In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonbron, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand vanwege een huurachterstand van € 4.436,85, berekend tot en met december 2021. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar gaf aan dat hij sinds december 2021 weer werk had en in gesprek was met een incassobureau om tot een betalingsregeling te komen.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. Er waren geen feiten of omstandigheden die aan ontbinding in de weg stonden. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en om de achterstallige huur te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Woonbron direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van huurachterstand voor de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de gedaagde ook de mogelijkheid geboden om alsnog een betalingsregeling te treffen, maar dit was afhankelijk van de bereidheid van beide partijen om tot overeenstemming te komen.