ECLI:NL:RBROT:2022:35
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische situatie van eiser in het kader van de Ziektewet en de geschiktheid van geduide functies
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M.J. Iqbal, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin werd vastgesteld dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) vanwege onvoldoende arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij de eiser eerder ziek was geworden en in 2019 een WIA-beoordeling had ondergaan. De verzekeringsarts had vastgesteld dat eiser zijn eigen arbeid niet meer kon verrichten, maar dat hij in staat was om enkele andere functies te vervullen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de wijziging in zijn medische toestand en het beroep op het evenredigheidsbeginsel, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat eiser in staat was om de geduide functies te verrichten en dat er geen relevante veranderingen in zijn medische situatie waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiser vanaf 14 juli 2020 weer in staat was tot arbeid.