ECLI:NL:RBROT:2022:3398

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
9668850 / CV EXPL 22-3663
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonbron, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De gedaagde, die in persoon verscheen, voerde aan dat hij financiële problemen had en recent hulp had gezocht bij Stichting Mait voor zijn schulden. Ondanks zijn verweer, oordeelde de kantonrechter dat de huurachterstand van meer dan drie maanden de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter wees de vordering van Woonbron toe, inclusief de betaling van achterstallige huur en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van Woonbron, die tot aan deze uitspraak waren begroot op een totaal van € 1.263,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9668850 / CV EXPL 22-3663
uitspraak: 25 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonbron(hierna: Woonbron),
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde](hierna: [afkorting naam gedaagde]),
wonende in [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 31 januari 2022, met producties 1 en 2;
  • de conclusie van antwoord, met productie 1;
  • het tussenvonnis van 8 februari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van 28 februari 2022 aan de zijde van Woonbron, met productie 3.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 11 maart 2022 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is namens de gemachtigde van Woonbron [naam 1] verschenen. Verder is [gedaagde] in persoon verschenen, vergezeld van [naam 2] (WMO-begeleider bij Stichting Humanitas). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat dit vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
[gedaagde] huurt van Woonbron de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde) tegen betaling van een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van op dit moment € 628,16 per maand.

3..De vordering

3.1.
Woonbron vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan Woonbron van de door haar genoemde bedragen, waarin begrepen € 5.409,69 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand januari 2022, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Woonbron - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft een huurachterstand ten bedrage van € 5.409,69 berekend tot en met de maand januari 2022 laten ontstaan. De omvang van deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Woonbron maakt verder aanspraak op de wettelijke rente over de huurachterstand vanaf de dag van de dagvaarding, een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 729,81 en een gebruiksvergoeding voor iedere maand vanaf de maand februari 2022 dat [gedaagde] het gehuurde tot aan de ontruiming in gebruik heeft.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot gedeeltelijke afwijzing van de vordering van Woonbron.
4.2.
Daartoe voert [gedaagde] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aan. [gedaagde] heeft zich onlangs aangemeld bij Stichting Mait voor hulp bij zijn financiën en schulden. Op dit moment ligt er beslag op zijn inkomen, waardoor [gedaagde] niet altijd al zijn vaste lasten (op tijd) kan betalen. Hierdoor zijn er veel achterstanden ontstaan en zijn schulden hoger opgelopen. De schulden van [gedaagde] zijn inmiddels in kaart gebracht. Zijn schuldeisers zijn van de situatie op de hoogte gesteld. [gedaagde] zal naar verwachting eind februari 2022 bij de Kredietbank worden aangemeld. Als de huurovereenkomst wordt ontbonden, is [gedaagde] nog verder van huis. [gedaagde] verzoekt daarom om geen ontbinding en ontruiming toe te wijzen.

5..De beoordeling

5.1.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van Woonbron een specificatie in het geding gebracht, waaruit volgt dat de huurachterstand € 6.037,85 berekend tot en met de maand februari 2022 bedraagt. Verder heeft die gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de huur over de maand maart 2022 ten bedrage van € 628,16 ook niet is betaald. [gedaagde] heeft dit alles niet weersproken. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de huurachterstand € 6.666,01 berekend tot en met de maand maart 2022 bedraagt. Dat bedrag wordt toegewezen.
5.2.
De omvang van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Er is namelijk sprake van (ruimschoots) meer dan drie maanden huurachterstand. De door en namens [gedaagde] aangevoerde financiële omstandigheden zijn weliswaar vervelend, maar die omstandigheden ontslaan [gedaagde] niet van zijn betalingsverplichting tegenover Woonbron en zij maken evenmin dat ontbinding van de huurovereenkomst niet is gerechtvaardigd. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde worden dan ook toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde gebruiksvergoeding van € 628,16 per maand wordt toegewezen vanaf de maand april 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt.
5.3.
De gevorderde wettelijke rente wordt - als onweersproken en op de wet gegrond - toegewezen over een bedrag van € 5.409,69 vanaf de dag van de dagvaarding.
5.4.
Woonbron maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Woonbron, althans haar gemachtigde heeft aan [gedaagde] een aanmaning verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gestelde eisen. Aangezien [gedaagde] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning door hem worden uitgegaan. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag van € 729,81 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt dan ook toegewezen.
5.5.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Woonbron, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 641,43 aan verschotten (bestaande uit € 514,00 aan griffierecht en € 127,43 aan explootkosten) en € 622,00 aan salaris voor de gemachtigde van Woonbron (bestaande uit twee punten à € 311,00).

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen € 7.395,82 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand maart 2022 en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 5.409,69 vanaf 31 januari 2022 tot aan de dag van de algehele betaling;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege hem daar bevinden en het gehuurde onder afgifte van de sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen € 628,16 met ingang van de maand april 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron begroot op € 641,43 aan verschotten en € 622,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671