ECLI:NL:RBROT:2022:3417

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4451
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiefinanciering voor migrerende werknemers en de beoordeling van reële arbeid tijdens stages

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over studiefinanciering. Eiseres, een Bulgaarse studente, had een aanvraag voor studiefinanciering ingediend voor de periode van september 2020 tot en met januari 2021, maar deze was afgewezen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister stelde dat eiseres niet voldeed aan de nationaliteitseis en niet gemiddeld 56 uren per maand betaald werk had verricht, wat noodzakelijk is om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. Eiseres voerde aan dat haar stage bij Passionate People B.V. als reële en daadwerkelijke arbeid moest worden beschouwd, en dat zij daarom recht had op studiefinanciering.

De rechtbank oordeelde dat eiseres wel degelijk als migrerend werknemer kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat eiseres tijdens haar stage een vergoeding ontving en dat zij onder gezag en toezicht van de stageaanbieder werkte. De rechtbank verwierp het standpunt van de minister dat de geringe hoogte van de vergoeding uitsloot dat er sprake was van een arbeidsverhouding. De rechtbank concludeerde dat eiseres aan de voorwaarden voor studiefinanciering voldeed en dat zij recht had op de gevraagde studiefinanciering.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de minister, herstelde het primaire besluit en droeg de minister op om de studiefinanciering toe te kennen. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4451

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2022 in de zaak tussen

[naam] , te Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: mr. B.T. Stalpers,
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. E.H.A. van den Berg.

Procesverloop

Met het besluit van 31 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres over de periode van september 2020 tot en met januari 2021 geen recht heeft op studiefinanciering in de vorm van een aanvullende beurs, omdat eiseres niet voldoet aan de nationaliteitseis.
Met het besluit van 7 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J.M. Naber.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie, te weten Bulgarije. Voor de periode in geding stond zij ingeschreven voor de master Psychology aan de Universiteit Leiden. Tijdens haar studie liep zij onder meer op basis van een ‘Internship agreement’ (hierna: de overeenkomst) stage bij Passionate People B.V. (hierna: Passionate People) in de periode 20 juli 2020 tot en met 31 januari 2021 voor 40 uren per week. Hiervoor ontving zij een vergoeding per maand van € 217,39,- (netto) in de maand juli 2020 en € 500,- (netto) per maand in de maanden augustus 2020 tot en met 20 januari 2021
.
1.2.
In de overeenkomst staat in de aanhef: “
whereas intern desires an internship to gain valuable knowledge, experience, education, training in Company’s industry”. Volgens die overeenkomst is eiseres aan de slag gegaan als ‘digital marketing intern in marketing and events team’ met concreet beschreven verantwoordelijkheden.
1.3. Vervolgens heeft eiseres nog een ‘Practical training agreement’ gehad met dpdk B.V. in de periode 1 februari 2021 tot en met 31 juli 2021 voor 24 uren per week
.Hiervoor ontving zij een vergoeding van € 300,- per maand.
2. Op 12 november 2020 heeft eiseres een aanvraag studiefinanciering ingediend. Voor de periode september 2020 tot en met januari 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen en vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde studiefinanciering in de vorm van een aanvullende beurs. Volgens verweerder kan eiseres in aanmerking komen voor Nederlandse studiefinanciering als zij kan worden aangemerkt als migrerend werknemer of daarmee gelijkgesteld kan worden (de zogenaamde nationaliteitseis), maar eiseres voldoet niet aan de daarvoor gestelde eisen omdat zij volgens verweerder niet gemiddeld ten minste 56 uren per maand betaald werk heeft verricht op grond van een arbeidscontract of als zelfstandige. Zij voert haar werkzaamheden uit op basis van een stageovereenkomst en dit valt niet te kwalificeren als reële en daadwerkelijk arbeid. Eiseres had los hiervan voor studiefinanciering in aanmerking kunnen komen als zij vijf jaar of langer in Nederland woont, maar ook dat is niet het geval.
3. Eiseres heeft, samengevat, aangevoerd dat zij als migrerend werknemer in aanmerking dient te komen voor studiefinanciering omdat het werk dat zij bij Passionate People op basis van een stagecontract deed, moet worden aangemerkt als reële en daadwekelijke arbeid. Onder verwijzing naar diverse arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) heeft eiseres betoogd dat zij als migrerend werknemer dient te worden aangemerkt.
4.1.
EU-studenten die kunnen worden aangemerkt als migrerend werknemer als bedoeld in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) komen op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wet studiefinanciering 2000 in aanmerking voor studiefinanciering.
4.2.
In de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap (de Beleidsregel) van 13 december 2012 staat dat iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. Bij het vaststellen van het criterium van 56 uur gemiddeld per maand houdt verweerder tot een hoogte van één maand rekening met vakanties en eventuele ziekte.
4.3.
Het begrip ‘migrerend werknemer’ is niet vastomlijnd. Het Europese Hof van Justitie (het Hof) heeft een ruim kader geschetst waarbinnen de toetsing van het feit of een persoon als migrerend werknemer moet worden beschouwd, zich dient te bewegen. Het Hof heeft geoordeeld dat het begrip ‘werknemer’ een communautaire inhoud heeft en dat het niet eng mag worden uitgelegd.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof is ‘werknemer’ in de zin van artikel 45 VWEU eenieder, en daaronder valt ook een persoon die een stage vervult, die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn. Uit de rechtspraak van het Hof volgt ook dat van reële en daadwerkelijke arbeid sprake is als er een arbeidsverhouding is, waarbij iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en hiervoor een beloning ontvangt. De geringe hoogte van de beloning, de herkomst van de middelen waaruit deze betaald worden, de meer of minder grote productiviteit van betrokkene of het feit dat deze maar een klein aantal uren per week werkt, sluit niet uit dat iemand als werknemer in de zin van artikel 45 van de VWEU wordt aangemerkt. Zie in dit kader ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3700).
5. De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of eiseres kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. Afgezien van de nationaliteitseis is niet in geschil dat eiseres overigens aan de voorwaarden voor studiefinanciering voldoet.
6.
Uit de overeenkomst volgt dat eiseres werkzaam was als ‘digital marketing intern in marketing and events team’ en dat zij ten aanzien van die functie concreet beschreven verantwoordelijkheden had. Daarbij diende zij gegeven aanwijzingen op te volgen en de in de organisatie geldende regels na te leven. Op de zitting heeft eiseres nog onweersproken gesteld dat zij in totaal 1.113 uur heeft gewerkt en dat zij daarmee een bedrag van
€ 3.217,39 heeft verdiend. De rechtbank oordeelt op grond hiervan dat eiseres onder gezag en toezicht van Passionate People stond. De vergoeding van € 500,- die eiseres maandelijks ontvangt, is te beschouwen als een beloning voor de verrichte diensten en voor de verplichtingen die het vervullen van de stage voor eiseres meebracht.
7. Het standpunt van verweerder dat geen sprake is van een arbeidsverhouding gelet op de geringe vergoeding die eiseres ontvangt, wordt niet gevolgd. In de hiervoor onder 4.4 genoemde vaste rechtspraak geldt immers dat een geringe beloning niet uitsluit dat iemand als werknemer in de zin van artikel 45 van de VWEU wordt aangemerkt. De rechtbank stelt in dit kader overigens vast dat ook de urennorm wordt gehaald op grond waarvan een studerende ‘zonder meer’ de status van migrerend werknemer heeft volgens de Beleidsregel. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de hoogte van de door eiseres ontvangen vergoeding dan ook niet meer relevant is voor de beoordeling of sprake is van reële en daadwerkelijke arbeid. De stelling van verweerder dat alleen aan deze urennorm is voldaan als de uren waar het om gaat ‘reële en daadwerkelijke arbeid’ betreft, is niet terug te vinden in de Beleidsregel en dat volgt de rechtbank niet.
8. Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat voldaan is aan de voorwaarden om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. Eiseres heeft bij Passionate People reële en daadwerkelijke arbeid verricht, op grond waarvan zij in aanmerking dient te komen voor de door haar verzochte studiefinanciering.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal studiefinanciering moeten toekennen over de gevraagde periode. De rechtbank zal het primaire besluit van 31 maart 2021 daarom herroepen en bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.059,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.059,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 6 mei 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.