ECLI:NL:GHARN:2009:BK6816

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.011.764/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janse
  • A. Wind
  • T. Tjallema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de betaling van advocatenhonorarium en gefinancierde rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van € 1.856,57 aan De Vos & Partners Advocaten N.V. (DV&P) voor verrichte werkzaamheden. De zaak draait om de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen [appellant] en DV&P, waarbij DV&P zich zou verbinden om werkzaamheden te verrichten op basis van een uurtarief, of dat er een afspraak was gemaakt over gefinancierde rechtsbijstand (toevoeging). De rechtbank had eerder geoordeeld dat er een overeenkomst van opdracht was gesloten, en dat DV&P recht had op betaling van het uurtarief, ongeacht de uitkomst van de aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand.

In hoger beroep heeft [appellant] twee grieven ingediend. De eerste grief betreft de uitleg van de overeenkomst en de stelling dat DV&P hem in de waan heeft gebracht dat hij in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand. De tweede grief betreft de afwijzing van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Het hof heeft de grieven gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat de afspraken zoals neergelegd in de brief van DV&P aan [appellant] d.d. 1 maart 2006, niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten met een uurtarief van € 190,-. Het hof oordeelt dat DV&P niet gerechtigd was om haar werkzaamheden op basis van een uurtarief te declareren indien [appellant] in aanmerking kwam voor een toevoeging, maar dat deze aanvraag niet is gehonoreerd door een omissie van DV&P.

Het hof heeft de vordering van DV&P tot betaling van het bedrag van € 1.856,57 toegewezen, evenals een bedrag van € 185,66 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, behoudens voor de afwijzing van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, die nu is toegewezen. [appellant] is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 december 2009
Zaaknummer 200.011.764/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. F.J. Boom, kantoorhoudende te Arnhem,
tegen
De Vos & Partners Advocaten N.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: DV&P,
advocaat: mr. A.T. Bolt, kantoorhoudende te Arnhem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 7 mei 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 4 augustus 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van DV&P tegen de zitting van 19 augustus 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 7 mei 2008 gewezen tussen appellante als gedaagde en geïntimeerde als eiseres te willen vernietigen en in hoger beroep opnieuw rechtdoende geïntimeerde in haar oorspronkelijke vordering alsnog niet ontvankelijk te verklaren, althans haar die te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door DV&P verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
In het principaal appel;
[appellant] in zijn hoger beroep van het vonnis van 7 mei 2008, niet ontvankelijk zal verklaren, althans het bestreden vonnis zal bekrachtigen of bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in het principaal appel.
In het incidenteel appel
DV&P in haar hoger beroep van het vonnis van 7 mei 2008 ontvankelijk te verklaren en te vernietigen het vonnis van 7 mei 2008, tussen partijen gewezen, en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van DV&P toe te wijzen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in het incidenteel appel."
Door [appellant] is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"Dat het Gerechtshof in het incidenteel appèl appellant, niet ontvankelijk zal verklaren en het daarbij door DV&P gevorderde zal worden afgewezen als zijnde ongegrond en onbewezen.
Met veroordeling van appellante in de kosten m.b.t. het incidenteel appel."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft in het principaal appel twee grieven opgeworpen.
DV&P heeft in het incidenteel appel twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
In het principaal en incidenteel appel
1. In deze zaak staat het volgende tussen partijen vast.
1.1. Middels een emailbericht van 13 januari 2001 heeft [appellant] aan DV&P te kennen gegeven een afspraak te willen maken teneinde een juridisch probleem te bespreken. Nadat partijen met elkaar gesproken hebben, heeft DV&P een op 1 maart 2006 gedateerde brief aan [appellant] verzonden met onder meer de volgende inhoud:
"Met genoegen zal ik u in de hierboven genoemde zaak bijstaan. Hierbij bevestig ik de condities waaronder ik deze zaak voor u in behandeling zal nemen.
De maatschap De Vos & Partners Advocaten is formeel opdrachtnemer van de hier bedoelde werkzaamheden. Het honorarium voor mijn werkzaamheden bedraagt thans € 190,- per uur, exclusief kantoorkosten, verschotten en BTW. (...)
Wij bespraken dat u wellicht in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, ook wel "toevoeging" genoemd. Indien u inderdaad voor een toevoeging in aanmerking komt, behoeft u niet mijn honorarium te betalen maar dient u De Vos & Partners Advocaten slechts een eigen bijdrage te voldoen waarvan de hoogte afhankelijk is van uw inkomen en vermogen. De eigen bijdrage kan variëren van € 90,- tot bijna € 800,-.
Ik heb namens u een aanvraag tot gefinancierde rechtsbijstand gedaan bij de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad voor Rechtsbijstand zal zich nu buigen over het verzoek tot gefinancierde bijstand. Dit duurt doorgaans enkele weken. In beginsel zal ik pas met mijn werkzaamheden beginnen als er uitsluitsel is over de toevoeging en, als de toevoeging is verleend, na ontvangst van de eigen bijdrage. Als ik toch direct aan de slag moet wegens de spoedeisendheid van de kwestie en de uitkomst van de aanvraag voor een toevoeging nog niet bekend is, kan De Vos & Partners u om een voorschot vragen.
(...)
Indien u toch niet in aanmerking komt voor een toevoeging, dient u wél het honorarium voor mijn werkzaamheden te betalen zoals ik dat aan het begin van deze brief heb uiteengezet.
Bijgaand treft u een exemplaar aan van onze algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de onderhavige opdracht. (...)
Indien u zich niet met het voorgaande en/of de (inhoud van de) algemene voorwaarden kunt verenigen, dan verzoek ik u mij dit binnen drie dagen na dagtekening van deze brief schriftelijk te berichten, bij gebreke waarvan u akkoord wordt verondersteld met het bovenstaande en met de inhoud van de algemene voorwaarden."
1.2. De Raad voor de Rechtsbijstand heeft het verzoek tot gefinancierde rechtsbijstand niet gehonoreerd.
1.3. DV&P heeft ter zake van verrichte werkzaamheden in totaal een bedrag van € 1.875,57 aan [appellant] gefactureerd. Van dit bedrag is € 18,74 voldaan middels verrekening. [appellant] heeft een bedrag van € 1.856,57 onbetaald gelaten.
2. DV&P vordert betaling van genoemd bedrag van € 1.856,57, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten, alsmede met de wettelijke rente. Aan deze vordering legt DV&P een overeenkomst van opdracht ten grondslag. De kantonrechter heeft na verwerping van de door [appellant] gevoerde verweren de vordering van DV&P tot betaling van € 1.856,57, te vermeerderen met de wettelijke rente over de bedragen van de respectievelijke declaraties vanaf de respectievelijke vervaldata tot de dag van betaling, toegewezen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft de kantonrechter afgewezen. Voorts heeft de kantonrechter [appellant] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, met dien verstande dat aan DV&P geen vergoeding voor salaris gemachtigde is toegekend, nu een van haar medewerkers haar heeft vertegenwoordigd.
In het principaal appel
3. Grief 1 houdt in dat de kantonrechter [appellant] ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling van € 1.856,57 aan DV&P, daarbij overwegend dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen waarbij DV&P zich als advocatenkantoor verbond werkzaamheden te verrichten op basis van een uurtarief. Blijkens de toelichting op de grief erkent [appellant] dat de door partijen gemaakte afspraken zijn neergelegd in de brief van DV&P aan [appellant] d.d. 1 maart 2006, maar bestrijdt hij de daaraan door de kantonrechter gegeven uitleg. Volgens [appellant] hebben partijen afgesproken dat DV&P rechtsbijstand zou verlenen op basis van een toevoeging. Hij betwist uitdrukkelijk dat hij met DV&P heeft afgesproken dat laatstgenoemde op basis van een uurtarief met haar werkzaamheden zou beginnen; volgens [appellant] hield de overeenkomst in dat DV&P pas met haar werkzaamheden zou beginnen als er beslist was op de toevoegingsaanvraag. In dit verband stelt hij dat DV&P hem in de waan heeft gebracht dat op 1 maart 2006 al een toevoegingsaanvraag was ingediend; volgens hem heeft DV&P pas voor het eerst op 28 april 2006 een aanvraag ingediend, en is het aan DV&P te wijten dat de Raad voor de Rechtsbijstand de aanvraag niet heeft gehonoreerd. Voorts stelt [appellant] dat DV&P hem niet heeft meegedeeld dat zij op grond van de spoedeisendheid van de zaak of anderszins aan de slag zou gaan volgens haar uurtarief.
Grief 2 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan het door [appellant] gevoerde verweer dat hem geen toevoeging is verleend omdat DV&P een onvolledige aanvraag heeft ingediend en heeft verzuimd nadere gegevens te verstrekken.
4. Het hof zal beide grieven gezamenlijk behandelen en overweegt dienaangaande als volgt.
5. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de in de brief van 1 maart 2006 neergelegde afspraken zich - behoudens niet gestelde of gebleken omstandigheden die indachtig de Haviltexmaatstaf tot een andere uitleg nopen - niet anders laten uitleggen dan
- dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht is gesloten;
- dat als honorarium is afgesproken een uurtarief van € 190,- (exclusief kantoorkosten, verschotten en BTW), met dien verstande dat als de Raad voor de Rechtsbijstand positief zal beslissen op de door DV&P namens [appellant] ingediende toevoegingsaanvraag slechts een eigen bijdrage is verschuldigd; anders dan [appellant] stelt, staat in deze brief niet dat hij in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, maar staat er dat hij daarvoor wellicht in aanmerking komt, hetgeen impliceert dat een beslissing op de toevoegingsaanvraag mogelijk negatief kan uitvallen;
- dat DV&P in beginsel pas met haar werkzaamheden zal beginnen als er uitsluitsel is over de toevoeging en, als de toevoeging is verleend, na ontvangst van de eigen bijdrage;
- dat als DV&P toch direct aan de slag moet wegens de spoedeisendheid van de kwestie en de uitkomst van de aanvraag voor een toevoeging nog niet bekend is, DV&P [appellant] om een voorschot kan vragen (zie hierna onder 8).
Voorts brengt een redelijke uitleg van de overeenkomst naar het oordeel van het hof mee dat DV&P redelijkerwijs niet gerechtigd was om haar werkzaamheden op basis van een uurtarief te declareren indien [appellant] op grond van de criteria van de Wet op de Rechtsbijstand in aanmerking kwam voor een toevoeging, doch deze toevoeging door een omissie van DV&P niet is verleend (zie hierna onder 6 en 7).
6. De stelling van [appellant] dat DV&P pas op 28 april 2006 voor het eerst een toevoegingsaanvraag heeft ingediend, nog daargelaten welke rechtsgevolgen daaraan zouden dienen worden te verbonden, is gemotiveerd betwist door DV&P met het overleggen van een kopie van de aanvraag d.d. 1 maart 2006 (productie 1 bij de memorie van antwoord), terwijl [appellant] op dit punt geen bewijsaanbod heeft gedaan. Het hof gaat hieraan dan ook verder aan voorbij.
7. Met betrekking tot het standpunt van [appellant] dat het aan DV&P te wijten is dat de
aanvraag niet is gehonoreerd, is het hof van oordeel dat [appellant] deze stelling in het licht van de stellingen van partijen in eerste aanleg en het oordeel van de kantonrechter daaromtrent, in hoger beroep onvoldoende (nader) heeft onderbouwd.
7.1. Uit de door DV&P overgelegde correspondentie die betrekking heeft op de aanvraag van de toevoeging, leidt het hof af dat de aanvraag door de Raad voor de Rechtsbijstand buiten behandeling is gesteld, omdat er niet is zorg gedragen voor indiening van de stukken waarom de Raad voor de Rechtsbijstand in haar brieven van 6 april, 16 mei en 20 juni 2006 had gevraagd.
7.2. DV&P stelt dat zij deze brieven naar [appellant] heeft doorgezonden met het verzoek om de gevraagde stukken aan DV&P te doen toekomen. Ten bewijze heeft DV&P afschriften van haar brieven van 10 april, 25 april en 23 juni 2006 overgelegd.
7.3. [appellant] heeft in eerste instantie hiertegen ingebracht dat hij de brieven van DV&P waarin hem verzocht is nadere informatie te verstrekken, niet heeft ontvangen. In hoger beroep stelt hij nog slechts dat hij de brief van 22 mei 2006 met daarbij gevoegd de brief van 16 mei 2006 van de Raad voor de Rechtsbijstand niet heeft ontvangen. Omdat [appellant] ook geen grief richt tegen de overweging van de kantonrechter dat het niet aannemelijk is dat enkel de brieven die betrekking hebben op de aanvraag van de toevoeging, hem niet zouden hebben bereikt, gaat het hof ervan uit dat hij wel de brieven d.d. 10 april 25 april en 23 juni 2006 van DV&P heeft ontvangen. Dit brengt het hof tot het oordeel dat de aanvraag voor een toevoeging door de Raad voor de Rechtsbijstand buiten behandeling is gesteld, omdat [appellant] desondanks niet zorg heeft gedragen voor afgifte van de gevraagde gegevens, en dat DV&P ter zake geen verwijt treft.
8. Met zijn stelling dat DV&P hem niet heeft meegedeeld dat zij op grond van de spoedeisendheid van de zaak of anderszins aan de slag zou gaan op basis van haar uurtarief, miskent [appellant] naar het oordeel van het hof dat uit de overeenkomst, zoals deze redelijkerwijs dient te worden uitgelegd (zie hiervoor onder 5), volgt dat DV&P in geval van spoedeisendheid eerder met haar werkzaamheden diende aan te vangen. [appellant] heeft ook in hoger beroep niet betwist dat hij tijdens het intakegesprek aan DV&P heeft verzocht om direct tot het schrijven van een sommatiebrief aan zijn huurders over te gaan. Bovendien is [appellant] als gevolg van het niet verkrijgen van de toevoeging ingevolge de overeenkomst hoe dan ook het uurtarief verschuldigd voor deze werkzaamheden.
9. De grieven falen.
10. [appellant] heeft in hoger beroep een ongespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Nu gelet op het vorenoverwogene aan bewijslevering niet wordt toegekomen, gaat het hof aan dat bewijsaanbod voorbij.
In het incidenteel appel
11. Grief I houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat voor een vergoeding van buitengerechtelijke kosten geen plaats is, omdat onvoldoende is aangevoerd om aan te nemen dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die de conclusie rechtvaardigen dat kosten zijn gemaakt voor andere werkzaamheden dan die waarvoor de proceskosten in een vergoeding plegen te voorzien. Aan dit onderdeel van haar vordering legt DV&P thans in hoger beroep artikel 8 van haar algemene voorwaarden (hierna: AV) ten grondslag. Dit artikel bepaalt dat bij verzuim de opdrachtgever de buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, welke kosten minimaal 10 % van het te incasseren bedrag bedragen. DV&P stelt dat zij door haar werknemers werkzaamheden ter incasso van de onderhavige vordering heeft laten verrichten. Van deze werkzaamheden wordt volgens DV&P geen urenadministratie bijgehouden. Teneinde de kosten van deze werkzaamheden zoveel mogelijk te beperken heeft DV&P in haar AV voormelde bepaling inzake buitengerechtelijke kosten opgenomen, aldus DV&P.
12. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Tussen partijen staat als onweersproken vast dat de AV van DV&P op de overeenkomst van toepassing zijn. Het hof acht voldoende aannemelijk dat DV&P interne kosten heeft gemaakt ter incassering van de vordering op [appellant]. Het hof acht dan ook op basis van artikel 8 van de AV een bedrag van 10 % van € 1.856,57 = € 185,66 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2007, zijnde de datum van de dagvaarding in prima.
13. In zoverre treft grief I doel.
14. Grief II houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat ter zake van de proceskosten aan DV&P geen vergoeding voor salaris gemachtigde toekomt, nu een van haar medewerkers haar heeft vertegenwoordigd.
15. Dienaangaande is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat DV&P interne kosten heeft gemaakt ter zake van het voeren van de onderhavige procedure, geen gegronde reden vormt om haar een vergoeding voor salaris gemachtigde te ontzeggen.
16. Grief II slaagt derhalve.
De slotsom in het principaal en incidenteel appel
17. Het vonnis d.d. 7 mei 2008 waarvan beroep zal worden bekrachtigd, behoudens voor zover daarin de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten alsmede vergoeding voor salaris gemachtigde is afgewezen. In zoverre dient het vonnis te worden vernietigd. En slechts in zoverre opnieuw rechtdoende, zal het hof de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten toewijzen tot een bedrag van € 185,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2007. Ter zake van vergoeding voor salaris gemachtigde zal het hof conform de kantonrechtersstaffel een bedrag van € 300,- (2 punten à € 150,-) toewijzen.[appellant] zal als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, zowel in het principaal appel (1 punt in tarief I) als in het incidenteel appel (1 punt in de helft van tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
In het principaal en incidenteel appel
bekrachtigt het vonnis d.d. 7 mei 2008 waarvan beroep, behoudens voor zover daarin de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten alsmede die tot vergoeding voor salaris gemachtigde is afgewezen;
vernietigt het vonnis in zoverre;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan DV&P te betalen een bedrag van € 185,66 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2007 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot deze aan de zijde van DV&P wat betreft de post salaris gemachtigde op een bedrag van € 300,--;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van DV&P:
in het principaal appel op € 254,-- aan verschotten en € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in het incidenteel appel op nihil aan verschotten en € 316,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Wind en Tjallema, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 december 2009 in bijzijn van de griffier.