In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en de besloten vennootschap AGIN Timmermans B.V. De eiser, die in persoon procedeerde, had AGIN aangesproken voor een vordering van € 5.918,62, die voortvloeide uit een financial leaseovereenkomst met Volkswagen Leasing B.V. De eiser stelde dat AGIN onrechtmatig had gehandeld door onterecht rente en incassokosten in rekening te brengen en dat de overeenkomst met AGIN nietig verklaard moest worden. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2022 werd duidelijk dat de eiser de vordering op persoonlijke titel had ingesteld, terwijl dit niet mogelijk was omdat de overeenkomst was gesloten met een andere rechtspersoon, [naam bedrijf]. De kantonrechter oordeelde dat de eiser de verkeerde rechtspersoon had gedagvaard en dat AGIN enkel als incassogemachtigde optrad voor Hoist Finance AB. De vordering van de eiser werd afgewezen, en de kantonrechter oordeelde dat de eiser in de proceskosten van AGIN moest worden veroordeeld, maar deze vordering tot proceskosten werd afgewezen omdat er geen sprake was van misbruik van procesrecht. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.