In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde die sinds 21 november 2017 een woning huurt van Woonbron. Woonbron vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de gedaagde het gehuurde niet als hoofdverblijf gebruikt en het aan derden in gebruik heeft gegeven. Dit zou in strijd zijn met de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden. Daarnaast is er sprake van een huurachterstand van € 5.150,30, waarvoor de gedaagde in een andere procedure is gedagvaard.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er al een andere procedure loopt tussen dezelfde partijen, waarin de huurovereenkomst ook is ontbonden en de gedaagde is veroordeeld tot ontruiming. De kantonrechter vraagt zich af welk belang Woonbron nog heeft bij de onderhavige procedure, nu de ontbinding al is uitgesproken in de andere procedure. De zaak is verwezen naar een rolzitting, zodat Woonbron zich kan uitlaten over de vragen die zijn gerezen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, waarbij de kantonrechter opmerkt dat Woonbron mogelijk de kosten van deze procedure voor eigen rekening moet nemen, gezien de omstandigheden.
De uitspraak is gedaan door mr. W.J.J. Wetzels en is openbaar uitgesproken. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de vraag oproept hoe om te gaan met meerdere procedures die gelijktijdig lopen en de noodzaak van het aanhouden van verdere beslissingen in het licht van reeds genomen uitspraken.