ECLI:NL:RBROT:2022:3198
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing UWV over WIA-dagloon en referteperiode
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de vaststelling van het WIA-dagloon. Eiseres, die als (assistent)kok werkte, had een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd na een periode van ziekte. Het UWV had de referteperiode voor de vaststelling van het dagloon vastgesteld van 1 mei 2018 tot en met 30 april 2019, wat eiseres betwistte. Zij stelde dat er onterecht geen rekening was gehouden met haar eerdere werkuren en dat zij niet gehoord was in de bezwaarprocedure. De rechtbank oordeelde dat het UWV de referteperiode correct had vastgesteld en dat er geen grond was om van de wettelijke regels af te wijken. De rechtbank concludeerde dat het UWV niet onzorgvuldig had gehandeld, ondanks dat eiseres niet gehoord was, en dat dit gebrek geen nadelige gevolgen voor haar had gehad. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, maar het UWV werd wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49,- aan eiseres.