ECLI:NL:RBROT:2022:3638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
21/4380
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA en IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een WIA-uitkering heeft aangevraagd, en het UWV, dat deze aanvraag heeft afgewezen. De eiser, die als algemeen medewerker werkte, heeft zich op 2 januari 2019 ziekgemeld en heeft een aanvraag ingediend voor een IVA-uitkering, omdat hij meent dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft echter vastgesteld dat de eiser op 30 december 2020 weliswaar volledig arbeidsongeschikt was, maar niet duurzaam. Dit oordeel is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die de beperkingen van de eiser hebben beoordeeld en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) hebben opgesteld.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelt dat zijn medische situatie niet goed is beoordeeld en dat zijn beperkingen duurzaam zijn, zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de kans op verbetering van de medische situatie van de eiser nog aanwezig is, wat bijdraagt aan de conclusie dat er geen sprake is van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een IVA-uitkering. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/4380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. A.L. Kuit),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder

(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 12 november 2020 heeft het UWV aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80-100%.
Met het besluit van 7 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als algemeen medewerker bij Gemeenschappelijke Regeling Avres. Hij heeft zich op 2 januari 2019 ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 30 december 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV gemotiveerd dat zij door de combinatie van de beperkingen van eiser geen functies heeft kunnen selecteren. Omdat er hierdoor geen theoretische verdiencapaciteit aanwezig is, heeft de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 100%. Daarom krijgt eiser per
30 december 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 15 juni 2021 een nieuwe FML opgesteld voor de beoordeling van de IVA-claim (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) van eiser. In deze FML zijn alleen de naar verwachting blijvende beperkingen opgenomen, waarvan de kans op verbetering hooguit gering is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport vastgesteld dat op basis van de fictieve FML van 15 juni 2021 de mate van arbeidsongeschiktheid 8,4% bedraagt. Omdat eiser op basis van deze FML niet volledig arbeidsongeschikt is, is er geen sprake van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De door eiser uit Turkije verkregen medische informatie is niet of onvoldoende meegewogen en de fysieke beperkingen van eiser zijn niet op de juiste waarde geschat. Verder stelt eiser dat hij als gevolg van zijn fysieke beperkingen niet alleen volledig, maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiser meent hierom dat hij recht heeft op een IVAuitkering.

Waarover het gaat in deze zaak

6. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten moet worden beoordeeld of de arbeidsongeschiktheid van eiser duurzaam is, zodat hij recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 30 december 2020.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 30 december 2020 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 15 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de daarin aanwezige informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. Wel heeft hij een nieuwe FML opgesteld in verband met de IVA-claim. In deze FML heeft hij alleen de te verwachten resterende beperkingen opgenomen.
11
.Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser nog forse beperkingen heeft ten opzichte van normaal functioneren. Eiser is uitgevallen ten gevolge van medische problematiek op meerdere vlakken. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er strikt genomen geen situatie aan de orde is waarbij sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Zij heeft daarom een FML opgesteld. De ervaren klachten en beperkingen van eiser zijn volgens de verzekeringsarts consistent met de bevindingen bij het onderzoek, een en ander acht zij plausibel en medisch gezien voorstelbaar en verklaarbaar. In de FML heeft zij beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. De verzekeringsarts rapporteert verder dat de verwachting is dat de medische situatie op lange termijn (jaar) nog kan verbeteren. Volgens haar is eiser redelijk recent echt gestart met een behandeling en kan hier nog effect van worden verwacht. De functionele mogelijkheden zullen op lange termijn kunnen toenemen. Dit geldt met name voor alle items in rubriek I en II.
14
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 15 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Hij rapporteert dat eiser bekend is met fysieke en psychische klachten. In de FML zijn hiervoor vele beperkingen aangegeven. Volgens hem sluiten de gestelde beperkingen in de FML aan bij de bevindingen bij het onderzoek en de aanwezige gegevens.
15. In zijn rapport motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de behandelingen op fysiek gebied weinig verbetering hebben opgeleverd en dat met betrekking tot de rugklachten van eiser weinig behandelopties meer voor handen zijn. Hij acht de kans op verbetering op het fysieke vlak binnen afzienbare tijd dan ook hooguit gering. Volgens hem is op psychisch gebied nog wel verbetering mogelijk. Hij motiveert dat met name ten aanzien van depressie bekend is dat met adequate behandeling ook op langere termijn nog verbetering mogelijk is.
16. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is een deel van de beperkingen van eiser als duurzaam te beschouwen in de zin van de wet WIA. Hij heeft, gelet op de IVAclaim van eiser, een nieuwe FML opgesteld ten aanzien van de resterende beperkingen. Met deze fictieve FML kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoeken welke arbeidsmogelijkheden eiser nog zou kunnen realiseren en welke verdiencapaciteit hij daaraan zou kunnen ontlenen.
16. Eiser voert in beroep aan dat al zijn beperkingen duurzaam zijn. Volgens hem stelt het UWV dat zijn functionele mogelijkheden, door afname van psychische klachten, zouden kunnen toenemen. Deze prognose is volgens eiser alleen gestoeld op de constatering dat er nog andere behandelopties bestaan. Eiser is van mening dat nergens uit blijkt dat een van die behandelopties ook adequaat zou zijn. Volgens eiser is hij al tien jaar onder behandeling voor dezelfde klachten en kan niet in redelijkheid worden geconcludeerd dat het aannemelijk is dat zijn beperkingen binnen afzienbare tijd wezenlijk zullen afnemen.
17. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet alle beperkingen van eiser als duurzaam worden aangemerkt. In beroep heeft het UWV nog een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 september 2021 ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert hierin dat uit de in beroep verstrekte medische informatie volgt dat de behandeling van eiser in verband met de taalbarrière wordt overgenomen door een andere behandelaar. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep lijkt er tot aan het bezoek bij de nieuwe behandelaar, vanwege de taalbarrière, geen goed beeld geweest te zijn van eiser en zijn behandelmogelijkheden. Dit kon pas bij de nieuwe behandelaar goed in beeld worden gebracht en dus niet al jaren eerder. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwacht op het psychische vlak met adequate behandeling uiteindelijk een volledig herstel. Een en ander is vertraagd door de pas latere onderkenning van de taalbarrière met eiser. Hij concludeert dat met adequate behandeling een tenminste redelijke kans op verbetering bestaat. Deze beperkingen acht hij daarom niet duurzaam. De rechtbank kan deze motivering volgen en volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn standpunt dat sprake is van gedeeltelijk duurzame beperkingen.
De arbeidskundige beoordeling
18. Volgens rechtspraak [1] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet de verzekeringsarts in een situatie dat een deel van de beperkingen van eiser als duurzaam worden aangemerkt en een deel van de beperkingen niet, een FML opstellen waarin alleen de beperkingen zijn opgenomen die volgens de verzekeringsarts duurzaam zijn. Met deze FML moet de arbeidsdeskundige onderzoeken of er nog geschikte functies voor eiser te vinden zijn. Als uit dit onderzoek blijkt dat er met die FML geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid (80-100%) dan wordt eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bevonden en heeft hij dus geen recht op een IVA-uitkering.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat, uitgaande van de fictieve FML van 15 juni 2021, met daarin de te verwachten resterende beperkingen, functieduiding mogelijk is. Na raadpleging van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) heeft hij geconcludeerd dat eiser met de duurzaam te achten beperkingen in staat zal zijn functies te vervullen, waarmee hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Hiermee is voor de rechtbank inzichtelijk uiteengezet dat de blijvende beperkingen niet leiden tot duurzame volledige arbeidsongeschiktheid.

De conclusie van de rechtbank

20. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt is en daarom geen recht heeft op een IVA-uitkering.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 mei 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.