ECLI:NL:RBROT:2022:3234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/3178
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens niet vervulde wachttijd van 104 weken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres had een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen, maar het UWV verklaarde haar hersteld en wees haar aanvraag voor de WIA-uitkering af, omdat zij de wachttijd van 104 weken niet had vervuld. Eiseres voerde aan dat zij bezwaar had gemaakt tegen de hersteldverklaring en dat haar medische situatie niet was verbeterd. De rechtbank oordeelde dat het UWV het bezwaar van eiseres terecht niet als gericht tegen de hersteldverklaring had opgevat, omdat dit bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank concludeerde dat de wachttijd van 104 weken niet was vervuld en dat de afwijzing van de WIA-uitkering terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht had op de gevraagde uitkering. De rechtbank benadrukte dat de door eiseres gemaakte proceskosten niet vergoed zouden worden, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3178

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [woonplaats eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Benali),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 29 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Bij besluit van 25 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 11 april 2022. Eiseres was aanwezig samen met [naam] , waarnemer van haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte tot 14 november 2019 als kantoormedewerker bij [naam bedrijf] Haar werkgever heeft eiseres op 31 december 2018 wegens een ongeval ziekgemeld voor dit werk.
2. Met het besluit van 20 november 2019 heeft het UWV aan eiseres vanaf 14 november 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
3. Op 8 september 2020 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
4. Op 28 oktober 2020 heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden met een arts. De arts heeft ook de dossiergegevens bestudeerd en zij heeft haar bevindingen vastgelegd in een rapport van 28 oktober 2020. [1] Zij komt tot het oordeel dat eiseres hersteld is voor de maatgevende arbeid.
5. Met een besluit van 29 oktober 2020 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij geen ZW-uitkering meer krijgt. De arts vindt namelijk dat eiseres op 29 oktober 2020 weer geschikt is voor haar eigen maatgevende arbeid.
6. Met het primaire besluit heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen. Eiseres kan vanaf 28 december 2020 geen WIA-uitkering krijgen, omdat zij de wachttijd van 104 weken niet heeft vervuld. Eiseres is immers met ingang van 29 oktober 2020 door het UWV hersteld verklaard voor de ZW.
7. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard en hieraan het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 mei 2021 ten grondslag gelegd.

Het standpunt van eiseres

8. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat ze expliciet bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van de WIA-uitkering. In het primaire besluit wordt als reden voor de afwijzing ook vermeld dat eiseres vóór 28 december 2020 hersteld is gemeld. Het standpunt van het UWV dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt – hetgeen zij bestrijdt – tegen het besluit over de hersteldmelding, vindt zij daarom extreem formalistisch. Eiseres wordt hierdoor het recht op een eerlijk proces ontzegt en dit is in strijd met artikel 6 van het EVRM. [2] Daarnaast merkt zij op dat in de beslissingen van 29 oktober 2020 nergens staat vermeld dat, indien zij geen bezwaar maakt tegen de hersteldmelding, de weg naar een inhoudelijke heroverweging over het recht op een WIA-uitkering, definitief wordt afgesloten.
Eiseres voert verder aan dat zij nog steeds medische klachten heeft als gevolg van een ernstig ongeval in 2018 door een aanval van een hond. Eiseres lijdt aan het Complex Regionaal Pijnsyndroom (CRPS). Zij kan slechts korte afstanden lopen. Bij langere tijd op een plek staan of zitten, nemen de pijnklachten toe. Eiseres heeft een intensief revalidatietraject ondergaan en zij is nog onder behandeling bij het Erasmus MC in Rotterdam. Zij staat op een wachtlijst voor het operatief laten plaatsen van een pijnkastje om zo de klachten te onderdrukken. Eiseres is gestopt met fysiotherapie omdat de klachten hierdoor niet werden verminderd.
Daarnaast is eiseres ernstig belemmerd in haar persoonlijk functioneren. Zij kan niet lang op een plek zitten waardoor zij slechts korte afstanden kan afleggen met de auto. Het lukt eiseres niet om haar kind lopend naar school te brengen omdat de afstand daarvoor te groot is. Verder is tijdens de hoorzitting geconstateerd dat haar rechterbeen dikker is dan haar linkerbeen. Op hakken en tenen staan lukte absoluut niet tijdens de hoorzitting. Eiseres is door de arts telefonisch gehoord en met de beslissing op bezwaar zijn haar medische klachten in verband met het verrichten van de arbeid die zij voorheen deed niet inhoudelijk beoordeeld. Zij vindt het dan ook onbegrijpelijk dat is geconstateerd dat zij het werk zou kunnen doen dat zij verrichtte voordat zij ziek werd. Eiseres heeft tot slot een medisch expertise rapport (in concept) van 21 februari 2022 in het kader van de letselschadeprocedure overgelegd.

Waarover het gaat in deze zaak

9. De rechtbank moet op de eerste plaats beoordelen of het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ook had moeten opvatten als gericht tegen het besluit van 29 oktober 2020 over de hersteldverklaring in het kader van de ZW en het in behandeling had moeten nemen. Daarnaast moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen op de grond dat de wachttijd van 104 weken in de zin van de Wet WIA niet is volgemaakt.

Wat de rechtbank vindt

De hersteldverklaring
10. De rechtbank volgt het betoog van eiseres dat haar bezwaar ook moet worden opgevat als een bezwaar tegen het besluit over de hersteldverklaring niet en overweegt daartoe als volgt.
11. In artikel 75j van de ZW is bepaald dat paragraaf 3 van toepassing is op geschillen van geneeskundige aard over het al dan niet bestaan of voortbestaan van ongeschiktheid tot werken.
12. In artikel 75k van de ZW is bepaald dat in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in een geschil als bedoeld in artikel 75j twee weken bedraagt.
13. In het besluit van 29 oktober 2020 over de hersteldverklaring is een rechtsmiddelclausule opgenomen waarin staat dat als eiseres het niet eens is met het besluit, zij tot en met 12 november 2020 een bezwaarschrift kan indienen. Eiseres heeft op 18 november 2020 een pro forma bezwaar ingediend. Hierin staat dat het bezwaar is gericht tegen de afwijzing van de WIA-uitkering. Uit het bezwaarschrift blijkt niet dat eiseres hiermee ook bezwaar heeft willen maken tegen de hersteldverklaring. Maar zelfs als dat wel zo zou zijn geweest, geldt dat dit te laat zou zijn ingediend. Uit het dossier is niet gebleken dat eiseres niet in staat was om tijdig bezwaar in te dienen tegen de hersteldverklaring. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV het bezwaar terecht niet heeft opgevat als mede gericht tegen de hersteldverklaring en terecht in het bestreden besluit geen beslissing heeft genomen over de hersteldverklaring.
14. Eiseres voert verder aan dat de weg naar een inhoudelijke heroverweging over het recht op een WIA-uitkering, door het los te koppelen van de beslissing over de ZW-uitkering, ten onrechte wordt afgesloten. Zij vindt dit in strijd met artikel 6 van het EVRM.
15. De rechtbank volgt ook dit betoog niet. Het UWV heeft eiseres naar aanleiding van het bezwaar uitgenodigd voor een hoorzitting en uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 mei 2021 volgt dat inhoudelijk is onderzocht of de medische situatie van eiseres na de beëindiging van de ZW-uitkering is gewijzigd waardoor zij de wachttijd van 104 weken alsnog heeft volgemaakt.
De wachttijd van 104 weken
16. In artikel 23, eerste en tweede lid, van de Wet WIA is bepaald dat voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet voor hem een wachttijd van 104 weken geldt. Als eerste dag van de wachttijd geldt de eerste werkdag al dan niet in een dienstbetrekking waarop door de verzekerde wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt.
17. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) vereist de beantwoording van de vraag of de wachttijd is vervuld een zelfstandige beoordeling op basis van alle beschikbare gegevens van medische en andere aard, waarbij eventuele eerdere hersteldverklaringen, die hebben plaatsgevonden tijdens de wachttijd, betrokken (kunnen) worden. [3]
18. Uit het rapport van de arts volgt dat hij het dossier met de aanwezige medische informatie heeft bestudeerd en eiseres heeft gesproken tijdens een telefonisch spreekuur. De diagnose CRPS status na multipele fracturen rechteronderbeen werd overgenomen. De arts overweegt dat eiseres nog belemmeringen heeft in het gebruik van haar rechterbeen als gevolg van het ongeval in 2018. Zij is nog beperkt in het langdurig (trap)lopen, staan en gehurkt actief zijn. Fysieke zware werkzaamheden moeten worden vermeden. Er is geen aanleiding om een beperking in de duurbelastbaarheid aan te nemen. Volgens de arts zullen de belemmeringen geen problemen opleveren bij de maatstaffunctie, omdat het werk overwegend zittend van aard is en zij daarin niet wordt beperkt. Daarnaast verwacht de arts verbetering in het lopen en staan omdat er nog behandelmogelijkheden zijn die de pijnklachten kunnen verminderen. Volgens de arts is eiseres op 29 oktober 2020 als hersteld te beschouwen voor de maatgevende arbeid.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport onderzoek verricht naar de vraag of eiseres de wachttijd van 104 weken heeft vervuld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daartoe het dossier, het bezwaar en de informatie van de behandelend sector bestudeerd. Daarnaast was hij aanwezig tijdens de hoorzitting. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de medische situatie van eiseres ten opzichte van de laatste beoordeling ongewijzigd. Dit is tijdens de hoorzitting desgevraagd door eiseres bevestigd. Daarnaast geven de gegevens van de behandelend sector en het bezwaar geen aanleiding om aan te nemen dat sprake zou zijn van een gewijzigde medische situatie. Het is daarom niet aannemelijk dat eiseres de wachttijd van 104 weken alsnog heeft volgemaakt.
20. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen en zal dat hierna uitleggen.
21. De rechtbank heeft bij brief van 2 februari 2022 aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevraagd te reageren op de stelling van eiseres dat zij beperkt is in zitten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit gedaan in zijn rapport van 8 februari 2022. Hij heeft toegelicht dat een beperking voor het verrichten van zittend werk zoals in de maatgevende functie, medewerker support op kantoor, niet aannemelijk gemaakt kan worden. Hij verwijst daarbij naar het functioneren van eiseres zoals vermeld in het rapport van de arts. Daarnaast benadrukt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat in de maatgevende functie geen sprake is van een dwingende lichaamshouding zoals bij autorijden.
22. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 23 maart 2022 toegelicht dat eiseres beperkingen heeft als gevolg van ziekte. Deze beperkingen zijn echter geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van eiseres met de vereisten in de verzekerde arbeid. De maatgevende functie is fysiek niet zwaar.
23. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres verteld dat de GGD op 1 april 2022 een advies heeft uitgebracht. Volgens de gemachtigde blijkt hieruit dat de klachten van eiseres progressief zijn dan wel zeker (nog) niet zijn verbeterd.
24. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals het UWV op de zitting heeft toegelicht, heeft het UWV niet gezegd dat de klachten van eiseres niet progressief zijn. In het rapport van 18 mei 2021 staat dat de medische situatie van eiseres niet is gewijzigd ten opzichte van de laatste beoordeling. Eiseres heeft dit op de hoorzitting desgevraagd bevestigd. Tijdens de zitting heeft eiseres gezegd dat deze conclusie juist is en dat haar klachten tussen oktober en december 2021 niet zijn toegenomen. Het rapport van de GGD van 1 april 2022 – nog daargelaten dat dit rapport niet is overgelegd en dateert van na de datum in geding – kan eiseres dan ook niet baten.
25. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiseres de wachttijd voor de Wet WIA niet heeft volgemaakt. Aan eiseres is daarom terecht geen WIA-uitkering toegekend.

Conclusie van de rechtbank

26. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 april 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in dit rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.EVRM: Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 1 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1878 en van 14 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3601.