ECLI:NL:RBROT:2022:3432

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/4709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA na afwijzing van uitkeringsaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.D. van der Heiden, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin werd bepaald dat zij vanaf 22 februari 2021 geen recht meer had op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin verweerder in eerdere besluiten de arbeidsongeschiktheid van eiseres had vastgesteld op minder dan 35%. Eiseres betwistte deze vaststelling en voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat zij meer beperkingen had dan door verweerder was vastgesteld.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de vastgestelde beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van eiseres en dat de geduide functies passend waren. Eiseres had niet aangetoond dat de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid onjuist was. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. G.D. van der Heiden,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

In het besluit van 21 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres vanaf 22 februari 2021 geen recht meer heeft op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
In het besluit van 30 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar dochter zijn verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorafgaand aan het beroep
1.1.
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker housekeeping voor 14,96 uur per week en is voor dit werk uitgevallen op 3 november 2015. In het besluit van 31 oktober 2018 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend. De ex-werkgever van eiseres heeft op 12 oktober 2020 verzocht om een herbeoordeling waarna een primaire arts onderzoek heeft verricht. De primaire arts heeft in de rapportage van 17 december 2020 toegelicht dat eiseres werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 17 december 2020, geldig vanaf 13 oktober 2020. In de FML zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken 1. Persoonlijk functioneren, 2. Sociaal functioneren, 3. Fysieke omgevingseisen, 4. Dynamische handelingen, 5. Statische houdingen en 6. Werktijden.
1.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens onderzoek verricht en in de rapportage van 18 december 2020 toegelicht dat eiseres op basis van de FML haar eigen arbeid niet meer kan verrichten. De arbeidsdeskundige heeft functies geduid die eiseres wel zou kunnen verrichten: Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160) en Inpakker (handmatig) (SBC-code 111190). Aanvullend zijn de functies Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010) geduid. Met deze functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiseres 0% minder kan verdienen dan zij verdiende voordat zij ziek werd en daarmee minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen, onder verwijzing naar de rapportages van de primaire arts en de arbeidsdeskundige.
1.4.
Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen dit besluit waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek heeft verricht. In de rapportage van 21 juli 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van eiseres. Er is rekening gehouden met een licht verminderde mentale belastbaarheid en verder geldt dat op basis van de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid eiseres niet in aanmerking komt voor een urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de belastbaarheid van eiseres correct is vastgesteld.
1.5.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens onderzoek verricht. In de rapportage van 26 juli 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uiteengezet dat de eerder geduide functies nog steeds passend zijn en niet zorgen voor een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.6.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen, onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Het beroep van eiseres
2. In beroep voert eiseres aan dat haar bezwaren als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. Verder heeft het medisch onderzoek niet zorgvuldig plaatsgevonden omdat eiseres in de primaire fase is onderzocht door een primaire arts, niet zijnde een verzekeringsarts. In de bezwaarfase is eiseres weliswaar onderzocht door een verzekeringsarts, maar die heeft slechts dossierstudie verricht en een telefonische hoorzitting gehouden. Eiseres had moeten worden opgeroepen voor een medisch onderzoek. Eiseres verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 13 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4018 en 19 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK4600. Een telefoongesprek kan niet worden gekwalificeerd als een medisch onderzoek. Eiseres voert verder aan dat zij meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld. Zij dient onder meer beperkt te worden op staan, maximaal 2 uren per dag. Eiseres voert verder aan dat er een urenbeperking moet worden aangenomen vanwege energetische en preventieve redenen. Vanwege de fysieke klachten (die veel energie kosten) kan eiseres onvoldoende uitrusten. Bovendien moet overbelasting worden voorkomen vanwege de aandoeningen van eiseres. Eiseres kampt onder meer met chronische pijn, fybromyalgie, sclerose aan het SI-gewricht, slaapapneu en pijnklachten. Ook heeft eiseres last van slaapproblemen, vermoeidheid en concentratieproblemen. Eiseres betoogt verder dat zij de geduide functies niet kan verrichten. Eiseres verzoekt om verweerder te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding bestaande uit de wettelijke rente over de gemiste uitkering. Eiseres heeft ten slotte verzocht tot het benoemen van een onafhankelijk deskundige.
Het wettelijk kader
3. Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres op de datum in geding (22 februari 2021) minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4.2.
De rechtbank gaat voorbij aan de verwijzing van eiseres naar de gronden in bezwaar, omdat verweerder in het bestreden besluit op die gronden reeds gemotiveerd is ingegaan. Eiseres heeft met een enkele verwijzing naar haar bezwaren niet onderbouwd waarom die weerlegging onjuist of onvolledig zou zijn.
4.3.
Ten aanzien van de grond dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is verricht overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres is in de primaire fase onderzocht door een arts zonder dat een verzekeringsarts daarbij aanwezig is geweest waarna de rapportage van de arts van 17 december 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. De Raad is in de uitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491) ingegaan op de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Daarin heeft de Raad onder meer overwogen dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar met zich brengt dat in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien, indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat, in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 18 maart 2022 toegelicht dat geen aanleiding is geweest om eiseres nader te onderzoeken op het spreekuur omdat dit onderzoek geen meerwaarde heeft, gelet op de aard van de klachten en de medische stukken. Het lichamelijke onderzoek van de primaire arts gericht op de klachten van eiseres aan buik, polsen, handen, rug, heupen en knieën was volledig en uitgebreid en daar zijn geen ernstige lichamelijke afwijkingen vastgesteld. Ook door de behandelend specialisten zijn geen ernstige lichamelijke afwijkingen vastgesteld. Verder zijn de fybromyalgieklachten en de aspecifieke buikklachten klachten zonder lichamelijke afwijkingen en daarom heeft een lichamelijk onderzoek geen toegevoegde waarde. Dat geldt ook voor de schildklier waar bij uitwendig onderzoek geen afwijking is vast te stellen en waar de behandeling wordt afgestemd op basis van het bloedbeeld door de huisarts of internist (of MDL-arts). Verder is er informatie in het dossier aanwezig van de behandelend specialisten van eiseres. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het standpunt dat hij geen aanleiding heeft hoeven zien om, naast bestudering van de reeds in het dossier aanwezige en de door eiseres in bezwaar overgelegde (medische) informatie, lichamelijk onderzoek te verrichten. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de aanvullende rapportage van 18 maart 2022 afdoende heeft toegelicht dat op basis van het medisch onderzoek en de aanwezige (medische) informatie een voldoende nauwkeurig beeld bestond van de medische situatie van eiseres op de datum in geding en dat een spreekuurcontact (fysiek medisch onderzoek) geen toegevoegde waarde had. De rechtbank overweegt hiermee dus dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Deze grond slaagt niet.
4.4.
Over de grond dat eiseres meer beperkt is dan verweerder heeft gesteld overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 18 maart 2022 (en in de rapportage van 21 juli 2021) inzichtelijk heeft gemotiveerd dat op basis van de medische gegevens van eiseres blijkt dat slechts sprake is van geringe fysieke (gewrichts)afwijkingen en dat de diagnose fybromyalgie hoogstens aanleiding geeft om zware fysieke belastingen te vermijden. Hiervoor zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken 3 tot en met 6 in de FML. Ten aanzien van de slaapapneuklachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat de aandoening niet ernstig is en wordt behandeld met een slaap-/nachtbeugel. De overige klachten, zoals de klachten aan de lage rug (SI-gewricht) en (chronische) pijnklachten heeft de verzekeringsarts onderzocht. Bij orthopedisch onderzoek zijn echter geen afwijkingen vastgesteld. Ten aanzien van de concentratieproblemen heeft de verzekeringsarts hiervoor geen beperkingen kunnen vaststellen. Voor de vermoeidheidsproblemen kon de verzekeringsarts evenmin beperkingen vaststellen. De in de FML opgenomen beperkingen zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in lijn met de objectief aangetoonde fysieke aandoeningen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar bij het beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Eiseres heeft in beroep niet met nadere medische stukken aannemelijk gemaakt dat verweerder een onjuist beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres op de datum in geding. De ter zitting aangevoerde extra diagnoses kunnen niet leiden tot een ander oordeel, omdat deze diagnoses niet zien op de medische situatie van eiseres op de datum in geding. Deze grond slaagt daarmee niet.
4.5.
De grond dat een aanvullende urenbeperking dient te worden aangenomen, slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 18 maart 2022 (en in de rapportage van 21 juli 2021) inzichtelijk toegelicht dat eiseres niet voldoet aan de in de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid genoemde voorwaarden die voor een urenbeperking gelden. Er is geen sprake van een energetische beperking vanwege bijvoorbeeld een aangetoonde verminderde hart- of longfunctie. Er is evenmin sprake van een beperking op grond van beschikbaarheid door bijvoorbeeld dagtherapie. Ook kan op preventieve gronden geen urenbeperking worden aangenomen in de situatie van eiseres, omdat bijvoorbeeld geen sprake is van een ernstige psychiatrische aandoening. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de aanwezige energetische beperkingen reeds zijn opgenomen in de FML. Nu er geen reden is om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet de rechtbank ook geen aanleiding een deskundige te benoemen.
4.6.
De grond dat eiseres de geduide functies niet kan verrichten slaagt niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 26 juli 2021 inzichtelijk gemotiveerd dat de geduide functies onverminderd geschikt zijn en dat de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. Eiseres kan met haar mogelijkheden en beperkingen één uur aaneengesloten zitten en in de geduide functies kan elke 30 minuten worden vertreden. Ook het aantal reikbewegingen overschrijdt de belastbaarheid van eiseres niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat het aantal reikbewegingen onder de normaalwaarde ligt en dat afwisseling tussen de armen mogelijk is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft verder uiteengezet dat eiseres niet beperkt is op werken met een hoog handelingstempo of verlichting- of geluidbelasting.
4.7.
Eiseres kan met de geduide functies 0% minder verdienen dan het loon dat zij verdiende voordat zij arbeidsongeschikt raakte. De rechtbank komt hiermee tot de slotsom dat verweerder terecht heeft kunnen vaststellen dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en daarmee vanaf 22 februari 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
7. Nu van een onrechtmatig besluit geen sprake is, dient het verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.