ECLI:NL:RBROT:2022:3631

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4589
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiefinanciering voor migrerend werknemer: beoordeling van reële en daadwerkelijke arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over studiefinanciering. Eiseres, een Bulgaarse studente, had een aanvraag ingediend voor studiefinanciering in de vorm van een reisvoorziening, maar deze was afgewezen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister stelde dat eiseres niet voldeed aan de nationaliteitseis en niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt, omdat zij niet gemiddeld 56 uren per maand betaald werk had verricht. Eiseres had echter een stageovereenkomst bij Karl Lagerfeld Europe B.V. en voerde werkzaamheden uit die zij als reële en daadwerkelijke arbeid beschouwde. Tijdens de zitting op 15 maart 2022 heeft eiseres betoogd dat haar stagewerkzaamheden onder de definitie van migrerend werknemer vallen, zoals vastgelegd in de Europese wetgeving. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, inclusief de referentiebrief van haar stagebegeleider, en geconcludeerd dat eiseres wel degelijk reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht. De rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte had gesteld dat eiseres niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat eiseres recht heeft op de gevraagde studiefinanciering. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2022 in de zaak tussen

[naam] , te Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: mr. B.T. Stalpers,
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. E.H.A. van den Berg.

Procesverloop

Met het besluit van 24 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres over de periode van februari tot en met december 2021 (periode in geding) geen recht heeft op studiefinanciering in de vorm van een reisvoorziening, omdat eiseres niet voldoet aan de nationaliteitseis.
Met het besluit van 16 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J.M. Naber.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie, te weten Bulgarije. Voor de periode in geding stond zij ingeschreven voor de bachelor International Business Administration aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Tijdens haar studie liep zij op basis van een Trainee agreement (‘stageovereenkomst’) (hierna: de overeenkomst) stage bij Karl Lagerfeld Europe B.V. (hierna: KL) in de periode van15 februari 2021 tot en met 14 augustus 2021 voor 40 uren per week. Hiervoor ontving zij een vergoeding van € 375,- (bruto) in de maand februari 2021, € 750,- (bruto) in de maanden maart tot en met juli 2021 en € 340,91 in de maand augustus 2021.
1.2.
In de overeenkomst staat onder Whereas: “
The Trainee wishes to acquire experience of the practical application of his/her theoretical knowledge”.
1.3.
Op 29 januari 2021 heeft eiseres een aanvraag studiefinanciering in de vorm van een reisvoorziening ingediend.
1.4.
Na afloop van het contract met KL heeft eiseres zich in september 2021 ingeschreven als werkzoekende bij het UWV.
2. Voor de periode februari tot en met december 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen en vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde reisvoorziening omdat eiseres niet voldoet aan de daaraan gestelde vereisten. Verweerder voert daar, samengevat, het volgende voor aan. Eiseres kan niet worden aangemerkt als migrerend werknemer of daarmee gelijkgesteld omdat zij niet gemiddeld ten minste 56 uren per maand betaald werk heeft verricht op grond van een arbeidscontract of als zelfstandige. Zij voert haar werkzaamheden uit op basis van een stageovereenkomst, zoals ook uit de inhoud en formulering daarvan blijkt, en dit valt niet te kwalificeren als reële en daadwerkelijk arbeid. Daarnaast is het leerdoel in het contract duidelijk omschreven, en voor dat doel wordt er door KL een stagebegeleider benoemd. Van een marktconform loon is geen sprake. Het gaat volgens het contract om een stagevergoeding en het bedrag is veel te gering om te worden aangemerkt als een marktconform salaris. Eiseres had los hiervan voor studiefinanciering in aanmerking kunnen komen als zij vijf jaar of langer in Nederland woont, maar ook dat is niet het geval.
3.1.
Eiseres heeft, samengevat, aangevoerd dat zij als migrerend werknemer in aanmerking dient te komen voor studiefinanciering omdat het werk dat zij bij KL op basis van een stagecontract deed, moet worden aangemerkt als reële en daadwekelijke arbeid. Zij heeft in totaal 1.031 uren gewerkt en met haar werkzaamheden € 4.465,91 bruto
(€ 4.419,81 netto) verdiend zoals ook blijkt uit het UWV overzicht. Onder verwijzing naar diverse arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) heeft eiseres betoogd dat zij als migrerend werknemer dient te worden aangemerkt.
3.2.
Eiseres heeft ten behoeve van de zitting nog een ‘Reference Letter’ overgelegd van 18 februari 2022 van de Manager Merchandising Accessories van KL waarin een concrete omschrijving is opgenomen van de rol van eiseres als Intern Accessories Merchandising en haar taken en verantwoordelijkheden binnen het Merchandising team.
4.1.
EU-studenten die kunnen worden aangemerkt als migrerend werknemer als bedoeld in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) komen op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wet studiefinanciering 2000 in aanmerking voor studiefinanciering.
4.2.
In de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap (de Beleidsregel) staat dat iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. Bij het vaststellen van het criterium van 56 uur gemiddeld per maand houdt verweerder tot een hoogte van één maand rekening met vakanties en eventuele ziekte.
4.3.
Het begrip ‘migrerend werknemer’ is niet vastomlijnd. Het Europese Hof van Justitie (het Hof) heeft een ruim kader geschetst waarbinnen de toetsing van het feit of een persoon als migrerend werknemer moet worden beschouwd, zich dient te bewegen. Het Hof heeft geoordeeld dat het begrip ‘werknemer’ een communautaire inhoud heeft en dat het niet eng mag worden uitgelegd.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof is ‘werknemer’ in de zin van artikel 45 VWEU eenieder, en daaronder valt ook een persoon die een stage vervult, die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn. Uit de rechtspraak van het Hof volgt ook dat van reële en daadwerkelijke arbeid sprake is als er een arbeidsverhouding is, waarbij iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en hiervoor een beloning ontvangt. De geringe hoogte van de beloning, de herkomst van de middelen waaruit deze betaald worden, de meer of minder grote productiviteit van betrokkene of het feit dat deze maar een klein aantal uren per week werkt, sluit niet uit dat iemand als werknemer in de zin van artikel 45 van de VWEU wordt aangemerkt. Zie in dit kader de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3700).
5. De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of eiseres kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. Afgezien van de nationaliteitseis is niet in geschil dat eiseres overigens aan de voorwaarden voor studiefinanciering voldoet.
6. Uit de overeenkomst en de ‘Reference Letter’ volgt dat eiseres werkzaam was als ‘Intern Accessories Merchandising’ en dat zij ten aanzien van die functie concreet beschreven taken en verantwoordelijkheden had binnen het Merchandising team. De rechtbank oordeelt op grond hiervan dat eiseres onder gezag en toezicht van KL stond. De vergoedingen die eiseres voor haar werk ontving zijn te beschouwen als een beloning voor de verrichte diensten en voor de verplichtingen die het vervullen van de stage voor eiseres meebracht. Het werk dat eiseres heeft gedaan bij KL werd niet gedaan in het kader van een opleiding, maar met het oog op het verkrijgen van praktische ervaring op basis van de reeds bij eiseres voorhanden zijnde theoretische kennis.
7. Het standpunt van verweerder dat geen sprake is van een arbeidsverhouding gelet op de geringe vergoeding die eiseres ontvangt, wordt niet gevolgd. In de hiervoor onder 4.4 genoemde vaste rechtspraak geldt immers dat een geringe beloning niet uitsluit dat iemand als werknemer in de zin van artikel 45 van de VWEU wordt aangemerkt. De rechtbank stelt in dit kader overigens vast dat eiseres zowel de urennorm als de inkomensnorm heeft gehaald op grond waarvan een studerende ‘zonder meer’ de status van migrerend werknemer heeft. De stelling van verweerder dat alleen aan deze normen is voldaan als de uren waar het om gaat ‘reële en daadwerkelijke arbeid’ betreffen, is niet terug te vinden in de Beleidsregel en die volgt de rechtbank niet. Verder wordt vastgesteld dat eiseres gelet op artikel 7, derde lid onder b en c van de Richtlijn 2004/38/EG en haar inschrijving bij het UWV de status van migrerend werknemer na afloop van de overeenkomst met KL heeft behouden voor de rest van 2021.
8. Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat voldaan is aan de voorwaarden om als migrerend werknemen te worden aangemerkt. Eiseres heeft bij KL reële en daadwerkelijke arbeid verricht, op grond waarvan zij in aanmerking dient te komen voor de door haar verzochte studiefinanciering.
9. Verweerder heeft eiseres dus ten onrechte niet als migrerend werknemer aangemerkt. Dit betekent dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom studiefinanciering moeten toekennen over de gevraagde periode. De rechtbank zal het primaire besluit van 24 maart 2021 daarom herroepen en bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.059,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.059,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 11 mei 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.