ECLI:NL:RBROT:2022:3369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
9292553 / CV EXPL 21-21362
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en onterecht handelen door incassogemachtigde afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en de besloten vennootschap AGIN Timmermans B.V. De eiser, die in persoon procedeerde, had AGIN aangesproken voor een vordering van € 5.918,62, die voortvloeide uit een financial leaseovereenkomst met Volkswagen Leasing B.V. De eiser stelde dat AGIN onrechtmatig had gehandeld door onterecht rente en incassokosten in rekening te brengen en dat de overeenkomst met AGIN nietig verklaard moest worden. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2022 werd duidelijk dat de eiser de vordering op persoonlijke titel had ingesteld, terwijl dit niet mogelijk was omdat de overeenkomst was gesloten met een andere rechtspersoon, [naam bedrijf]. De kantonrechter oordeelde dat de eiser de verkeerde rechtspersoon had gedagvaard en dat AGIN enkel als incassogemachtigde optrad voor Hoist Finance AB. De vordering van de eiser werd afgewezen, en de kantonrechter oordeelde dat de eiser in de proceskosten van AGIN moest worden veroordeeld, maar deze vordering tot proceskosten werd afgewezen omdat er geen sprake was van misbruik van procesrecht. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9292553 / CV EXPL 21-21362
uitspraak: 4 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[eiser](hierna: [eiser] ),
wonende in [woonplaats] ,
eiser,
procederend in persoon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AGIN Timmermans B.V.(hierna: AGIN),
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam persoon 1] .

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 15 juni 2021, met producties;
  • de incidentele vordering tot exceptie van onbevoegdheid;
  • de conclusie van dupliek, inhoudende een conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 8 februari 2022 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is [eiser] in persoon verschenen. Verder is namens AGIN de heer [naam persoon 2] (juridisch medewerker bij AGIN) verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak met partijen besproken. Daarnaast zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten nader toe te lichten en over en weer op elkaars standpunten te reageren. Zoals ter zitting besproken, betreft hetgeen AGIN heeft gesteld in haar incidentele vordering tot exceptie van onbevoegdheid in feite een materieel verweer in de hoofdzaak en zal dit ook als zodanig worden aangemerkt. De incidentele vordering behoeft daarom geen beoordeling meer.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis vervolgens bepaald op vandaag.

2..De vordering

2.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, AGIN te veroordelen om binnen twee weken na het wijzen van dit vonnis aan hem te betalen € 5.918,62, te vermeerderen met de toekomstige aflossingstermijnen, omdat AGIN onrechtmatig heeft gehandeld ten doel haarzelf te verrijken ten koste van [eiser] , op straffe van een dwangsom ten bedrage van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat AGIN hiermee in gebreke blijft, één en ander met veroordeling van AGIN in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Op 13 september 2018 is [eiser] een financial leaseovereenkomst aangegaan met Volkswagen Leasing B.V. (hierna: Volkswagen Leasing). Op 23 december 2019 is de leaseauto ingeleverd. Bij brief van 28 februari 2020 heeft [eiser] van Volkswagen Leasing bericht ontvangen dat de leaseauto is verkocht en dat de restschuld € 4.373,31 bedraagt. Op 4 maart 2020 is ter zake een betalingsregeling overeengekomen tussen [eiser] en Volkswagen Leasing. Op 9 juni 2020 heeft [eiser] bericht van AGIN ontvangen dat de vordering op [eiser] aan Hoist Finance AB is overgedragen. Vervolgens heeft AGIN de vordering ten onrechte verhoogd, zijn onterecht rente en incassokosten in rekening gebracht en heeft AGIN gerefereerd aan een al ontbonden financieringsovereenkomst. Er is sprake van een onjuiste voorstelling van zaken, een onrechtmatige vordering en ongerechtvaardigde verrijking en het handelen van AGIN is ernstig verwijtbaar. De overeenkomst tussen AGIN en [eiser] moet op grond van artikel 6:228 lid 1 sub b BW met terugwerkende kracht nietig worden verklaard. [eiser] maakt aanspraak op € 2.700,00 aan “Hoofdsom voor titel”, € 761,42 aan “Verschil VWPFS - AGIN”, € 525,24 aan “Incassokosten AGIN”, € 75,96 aan “Rente AGIN” en € 1.856,00 aan “Opmaak dagvaarding 31 uur”. Deze vordering betreft het aantal termijnen dat [eiser] al aan AGIN heeft voldaan, inclusief de toekomstige aflossingen, het verschil tussen de omvang van de vordering volgens Volkswagen Pon Financial Services en de omvang van de vordering volgens AGIN, de ten onrechte in rekening gebrachte incassokosten, de ten onrechte in rekening gebrachte rente en een vergoeding voor de tijd die [eiser] aan het opstellen van de dagvaarding heeft besteed.

3..Het verweer

3.1.
Het verweer van AGIN strekt tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] - uitvoerbaar bij voorraad - in de daadwerkelijke proceskosten van AGIN.
3.2.
Daartoe heeft AGIN - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd. Telkens waar [eiser] in de dagvaarding zijn eigen naam noemt, zou [naam bedrijf] . moeten staan. Het is namelijk die rechtspersoon die een overeenkomst met DutchFinance (een handelsnaam van Volkswagen Leasing) is aangegaan, die een betalingsregeling met Volkswagen Pon Financial Services (een handelsnaam van Volkswagen Leasing) heeft getroffen en die een betalingsregeling met AGIN heeft getroffen. Indien en voor zover al door één van deze partijen of meer specifiek AGIN onrechtmatig zou zijn gehandeld, dan is dat niet tegenover [eiser] geweest maar tegenover [naam bedrijf] . [eiser] motiveert op geen enkele wijze op grond waarvan hem een vorderingsrecht toekomt. Nu de onderhavige procedure nodeloos is aangewend, moet [eiser] in de daadwerkelijke proceskosten van AGIN worden veroordeeld. Die proceskosten bedragen € 204,18 inclusief btw.

4..De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling ligt allereerst voor of [eiser] de onderhavige vordering op persoonlijke titel kon instellen en, zo ja, of hij de juiste rechtspersoon heeft gedagvaard. De kantonrechter beantwoordt deze vragen ontkennend.
4.2.
AGIN heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet [eiser] , maar [naam bedrijf] . de onderhavige vordering had moeten instellen. De bij de dagvaarding overgelegde financial leaseovereenkomst van 13 september 2018 is immers gesloten tussen Volkswagen Leasing en [naam bedrijf] ., van welke laatste rechtspersoon [eiser] overigens statutair bestuurder is. Daarnaast is de eerste betalingsregeling waar [eiser] aan refereert - als deze daadwerkelijk is overeengekomen - ook tussen Volkswagen Leasing en [naam bedrijf] . gesloten, zo blijkt uit de bij dagvaarding overgelegde brief van 4 maart 2020 (productie 4). Ook de tweede betalingsregeling is door [naam bedrijf] gesloten, zo blijkt uit productie 9 bij de dagvaarding. Dit betekent dat [eiser] de onderhavige vordering niet op persoonlijke titel aanhangig kon maken, maar dat [naam bedrijf] dit had moeten doen.
4.3.
Verder heeft AGIN terecht aangevoerd dat de vordering niet tegen haar kan worden ingesteld. AGIN is immers enkel de door Hoist Finance AB ingeschakelde incassogemachtigde. AGIN kon uit dien hoofde weliswaar (namens Hoist Finance AB) een betalingsregeling met [eiser] overeenkomen, maar dat brengt niet met zich mee dat AGIN daarmee ook de onderliggende vordering van Hoist Finance AB heeft overgenomen; die vordering blijft eigendom van Hoist Finance AB. Dit betekent dat [eiser] AGIN niet voor zijn vordering kan aanspreken (en dat kan [naam bedrijf] evenmin).
4.4.
[eiser] heeft de onderhavige vordering ten onrechte op persoonlijke titel aanhangig gemaakt en heeft bovendien de verkeerde rechtspersoon in rechte betrokken. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
4.5.
AGIN heeft gevorderd om [eiser] in de daadwerkelijke proceskosten van AGIN te veroordelen. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
4.5.1.
Voor toewijzing van een vordering tot een reële proceskostenveroordeling is slechts ruimte in het geval van evidente ongegrondheid van de vordering. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan sprake zijn als de eisende partij zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende, dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
4.5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de stellingen van AGIN dat zij tijd heeft moeten besteden aan “deze nodeloze kwestie” en dat zij die tijd ook aan dossierbehandeling had kunnen besteden niet tot de conclusie leiden dat daarom sprake is van misbruik van procesrecht, dan wel onrechtmatig handelen door [eiser] . Ter zitting is gebleken dat bij [eiser] , als bestuurder van [naam bedrijf] , vragen leven over de betaalde termijnen in het kader van de betalingsregelingen en de incassokosten. Die vragen zijn nu nog niet beantwoord. Ter zitting heeft AGIN, als incassogemachtigde van Hoist Finance AB, toegezegd nader onderzoek te zullen doen, meer in het bijzonder naar de betalingen vóór overdracht van de vordering van Volkswagen Leasing aan Hoist Finance AB en dat zij ook zal onderzoeken wat de achtergrond is van de in rekening gebrachte incassokosten. Tegen deze achtergrond is naar het oordeel van de kantonrechter van misbruik van procesrecht, dan wel onrechtmatig handelen aan de zijde van [eiser] geen sprake. De vordering van AGIN om [eiser] in de daadwerkelijke proceskosten van AGIN te veroordelen, wordt daarom afgewezen.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij wel in het salaris gemachtigde van AGIN conform het liquidatietarief worden veroordeeld. De omstandigheid dat AGIN slechts intern kosten heeft gemaakt ter zake van het voeren van de onderhavige procedure vormt namelijk geen gegronde reden om haar een vergoeding voor salaris gemachtigde te ontzeggen (vgl. Gerechtshof Arnhem 15 december 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BK6816 en Gerechtshof ‘s-Gravenhage 17 januari 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BV1406). Het salaris gemachtigde aan de zijde van AGIN wordt begroot op € 622,00 (twee punten à € 311,00).
4.7.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe op de wet is gegrond en er geen redenen zijn het verzoek niet in te willigen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AGIN begroot op € 622,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671