ECLI:NL:RBROT:2022:3371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
9308551 / CV EXPL 21-22363
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis na tussenvonnis inzake bewijslevering in civiele zaak over laswerkzaamheden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 22 april 2022 een vonnis uitgesproken door kantonrechter W.J.J. Wetzels. De zaak betreft een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeert. De eiseres heeft een vordering ingesteld op basis van vermeende laswerkzaamheden die door of namens een derde zijn verricht voor de gedaagde. De eiseres stelt dat gedurende 296 uur werkzaamheden zijn uitgevoerd tegen een tarief van € 50,00 per uur. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 24 december 2021 al een mondelinge behandeling gelast en heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder een brief van de eiseres en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 30 maart 2022.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter vastgesteld dat de eiseres niet kon aantonen wie de handtekening op de overgelegde uren-/werkbriefjes had geplaatst, wat de geloofwaardigheid van haar vordering ondermijnt. Ook een interne notitie van de eiseres, die als bewijs voor een betalingstoezegging diende, werd door de kantonrechter als onvoldoende beschouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het bewijs voor de vordering op de eiseres rust en heeft haar toegelaten tot het leveren van bewijs van de gestelde feiten en omstandigheden. De zaak is verwezen naar een rolzitting waar de eiseres zich kan uitlaten over de bewijslevering. De kantonrechter heeft verder bepaald dat de eiseres zorg moet dragen voor de oproeping van getuigen en dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Gerechtsgebouw in Rotterdam. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9308551 / CV EXPL 21-22363
uitspraak: 22 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres](hierna: [eiseres] ),
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn te Heerenveen,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam](hierna: [gedaagde] ),
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 24 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • de brief van 18 maart 2022 aan de zijde van [eiseres] , met producties;
  • het proces-verbaal van de op 30 maart 2022 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat dit vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2..De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij en neemt over hetgeen in het tussenvonnis van 24 december 2021 is overwogen en beslist.
2.2.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen, spitst het geschil zich toe op de vraag of door of namens [naam] - naar [eiseres] heeft gesteld en [gedaagde] gemotiveerd heeft bestreden - in opdracht en voor rekening van [gedaagde] gedurende 296 uur laswerkzaamheden zijn verricht, tegen een overeengekomen tarief van € 50,00 per uur.
2.3.
De bij brief van 18 maart 2022 door [eiseres] als productie D overgelegde uren-/werkbriefjes kunnen niet tot de conclusie leiden dat de stelling die de vordering van [eiseres] moet dragen juist is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] immers desgevraagd te kennen gegeven niet te weten wie de paraaf/handtekening die op de uren-/werkbriefjes staat heeft geplaatst, zodat er op dit moment niet vanuit kan worden gegaan dat [gedaagde] die paraaf/handtekening heeft geplaatst.
2.4.
Ook aan de bij brief van 18 maart 2022 door [eiseres] als productie E overgelegde “betalingstoezegging” kan op dit moment geen beslissende betekenis worden gehecht. Daartoe is van belang dat slechts sprake is van een interne notitie van een medewerkster van [eiseres] , terwijl nergens uit blijkt dat [gedaagde] deze betalingstoezegging daadwerkelijk heeft gedaan of bevestigd. Bovendien heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 24 december 2021 al geoordeeld dat - gelet op het door [gedaagde] gevoerde verweer - ook aan een andere interne notitie van [eiseres] , gedateerd 31 juli 2020, geen beslissende betekenis kan worden gehecht.
2.5.
Bij deze stand van zaken komt het aan op bewijslevering. Gelet op het bepaalde in artikel 150 Rv rust het bewijs op [eiseres] en de kantonrechter zal haar overeenkomstig haar bewijsaanbod toelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat door of namens [naam] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] gedurende 296 uur laswerkzaamheden zijn verricht, tegen een overeengekomen tarief van
€ 50,00 per uur.
2.6.
De zaak wordt nu verwezen naar de hierna genoemde rolzitting, zodat [eiseres] zich over de bewijslevering kan uitlaten.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3..De beslissing

De kantonrechter:
laat [eiseres] toe tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat door of namens [naam] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] gedurende 296 uur laswerkzaamheden zijn verricht, tegen een overeengekomen tarief van € 50,00 per uur;
bepaalt dat:
  • [eiseres] op de rolzitting van
  • en indien zij dit bewijs schriftelijk wil leveren zij bij die gelegenheid de op het bewijsthema betrekking hebbende stukken direct in het geding moet brengen;
  • en indien zij dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen zij bij akte opgave moet doen van het aantal en de personalia van de door haar voor te brengen getuigen en van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden juni, juli en augustus 2022, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
wijst [eiseres] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat [eiseres] te zijner tijd zelf zorg moet dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het Gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671