ECLI:NL:RBROT:2022:3300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/4750
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen schorsing van Ziektewet-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de schorsing van haar Ziektewet-uitkering, maar dit bezwaar werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De eiseres stelde dat het primaire besluit naar een verouderd adres was verstuurd, waardoor zij niet op de hoogte was van de schorsing. De rechtbank oordeelde dat de enkele stelling dat het besluit naar een verkeerd adres was gestuurd onvoldoende was voor een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank concludeerde dat de eiseres op de hoogte was van de inhoud van het primaire besluit, omdat zij eerder contact had gehad met de verzekeringsarts. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden en deze overschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4750

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. D.H. van Tongerlo,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

In het besluit van 29 juni 2021 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat de Ziektewet (ZW-)uitkering van eiseres wordt geschorst.
In het besluit van 6 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer ROT 21/4641).
Bij uitspraak van 23 september 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:10140) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 uitgeroepen op zitting. Partijen zijn met bericht van verhindering niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek daarna gesloten.

Overwegingen

1.1.
Eiseres ontvangt een ZW-uitkering. Verweerder heeft eiseres meerdere malen opgeroepen om op het spreekuur van een verzekeringsarts te verschijnen. Hieraan heeft eiseres geen gehoor gegeven en om die reden heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.2.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres te laat bezwaar heeft gemaakt. Uit het telefoongesprek van 1 juli 2021 blijkt volgens verweerder dat eiseres op de hoogte was van de inhoud van het primaire besluit, omdat eiseres heeft verzocht om een nieuwe afspraak met de verzekeringsarts. Om die reden acht verweerder het aannemelijk dat eiseres het primaire besluit heeft ontvangen en er is niet gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding (voor het maken van bezwaar) verschoonbaar is. Verweerder heeft verder toegelicht dat eiseres wekelijks betaalspecificaties ontvangt op de maandag na de week waarop die betrekking heeft. Omdat eiseres op donderdag 1 juli 2021 heeft gebeld, kon zij nog niet in het bezit zijn geweest van de betaalspecificatie van de week van 28 juni 2021 tot en met 4 juli 2021 waardoor het niet mogelijk was dat eiseres door (het niet ontvangen van) een betaalspecificatie op de hoogte had kunnen zijn van de schorsing. Verweerder acht het om die reden aannemelijk dat eiseres naar aanleiding van het primaire besluit op 1 juli 2021 heeft gebeld.
2. In beroep voert eiseres het volgende aan. Hoewel na het primaire besluit meer dan zes weken is verstreken, toen eiseres bezwaar maakte, dient het bezwaar wel ontvankelijk te worden verklaard. Eiseres heeft pas op 30 augustus 2021 kennis genomen van het primaire besluit. Dit besluit was verstuurd naar een (voormalig) doorstroomhuis, [adres] in Rotterdam. De eigenaar van het pand stuurt alle post retour afzender. Eiseres verblijft al geruime tijd niet meer op dit adres en de brieven die naar dat adres worden verstuurd, ontvangt zij niet. Verweerder moet daarom op de hoogte zijn geweest dat de brieven eiseres niet hebben bereikt.
Ten aanzien van de (tijdelijke) stopzetting van de ZW-uitkering voert eiseres aan dat de uitnodigingen (van 15 en 29 juni 2021) om op spreekuur bij een verzekeringsarts te komen eiseres niet hebben bereikt. Eiseres is bereid om meteen gehoor te geven aan elke oproep van verweerder, voor zover die oproepen haar bereiken en zij er dus kennis van kan nemen.
Eiseres is er vanuit gegaan dat haar recht op ZW-uitkering was beëindigd en heeft om die reden een bijstandsuitkering aangevraagd. De behandelaar bij de gemeente kwam erachter dat eiseres nog een lopend recht op ZW-uitkering had. Zodoende kwam het primaire besluit boven tafel.
3. Verweerder verwijst in het verweerschrift naar wat in het bestreden besluit is toegelicht, met de toevoeging dat geen enkele brief, verzonden aan het adres [adres] in Rotterdam, retour is ontvangen. Bovendien heeft de voorzieningenrechter in de uitspraak van 23 september 2021 overwogen dat het primaire besluit in overeenstemming met artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bekendgemaakt. Om die reden is de bezwaartermijn gaan lopen op 30 juni 2021 en eindigde deze op 11 augustus 2021. Het bezwaarschrift is daarmee te laat ingediend op 31 augustus 2021.
De schorsing is inmiddels met terugwerkende kracht opgeheven en er heeft een nabetaling plaatsgehad.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Procesbelang
4. In het besluit van 6 oktober 2021 heeft verweerder de schorsing van de uitbetaling van de ZW-uitkering opgeheven. De rechtbank dient daarom te beoordelen of eiseres nog procesbelang heeft bij dit beroep. De rechtbank overweegt dat eiseres procesbelang heeft, omdat in dit besluit ook een maatregel is opgelegd aangezien de ZW-uitkering van eiseres met 10% verlaagd is in de periode 28 juni 2021 tot en met 27 augustus 2021. De rechtbank gaat daarom over tot de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
5.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft bepaald dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat zij niet op tijd bezwaar heeft gemaakt en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3158) heeft een bestuursorgaan aan zijn bekendmakingsverplichting als bedoeld in artikel 3:41 van de Awb voldaan als een besluit wordt verzonden naar het laatst bekende adres van betrokkene, ook al is dit niet meer het juiste adres van betrokkene, en betrokkene heeft nagelaten het bestuursorgaan van de adreswijziging op de hoogte te stellen. Verweerder heeft het primaire besluit verzonden naar het bij hem laatst bekende adres van eiseres ( [adres] in Rotterdam). Hiermee is dit besluit in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3:41 van de Awb bekend gemaakt. De bezwaartermijn is daarom op 30 juni 2021 gaan lopen en eindigde op 11 augustus 2021. Het bezwaarschrift is op 31 augustus 2021 ingediend en daarmee dus buiten de bezwaartermijn.
In het geval dat een bezwaarschrift te laat is ingediend moet worden beoordeeld of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. De enkele omstandigheid dat het besluit is verzonden naar een adres waar eiseres niet meer woonde, is onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiseres heeft op de zitting (waarin het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld) bevestigd dat het besluit op het adres [adres] is aangekomen en zij stelt dat het retour is gestuurd zonder daarvan bewijs te overleggen. Verweerder heeft in het verweerschrift verklaard dat het besluit niet retour is gekomen. Het niet doorgeven van de adreswijziging aan verweerder komt in het licht van het voorgaande voor rekening en risico van eiseres.
De stelling van eiseres, dat zij bij de gemeente voor het eerst bekend is geraakt met het primaire besluit, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het is niet duidelijk hoe eiseres dan van het primaire besluit heeft kennis genomen, nu verweerder stelt het primaire besluit slechts naar eiseres te hebben verstuurd, uit het dossier niet is gebleken dat het primaire besluit is verstuurd naar derden (zoals de gemeente) en het ook niet aannemelijk is dat verweerder besluiten (gericht aan eiseres) aan derden heeft verstuurd.
5.3.
Gelet op wat hiervoor is besproken, heeft verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard vanwege de termijnoverschrijding die niet verschoonbaar is.
6. Dit betekent dat het beroep ongegrond is.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2022.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.