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen van de benadeelde partijen: [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 58] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 9] , [naam slachtoffer 5] / [naam slachtoffer 59] , [naam slachtoffer 6] , [naam slachtoffer 7] , [naam slachtoffer 10] ,
[naam slachtoffer 25] , [naam slachtoffer 17] , [naam slachtoffer 16] en [naam slachtoffer 42] geen inhoudelijke beslissing genomen.
De verdachte moet de benadeelde partijen: [naam slachtoffer 11] , [naam slachtoffer 12] , [naam slachtoffer 13] , [naam slachtoffer 18] , [naam slachtoffer 20] , [naam slachtoffer 21] , [naam slachtoffer 60] , [naam slachtoffer 24] , [naam slachtoffer 26] , [naam slachtoffer 28] , [naam slachtoffer 29] , [naam slachtoffer 30] , [naam slachtoffer 31] , [naam slachtoffer 32] , [naam slachtoffer 33] , [naam slachtoffer 34] , [naam slachtoffer 35] , [naam slachtoffer 37] , [naam slachtoffer 38] , [naam slachtoffer 39] , [naam slachtoffer 40] , [naam slachtoffer 43] , [naam slachtoffer 44] , [naam slachtoffer 41] , [naam slachtoffer 45] , [naam slachtoffer 46] , [naam slachtoffer 47] , [naam slachtoffer 48] , [naam slachtoffer 49] , [naam slachtoffer 50] , [naam slachtoffer 52] , [naam slachtoffer 53] , [naam slachtoffer 54] en [naam slachtoffer 57] de in bijlage IV in kolom G vermelde bedragen betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Voor zover de gevorderde bedragen niet aan de benadeelde partijen zijn toegewezen - uitgezonder de reeds vergoede schade -, worden deze niet-ontvankelijk verklaard. De betreffende benadeelde partijen kunnen desgewenst hun vordering voor dat deel bij de civiele rechter aanhangig maken.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht voor de bedragen genoemd in bijlage IV in kolom G met vervangende jeugddetentie zoals genoemd in bijlage IV in kolom I.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 77a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 231b, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie, artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder dagvaarding I (parketnummer 10/327582-20) en dagvaarding II (parketnummer 10/086170-21) ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 360 (driehonderdzestig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 183 (honderddrieëntachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de geldbedragen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf de navolgende geldbedragen:
* 205 euro, inbeslaggenomen op 7 oktober 2020 onder parketnummer 10/086170-21;
* 657,25, inbeslaggenomen op 29 december 2020 onder parketnummer 10/327582-20;
* 20 euro, inbeslaggenomen op 30 december 2020 onder parketnummer 10/327582-20;
* 8,40 euro, inbeslaggenomen op 2 oktober 2020 onder parketnummer 10/327582-20;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen:
[naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 58] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 9] , [naam slachtoffer 5] / [naam slachtoffer 59] , [naam slachtoffer 6] , [naam slachtoffer 7] , [naam slachtoffer 10] ,
[naam slachtoffer 25] , [naam slachtoffer 17] , [naam slachtoffer 16] en [naam slachtoffer 42] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 57] te betalen het in bijlage IV kolom G genoemde bedrag aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de data zoals genoemd in bijlage IV kolom H tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen: [naam slachtoffer 11] , [naam slachtoffer 12] , [naam slachtoffer 13] ,
[naam slachtoffer 18] , [naam slachtoffer 20] , [naam slachtoffer 21] , [naam slachtoffer 60] , [naam slachtoffer 24] , [naam slachtoffer 26] , [naam slachtoffer 28] , [naam slachtoffer 29] , [naam slachtoffer 30] , [naam slachtoffer 31] , [naam slachtoffer 32] , [naam slachtoffer 33] , [naam slachtoffer 34] , [naam slachtoffer 35] , [naam slachtoffer 37] , [naam slachtoffer 38] , [naam slachtoffer 39] , [naam slachtoffer 40] , [naam slachtoffer 43] , [naam slachtoffer 44] , [naam slachtoffer 41] , [naam slachtoffer 45] , [naam slachtoffer 46] , [naam slachtoffer 61] , [naam slachtoffer 48] , [naam slachtoffer 49] en [naam slachtoffer 50] , [naam slachtoffer 52] , [naam slachtoffer 53] en [naam slachtoffer 54]
te betalen de in bijlage IV kolom G genoemde bedragen aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de data zoals genoemd in bijlage IV kolom H tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de betreffende benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals in de bijlage IV kolom G genoemde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals in bijlage IV kolom H genoemd tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsommen zoals in bijlage IV kolom G niet mogelijk blijkt,
vervangende jeugddetentiekan worden toegepast voor de duur van het aantal dagen zoals ten aanzien van elke vordering in bijlage IV kolom I vermeld;
toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J. Montijn en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Boekholtz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging dagvaarding I (parketnummer 10/327582-20):
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging, althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk en/of type Bbm 315 Auto, kaliber 6.35 mm
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis , professioneel vuurwerk, te weten 6 stuks knalvuurwerk (Super Cobra 6), heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Tekst gewijzigde tenlastelegging dagvaarding II (parketnummer 10/086170-21):
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
WA-fraude
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juni 2020 tot en met 27 september 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), onder wie de navolgende perso(o)n(en)/ aangever(s):
(Glacier 1)
- [naam slachtoffer 11] (802,76 en/of 475,45 en/of 650,95 euro) en/of
- [naam slachtoffer 12] (1.132,42 en/of 1.754,23 en/of 2.254,33 euro) en/of
- [naam slachtoffer 13] (1.000,- en/of 500,- en/of 500,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 14] (578,- en/of 420- euro) en/of
- [naam slachtoffer 15] (1.244,- en/of 740,- en/of 765,55 euro) en/of
- [naam slachtoffer 16] (tweemaal 768,82 euro) en/of
(Glacier 2)
- [naam slachtoffer 17] (1.760,24 euro) en/of
- [naam slachtoffer 18] (1.833,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 8] (1.809,99 euro) en/of
(Glacier 3)
- [naam slachtoffer 19] (1.200,- euro, in totaal 7.000,- euro) en/of
(Glacier 5)
- [naam slachtoffer 1] (1.200,- euro) en/of
(Glacier 6)
- [naam slachtoffer 2] (1.988,61 euro) en/of
- [naam slachtoffer 58] (2.339,99 euro) en/of
(Glacier 7)
- [naam slachtoffer 4] (950,- en/of 1.500,- euro) en/of
(Glacier 10)
- [naam slachtoffer 20] (1.576,89 en/of 1.803,39 en/of 1.355,89 en/of 944,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 21] (1.050,- en/of 1.200,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 8] (2.000,77 euro) en/of
- [naam slachtoffer 9] (1.795,- en/of 2.500,- euro)
- [naam slachtoffer 5] (1.200,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 6] (1.200,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 7] (1.488,- euro) en/of
(Glacier 13)
- [naam slachtoffer 22] (2.324,77 en/of 2.278,67 en/of 2.180,50 en/of 2.486,47 euro) en/of
- [naam slachtoffer 23] (1.210,- en/of 1.340,- en/of 2.441,89 euro) en/of
- [naam slachtoffer 24] (1.456,77 euro) en/of
- [naam slachtoffer 25] (2.149,20 en/of 1.789,10 en/of 1.794,10 en/of 2.396,17 euro) en/of
(Glacier 14)
- [naam slachtoffer 26] (tweemaal 2.304,99 euro) en/of
(Glacier 18)
- [naam slachtoffer 27] (749,51 en/of 981,78 euro) en/of
- [naam slachtoffer 28] (540,25 en/of 500,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 29] (1.485,78 en/of 1.268,57 euro) en/of
- [naam slachtoffer 30] (756,83 euro) en/of
(Glacier 22)
- [naam slachtoffer 31] (2.000,- en/of 803,89 en/of 1.744,- en/of 803,89 en/of 1.103,89 en/of 903,88
euro) en/of
- [naam slachtoffer 32] (2.450,33 en/of 2.151,- en/of 2.431,11 euro) en/of
- [naam slachtoffer 33] (tweemaal 2.450,77 euro) en/of
(Glacier 26)
- [naam slachtoffer 34] (864,50 euro) en/of
- [naam slachtoffer 35] (1.500,- en/of 1.500,- en/of 1.900,- euro) en/f
- [naam slachtoffer 36] (822,- en/of 935,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 37] (822,- en/of 935,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 38] (2.015,- en/of 1.495,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 39] (1.854,- en/of 1.270,- en/of 1.357,- en/of 850,- en/of 922,- euro)
- [naam slachtoffer 40] (922,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 41] (2.489,70 euro) en/of
- [naam slachtoffer 42] (1.500,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 43] (2.260,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 44] (1.575,60 euro) en/of
- [naam slachtoffer 45] (790,- en/of 1.450,- en/of 1.100,- euro) en/of
(Glacier 27)
- [naam slachtoffer 46] (2.127,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 47] (711,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 48] (1.300,- euro) en/of
(Glacier 31)
- [naam slachtoffer 49] (2.100,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 50] (3.480,- euro) en/of
- [naam slachtoffer 51] (500,- euro) en/of
(Glacier 43)
- [naam slachtoffer 52] (750,- en/of 650,- euro)
- [naam slachtoffer 53] (650,- en/of 450,- euro)
(Glacier 68)
- [naam slachtoffer 10] (1.496,36 euro)
(Glacier 124)
- [naam slachtoffer 54] (850,- en/of 1.100,- euro),
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag, althans enig goed,
- door zich in een of meer whatsapp-berichten, verzonden naar die perso(o)n(en)/ aangever(s), tegenover die perso(o)n(en)/aangever(s) voor te doen als zijnde de dochter en/of zoon, in elk geval een familielid en/of kennis , van die perso(o)n(en)/aangever(s) en/of
- daarbij/daarin aan die perso(o)n(en)/aangever(s) mede te delen/te verzoeken – zakelijk weergegeven –
* dat zij en/of hij tijdelijk een nieuw en/of een ander 06-nummer heeft en/of
* dat zij en/of hij haar en/of zijn oude telefoon in de wc en/of wasbak, althans het water, heeft laten vallen en/of is verloren en/of kapot en/of niet volledig bruikbaar is en/of
* dat zij en/of hij, een of meer factu(u)r(en)/rekening(en) over het hoofd heeft gezien en/of openstaande factu(u)r(en)/rekening(en) heeft die per direct/met spoed voldaan moeten worden en/of zij en/of hij geen toegang krijgt tot het (bank/betaal)systeem en/of haar en/of zijn internetbankieren en/of in geldnood zit en/of die perso(o)n(en)/aangever(s) derhalve deze betalingen voor haar en/of hem kan voorschieten en/of
* (vervolgens) daartoe in meerdere whatsapp-berichten een of meer betaalverzoeken middels een link (een zogenoemde tikkie) en/of de te betalen bedragen inclusief het rekeningnummer en de naam van de crediteur, aan die perso(o)n(en)/aangever(s) heeft verzonden, althans handelingen van soortgelijke strekking,
als gevolg waarvan die perso(o)n(en)/aangever(s), werden bewogen tot afgifte/betaling van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer 151.604,50 euro);
MP-oplichting
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 februari 2020 tot en met 15 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), onder wie de navolgende perso(o)n(en)/ aangever(s), (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
(Glacier 67)
- [naam slachtoffer 55] (70 euro) en/of
- [naam slachtoffer 56] (120 euro) en/of
(Glacier 70)
- [naam slachtoffer 57] (130 euro),
door:
- via Marktplaats goederen (te weten een Apple TV en/of iPhone 7 en/of Playstation) aan te bieden tegen betaling en zonder (volledige) levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren en/of
- gebruik te maken van de/een (valse) en/of andermans identiteit(en), te weten: [naam persoon 2] en/of [naam persoon 3] en/of [naam persoon 4] en/of
- zich (aldus) (telkens) voor te doen als bonafide verkoper;
ID-fraude
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 februari 2020 tot en met 27 september 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [naam persoon 2] en/of [naam persoon 3] en/of [naam persoon 5] , heeft gebruikt door als aanbieder (van een Apple TV en/of iPhone 7 en/of Playstation) op Marktplaats de naam [naam persoon 2] en/of [naam persoon 3] te gebruiken en/of (een foto van) het ID-bewijs van [naam persoon 2] te tonen en/of te sturen en/of de naam [naam persoon 5] veelvuldig te gebruiken in emailadressen ten behoeve van bankrekeningnummers op naam van een ander dan van verdachte, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Witwassen
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 februari 2020 tot en met 27 september 2020, te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 151.924,50 euro, althans een geldbedrag,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, was, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
- heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft/hebben gemaakt,
door
een of meer medeverdachte(n) of ander(en)/katvanger(s) te benaderen en/of te regelen dat een of meerdere bankrekeningnummer(s) (op naam van een ander dan verdachte en/of als katvanger) beschikbaar werd(en) gesteld aan en/of gebruikt konden worden door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), terwijl dat/die geldbedrag(en) (telkens) op die bankrekeningnummer(s) werd(en) gestort, en/of (vervolgens) dat/die geldbedrag(en) heeft opgenomen en/of heeft doen/laten opnemen en/of ontvangen en/of uitgegeven,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.