Wat de rechtbank vindt
10. De rechtbank volgt het betoog van eiseres dat haar bezwaar ook moet worden opgevat als een bezwaar tegen het besluit over de hersteldverklaring niet en overweegt daartoe als volgt.
11. In artikel 75j van de ZW is bepaald dat paragraaf 3 van toepassing is op geschillen van geneeskundige aard over het al dan niet bestaan of voortbestaan van ongeschiktheid tot werken.
12. In artikel 75k van de ZW is bepaald dat in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in een geschil als bedoeld in artikel 75j twee weken bedraagt.
13. In het besluit van 29 oktober 2020 over de hersteldverklaring is een rechtsmiddelclausule opgenomen waarin staat dat als eiseres het niet eens is met het besluit, zij tot en met 12 november 2020 een bezwaarschrift kan indienen. Eiseres heeft op 18 november 2020 een pro forma bezwaar ingediend. Hierin staat dat het bezwaar is gericht tegen de afwijzing van de WIA-uitkering. Uit het bezwaarschrift blijkt niet dat eiseres hiermee ook bezwaar heeft willen maken tegen de hersteldverklaring. Maar zelfs als dat wel zo zou zijn geweest, geldt dat dit te laat zou zijn ingediend. Uit het dossier is niet gebleken dat eiseres niet in staat was om tijdig bezwaar in te dienen tegen de hersteldverklaring. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV het bezwaar terecht niet heeft opgevat als mede gericht tegen de hersteldverklaring en terecht in het bestreden besluit geen beslissing heeft genomen over de hersteldverklaring.
14. Eiseres voert verder aan dat de weg naar een inhoudelijke heroverweging over het recht op een WIA-uitkering, door het los te koppelen van de beslissing over de ZW-uitkering, ten onrechte wordt afgesloten. Zij vindt dit in strijd met artikel 6 van het EVRM.
15. De rechtbank volgt ook dit betoog niet. Het UWV heeft eiseres naar aanleiding van het bezwaar uitgenodigd voor een hoorzitting en uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 mei 2021 volgt dat inhoudelijk is onderzocht of de medische situatie van eiseres na de beëindiging van de ZW-uitkering is gewijzigd waardoor zij de wachttijd van 104 weken alsnog heeft volgemaakt.
De wachttijd van 104 weken
16. In artikel 23, eerste en tweede lid, van de Wet WIA is bepaald dat voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet voor hem een wachttijd van 104 weken geldt. Als eerste dag van de wachttijd geldt de eerste werkdag al dan niet in een dienstbetrekking waarop door de verzekerde wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt.
17. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) vereist de beantwoording van de vraag of de wachttijd is vervuld een zelfstandige beoordeling op basis van alle beschikbare gegevens van medische en andere aard, waarbij eventuele eerdere hersteldverklaringen, die hebben plaatsgevonden tijdens de wachttijd, betrokken (kunnen) worden.
18. Uit het rapport van de arts volgt dat hij het dossier met de aanwezige medische informatie heeft bestudeerd en eiseres heeft gesproken tijdens een telefonisch spreekuur. De diagnose CRPS status na multipele fracturen rechteronderbeen werd overgenomen. De arts overweegt dat eiseres nog belemmeringen heeft in het gebruik van haar rechterbeen als gevolg van het ongeval in 2018. Zij is nog beperkt in het langdurig (trap)lopen, staan en gehurkt actief zijn. Fysieke zware werkzaamheden moeten worden vermeden. Er is geen aanleiding om een beperking in de duurbelastbaarheid aan te nemen. Volgens de arts zullen de belemmeringen geen problemen opleveren bij de maatstaffunctie, omdat het werk overwegend zittend van aard is en zij daarin niet wordt beperkt. Daarnaast verwacht de arts verbetering in het lopen en staan omdat er nog behandelmogelijkheden zijn die de pijnklachten kunnen verminderen. Volgens de arts is eiseres op 29 oktober 2020 als hersteld te beschouwen voor de maatgevende arbeid.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport onderzoek verricht naar de vraag of eiseres de wachttijd van 104 weken heeft vervuld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daartoe het dossier, het bezwaar en de informatie van de behandelend sector bestudeerd. Daarnaast was hij aanwezig tijdens de hoorzitting. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de medische situatie van eiseres ten opzichte van de laatste beoordeling ongewijzigd. Dit is tijdens de hoorzitting desgevraagd door eiseres bevestigd. Daarnaast geven de gegevens van de behandelend sector en het bezwaar geen aanleiding om aan te nemen dat sprake zou zijn van een gewijzigde medische situatie. Het is daarom niet aannemelijk dat eiseres de wachttijd van 104 weken alsnog heeft volgemaakt.
20. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen en zal dat hierna uitleggen.
21. De rechtbank heeft bij brief van 2 februari 2022 aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevraagd te reageren op de stelling van eiseres dat zij beperkt is in zitten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit gedaan in zijn rapport van 8 februari 2022. Hij heeft toegelicht dat een beperking voor het verrichten van zittend werk zoals in de maatgevende functie, medewerker support op kantoor, niet aannemelijk gemaakt kan worden. Hij verwijst daarbij naar het functioneren van eiseres zoals vermeld in het rapport van de arts. Daarnaast benadrukt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat in de maatgevende functie geen sprake is van een dwingende lichaamshouding zoals bij autorijden.
22. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 23 maart 2022 toegelicht dat eiseres beperkingen heeft als gevolg van ziekte. Deze beperkingen zijn echter geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van eiseres met de vereisten in de verzekerde arbeid. De maatgevende functie is fysiek niet zwaar.
23. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres verteld dat de GGD op 1 april 2022 een advies heeft uitgebracht. Volgens de gemachtigde blijkt hieruit dat de klachten van eiseres progressief zijn dan wel zeker (nog) niet zijn verbeterd.
24. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals het UWV op de zitting heeft toegelicht, heeft het UWV niet gezegd dat de klachten van eiseres niet progressief zijn. In het rapport van 18 mei 2021 staat dat de medische situatie van eiseres niet is gewijzigd ten opzichte van de laatste beoordeling. Eiseres heeft dit op de hoorzitting desgevraagd bevestigd. Tijdens de zitting heeft eiseres gezegd dat deze conclusie juist is en dat haar klachten tussen oktober en december 2021 niet zijn toegenomen. Het rapport van de GGD van 1 april 2022 – nog daargelaten dat dit rapport niet is overgelegd en dateert van na de datum in geding – kan eiseres dan ook niet baten.
25. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiseres de wachttijd voor de Wet WIA niet heeft volgemaakt. Aan eiseres is daarom terecht geen WIA-uitkering toegekend.