ECLI:NL:RBROT:2022:3451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
629403
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van schorsings- en opzeggingsbesluiten van een vereniging en rectificatie in de nieuwsbrief

In deze zaak vorderden [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] de vernietiging van besluiten van de vereniging V.T.V. Hordijkerveld, die hen met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd had geschorst en hun lidmaatschap had opgezegd. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de besluiten in strijd waren met de wet en de statuten van de vereniging. De rechtbank stelde vast dat de schorsingsbesluiten geen stand konden houden, omdat deze niet in overeenstemming waren met het Huishoudelijk Reglement. De rechtbank oordeelde dat de vereniging niet in redelijkheid tot de opzeggingen had kunnen komen, aangezien de verwijten aan de leden onvoldoende zwaarwegend waren. De rechtbank verklaarde de besluiten tot schorsing en opzegging nietig en veroordeelde V.T.V. tot het plaatsen van een rectificatie in de nieuwsbrief, waarin de eerdere publicaties over het dispuut met de leden werden gecorrigeerd. Tevens werd V.T.V. veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van leden binnen verenigingen en de noodzaak voor verenigingen om hun statuten en reglementen correct toe te passen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/629403 / HA ZA 21-1017
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van

1..[naam eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats eiseres 1] ,
2.
[naam eiseres 2],
wonende te [woonplaats eiseres 2] ,
eiseressen in conventie, verweersters in reconventie,
advocaat mr. D.F.P. van Arkel te Rotterdam,
tegen
de vereniging
V.T.V. HORDIJKERVELD,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.C.M. van der Voet te Zoetermeer.
Partijen worden hierna ‘ [naam eiseres 1] ’, ‘ [naam eiseres 2] ’ en ‘VTV’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van (voorwaardelijke) eis in
reconventie;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de door partijen overgelegde stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 12 april 2022.

2..Het geschil

2.1.
[naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] zijn sedert respectievelijk 1 mei 2019 en 24 juli 2019 leden van VTV. VTV geeft volkstuinen in gebruik aan haar leden. VTV heeft [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] bij besluiten van 11 juli 2021 met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst als lid en heeft vervolgens bij besluiten van 17 augustus 2021 het lidmaatschap van elk van beiden met onmiddellijke ingang opgezegd en hen daarbij aangezegd de tuin te ontruimen. Tegen deze achtergrond vorderen [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] in dit geschil primair dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de schorsingsbesluiten en de opzeggingsbesluiten worden vernietigd en dat VTV wordt veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in de nieuwsbrief van VTV en tot vergoeding van door [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] geleden immateriële schade.
2.2
VTV heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden. Op hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd wordt hierna voor zover van belang ingegaan. Tevens heeft VTV een vordering in reconventie ingesteld onder de voorwaarde dat zij veroordeeld wordt tot betaling van enige immateriële schadevergoeding aan [naam eiseres 1] en/of [naam eiseres 2] .

3..De beoordeling

opzeggingsgronden [naam eiseres 1]
3.1
De rechtbank stelt bij de inhoudelijke beoordeling van de opzeggingen voorop dat in een lidmaatschapsverhouding als de onderhavige aan de betrokken vereniging, binnen de grenzen van wetsbepalingen als artikel 2:35 Burgerlijk Wetboek (BW) en de statuten, bij het nemen van haar besluiten een vrijheid toekomt, die meebrengt dat maatregelen als de onderhavige — afgezien van strijd met wet of statuten — slechts jegens het betrokken lid ontoelaatbaar zijn, indien de vereniging in de gegeven omstandigheden, waaronder de door haar behartigde belangen, jegens het betrokken lid in redelijkheid niet tot een zodanige maatregel had kunnen komen (Hoge Raad 2 december 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4702). Dit betekent dat de betwiste besluiten van VTV in zoverre slechts geen stand kunnen houden, indien redelijk oordelende mensen niet tot die besluiten hadden kunnen komen. Tevens stelt de rechtbank voorop dat in de statuten niet is uitgesloten dat op grond van artikel 2:35, tweede lid, BW een lidmaatschap kan worden opgezegd wanneer redelijkerwijze van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren, zodat deze door het bestuur gehanteerde bevoegdheid in algemene zin aan het bestuur toekwam.
3.2
In de opzeggingsbrief is [naam eiseres 1] allereerst verweten dat zij heeft nagelaten het secretariaat naar behoren over te dragen: zij heeft nagelaten een jaarverslag over 2020 te maken voor de algemene ledenvergadering van 29 mei 2021 en ook om verslagen te maken van gesprekken met een gebiedsontwikkelaar. De rechtbank stelt vast dat uit de gedingstukken blijkt dat op 19 juni 2021 de nieuwe secretaris aan [naam eiseres 1] om een overdracht heeft gevraagd en dat [naam eiseres 1] op dezelfde dag heeft verklaard bereid te zijn tot een overdracht en dat bij voorkeur telefonisch te doen en dat zij niet meer in het bezit is van gegevens of zaken aangaande haar voormalige functie. Ter zitting heeft zij in dit verband nog toegelicht dat de administratie via One Drive plaatsvond, dat zij haar eigen computer daarvan had losgekoppeld en dat de bestanden toegankelijk waren voor VTV. Wel heeft zij erkend dat het op haar weg had gelegen het jaarverslag over 2020 te maken. In reactie op het antwoord van [naam eiseres 1] heeft de nieuwe secretaris op 23 juni 2021 om uitleg gevraagd waarom [naam eiseres 1] niet meer in het bezit was van documenten of gegevens en gezegd dat hij een schriftelijke overdracht wenste. De rechtbank constateert dat de kwestie daarna geen vervolg heeft gekregen, bijvoorbeeld door een mondelinge overdracht en/of toelichting, of door een sommatie vanuit VTV, omdat inmiddels ook andere kwesties waren gaan spelen. Onder deze omstandigheden en in aanmerking genomen dat niet is gebleken van afspraken met [naam eiseres 1] waaruit volgt dat zij gehouden was tot het maken van verslagen van gesprekken met de gebiedsontwikkelaar – nog daargelaten in welke mate die door [naam eiseres 1] betwiste gesprekken feitelijk hebben plaatsgevonden – is het aan [naam eiseres 1] te maken verwijt vanwege steken die zij op dit vlak heeft laten vallen te gering om tot het oordeel te kunnen komen dat dit in redelijkheid de opzegging rechtvaardigt. De rechtbank tekent hierbij nog aan dat aan [naam eiseres 1] inmiddels – maar nog niet in genoemde opzeggingsbrief – is verweten dat sprake is van een belangenverstrengeling tussen haar en de gebiedsontwikkelaar. Nog daargelaten of deze grond met terugwerkende kracht aan het opzeggingsbesluit ten grondslag kan worden gelegd, constateert de rechtbank dat die gestelde belangenverstrengeling op geen enkele wijze is onderbouwd, terwijl ter zitting door [naam eiseres 1] onweersproken naar voren is gebracht dat haar nota bene door voorzitter [naam 2] van VTV is gevraagd namens VTV met de ontwikkelaar te spreken.
3.3
Het tevens aan [naam eiseres 1] gemaakte verwijt dat zij een tuinbeurt niet naar behoren heeft uitgevoerd en heeft geweigerd de om die reden verschuldigde boete van € 50,00 te voldoen is, zoals ter zitting ook wel min of meer door VTV is erkend, als zodanig te gering om in redelijkheid een opzegging op te kunnen baseren. In dit verband is van belang dat het Huishoudelijk Reglement van VTV voorziet in een boete van € 50,00 per niet gemaakte werkbeurt indien aan het eind van het seizoen niet het vereiste aantal werkbeurten is gemaakt, welke boete in rekening wordt gebracht bij de eerstkomende jaarrekening en dat bij verdere weigering van algemeen werk een schorsing en eventueel opzegging wordt geriskeerd. Tot die verschillende stappen is het in dit geval echter in het geheel niet gekomen.
opzeggingsgrond [naam eiseres 2]
3.4
Aan [naam eiseres 2] is in de opzeggingsbrief primair verweten dat zij [naam 1] (hierna: [naam 1] ) frequent op het complex en in haar tuinhuis heeft laten verblijven en toen het bestuur haar heeft gevraagd een bewijs van huwelijk of geregistreerd partnerschap te overleggen, dit heeft geweigerd. Inmiddels heeft VTV toegelicht dat zij, mede na daartoe aangespoord te zijn door de politie, erop toeziet dat geen sprake is van zaken als onderhuur, prostitutie of hennepteelt. Het is partners van leden toegestaan om op het complex te verblijven en [naam eiseres 2] stelt dat [naam 1] haar partner is, met wie zij een LAT-relatie onderhoudt. Daarom heeft VTV, na consultatie van Stichting Volkstuinen in Nederland (SViN), zich op het standpunt gesteld dat onder “partner” moet worden verstaan: iemand met wie het lid is gehuwd of een geregistreerd partnerschap heeft gesloten, aldus VTV. Ter zitting is echter vastgesteld dat noch de statuten, noch het Huishoudelijk Reglement een definitie van “partner” geven. Voorts heeft VTV erkend dat [naam eiseres 2] en [naam 1] zich indertijd bij het aangaan van het lidmaatschap samen bij de voorzitter van VTV hebben gemeld. Dit heeft toen niet tot vragen geleid. Naar het oordeel van de rechtbank valt tegen deze achtergrond niet in te zien dat en waarom [naam eiseres 2] , bij het zwijgen van de statuten en het Huishoudelijk Reglement, had moeten begrijpen dat iemand met wie zij een LAT-relatie onderhoudt niet kwalificeert als partner. In aanmerking genomen dat er voorts geen enkele aanwijzing is voor onderhuur, prostitutie of hennepteelt, is de rechtbank daarom van oordeel dat VTV [naam 1] in redelijkheid als partner van [naam eiseres 2] had moeten aanmerken. Op de genoemde aan [naam eiseres 2] gemaakte verwijten heeft VTV daarom in redelijkheid geen opzegging kunnen baseren.
opzeggingsgronden [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2]
3.5
Aan zowel [naam eiseres 1] als [naam eiseres 2] wordt verder verweten dat zij de opgelegde schorsing hebben genegeerd en zich daarna nog gewoon op het complex hebben begeven. [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] hebben ook erkend dat zij dit hebben gedaan. Zoals ter zitting al besproken is dit naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf een zwaarwegend feit. Niettemin is ter zitting ook vastgesteld dat noch uit de statuten, noch uit het Huishoudelijk Reglement een bevoegdheid tot schorsing voor onbepaalde tijd voortvloeit: hooguit biedt het Huishoudelijk Reglement ruimte voor een ontzegging van de toegang tot de tuin voor de duur van een maand. [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] hebben ter zitting toegelicht dat zij wisten dat het schorsingsbesluit niet geldig was en dat dit hen ook was bevestigd door een geraadpleegde advocaat. In aanmerking genomen dat een wegens strijd met de statuten of een reglement nietig (of vernietigd) besluit van een orgaan van een rechtspersoon in beginsel geacht moet worden nooit te hebben bestaan, is de rechtbank daarom van oordeel dat de schending (op dat moment) van de schorsingsbesluiten in het onderhavige geval in redelijkheid niet tot de opzegging heeft kunnen leiden.
3.6
VTV heeft aan de opzeggingen ook ten grondslag gelegd dat [naam eiseres 1] , samen met [naam eiseres 2] , een handtekeningenactie is gestart ten behoeve van het organiseren van een buitengewone algemene vergadering, waarbij zij dit niet volgens de geldende regels hebben gedaan en de bevraagde leden onjuist hebben geïnformeerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan, ook als deze stellingen van VTV juist zijn, in redelijkheid geen opzegging worden gebaseerd op een dergelijke onjuiste uitoefening van de statutaire bevoegdheid een buitengewone algemene vergadering te verzoeken of bijeen te roepen, en had het op de weg van het bestuur van VTV gelegen om hun bezwaren daartegen op die buitengewone algemene vergadering aan de orde te stellen.
3.7
Aan de opzeggingen is ten slotte ten grondslag gelegd dat [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] niet willen bijdragen aan het oplossen van de ontstane conflicten en een houding aannemen en acties organiseren die bijzonder schadelijk zijn voor de vereniging en zelfs tot een algehele ontwrichting kunnen leiden, omdat zij regelrecht tegen de statuten en reglementen ingaan. Aan die omstandigheden komt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zelfstandige betekenis toe als opzeggingsgrond, aangezien uit de gedingstukken veeleer blijkt van een patroon van geleidelijke wederzijdse escalatie, waaraan van de zijde van VTV in het bijzonder de onjuist gebleken schorsingen hebben bijgedragen. De gestelde bijzondere schadelijkheid of algehele ontwrichting zijn voorts in het geheel niet gesubstantieerd.
3.8
Alles afwegend is de rechtbank ten slotte van oordeel dat ook wanneer alle hiervoor besproken en uiteindelijk slechts op onderdelen gerechtvaardigde verwijten in samenhang worden bezien, in redelijkheid niet kan worden geoordeeld dat zij de opzeggingen kunnen dragen. Dit betekent dat de opzeggingsbesluiten zijn genomen in strijd met artikel 2:35, tweede lid, BW en om die reden nietig zijn (artikel 2:14, eerste lid, BW). De door [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] gevorderde – en tot nietigheid leidende – vernietiging is daarom niet aan de orde; de rechtbank kan en zal volstaan met voor recht te verklaren dat de opzeggingsbesluiten (uit de aard der zaak met inbegrip van de daarin opgenomen ontruimingsaanzeggingen) nietig zijn. De rechtbank tekent hierbij aan dat de uitkomst – nietigheid – materieel niet anders zou zijn wanneer vernietigbaarheid beoordeeld zou zijn naar de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, aanhef en onder b, in verbinding met artikel 2:8 BW.
schorsingsbesluiten
3.9
Uit het hiervoor onder 3.5 overwogene volgt dat de schorsingsbesluiten geen stand kunnen houden en, gelet op alle betrokken en besproken belangen, wegens strijd met het Huishoudelijk Reglement moeten worden vernietigd (artikel 2:15, eerste lid, aanhef en onder c, BW). Voor zover in de stellingname van VTV besloten ligt dat beoordeeld moet worden of de besluiten tot schorsing voor onbepaalde tijd moeten worden geconverteerd in besluiten tot schorsing, althans ontzegging van de toegang tot de tuin, voor de duur van een maand, zal de rechtbank daaraan voorbijgaan, nu niet is gebleken dat VTV daarbij thans nog enig belang heeft, mede gelet op hetgeen hierover onder 3.5 is overwogen.
rectificatie
3.1
Gelet op het hiervoor overwogene en de eerdere, stellige publicaties in de nieuwsbrief over het optreden van en tegen [naam eiseres 1] , [naam eiseres 2] en [naam 1] is de vordering tot rectificatie, mede ter opheldering van de situatie naar de overige leden en ter normalisering van de verhoudingen, toewijsbaar. VTV zal worden veroordeeld om in de eerstvolgende nieuwsbrief op de voorpagina en in dezelfde lay-out als de oorspronkelijke berichtgeving de volgende tekst te plaatsen, waarbij de laatste alinea (‘Wij voegen hieraan toe’ t/m ‘onze mooie vtv Hordijkerveld!’) naar keuze van het bestuur geheel of gedeeltelijk mag worden weggelaten:
Rectificatie
Eerder berichtten wij u in verband met een dispuut met de leden [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] . Uiteindelijk heeft de rechtbank daarover geoordeeld bij vonnis van 25 mei 2022. Onderdeel van dit vonnis is dat wij u langs deze weg berichten dat de rechtbank, na een uitvoerige bespreking ter zitting en na afweging van alle argumenten over en weer, van oordeel is dat hoewel alle partijen hier en daar steken hebben laten vallen, er toch onvoldoende is gebleken van omstandigheden die opzegging van het lidmaatschap van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] rechtvaardigen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat, gelet op de tekst van de statuten en het huishoudelijk reglement, schorsingen voor onbepaalde tijd niet mogelijk zijn en dat onduidelijkheden over het al of niet geldig verlangen of bijeenroepen van een buitengewone algemene vergadering uiteindelijk op die vergadering aan de orde dienen te komen.
Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat wij, gelet op het stilzwijgen daarover van de statuten en het huishoudelijk reglement, ten onrechte de eis hebben gesteld dat iemand slechts in geval van een huwelijk of geregistreerd partnerschap kan worden aangemerkt als partner van een lid. Om die reden hebben wij [naam 1] ten onrechte niet als partner van [naam eiseres 2] aangemerkt.
Wij voegen hieraan toe dat wij [naam eiseres 1] , [naam eiseres 2] en [naam 1] onze verontschuldigingen aanbieden voor door hen als onnodig grievend ervaren onderdelen van onze eerdere berichtgeving en voor ons aandeel in de gehele gang van zaken. Wij nemen als “lerend bestuur” de inhoud van het vonnis mee voor de toekomst en wij hopen met [naam eiseres 1] , [naam eiseres 2] en [naam 1] hiermee een basis te leggen voor herstel van vertrouwen over en weer, samen met u allen genietend van onze mooie vtv Hordijkerveld!
Het bestuur
immateriële schadevergoeding
3.11
Voor zover [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] in hun eer of goede naam zijn geschaad of op andere wijze in hun persoon zijn aangetast (artikel 6:106, aanhef en onder b, BW), heft de door het bestuur in de nieuwsbrief te plaatsen rectificatie – welke rectificatie mede als een vorm van schadevergoeding wordt beschouwd (Hoge Raad 13 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:416) – dit naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate op. Mede gelet op de bijdrage van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] aan de escalatie door de schorsingen niet aan te vechten, maar te negeren, bestaat daarom in de door [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] aangevoerde omstandigheden onvoldoende grond voor toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
reconventie
3.12
Nu niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, komt de rechtbank aan bespreking daarvan niet toe.
kosten van de procedure
3.13
VTV is de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] als na te melden.

4..De beslissing

De rechtbank
4.1
vernietigt de besluiten van VTV van 11 juli 2021 waarmee [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd zijn geschorst als lid;
4.2
verklaart voor recht dat de besluiten van VTV van 17 augustus 2021 waarmee het lidmaatschap van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] met onmiddellijke ingang is opgezegd (met inbegrip van de daarin opgenomen ontruimingsaanzeggingen) nietig zijn;
4.3
veroordeelt VTV tot het plaatsen in haar eerstvolgende nieuwsbrief - op de voorpagina en in dezelfde lay-out als de oorspronkelijke berichtgeving - van de onder 3.10 vermelde rectificatie;
4.4
veroordeelt VTV in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] vastgesteld op € 119,21 aan kosten voor de dagvaarding,
€ 309,00 aan griffierecht en € 1.126,00 aan salaris voor hun advocaat, en voor het geval VTV niet binnen twee weken na het wijzen van dit vonnis vrijwillig aan deze veroordeling voldoet, begroot op € 131,00 aan nasalaris, te vermeerderen met
€ 68,00 aan betekeningskosten als betekening van dit vonnis plaatsvindt;
4.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op
25 mei 2022. [1]
414

Voetnoten

1.type: