ECLI:NL:RBROT:2022:3152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
10/960268-18 (zaak A), 10/960002-22 (zaak B) en 10/961504-22 (zaak C)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het maken en verkopen van phishing websites, diefstal met valse sleutels en witwassen

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het maken en verkopen van phishing websites, diefstal met valse sleutels en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 198 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het maken van phishing websites met de bedoeling dat daarmee computervredebreuk werd gepleegd, diefstal met valse sleutels en het witwassen van een geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deze feiten deels heeft erkend. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 9, 10 en 14 maart 2022, en het onderzoek werd gesloten op 21 maart 2022. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 2.120,00, maar andere vorderingen zijn afgewezen wegens onvoldoende verband met de bewezen feiten. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen goederen, waarbij sommige goederen verbeurd zijn verklaard en andere aan de verdachte zijn teruggegeven. De rechtbank heeft de verdachte ook een taakstraf van 180 uur opgelegd, maar deze hoeft niet meer te worden uitgevoerd omdat de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft de verdachte als niet eerder veroordeeld beschouwd en heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de positieve ontwikkelingen in zijn leven sinds de feiten.

Uitspraak

Rechtbank rotterdam
Team 1
Parketnummers: 10/960268-18 (zaak A), 10/960002-22 (zaak B) en 10/961504-22 (zaak C)
Datum uitspraak: 4 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte].
De advocaat van de verdachte is mr. M. Berndsen, advocaat te Amsterdam. De officier van justitie is mr. I.R.V. Out. De benadeelde partijen zijn [naam benadeelde 1] (hierna ook: [naam benadeelde 1]), [naam benadeelde 2] (hierna ook: [naam benadeelde 2]), [naam benadeelde 3] (hierna ook: [naam benadeelde 3]) en [naam benadeelde 4] (hierna ook: [naam benadeelde 4]).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 9, 10 en 14 maart 2022. Het onderzoek is gesloten op de zitting van 21 maart 2022.

Kern van het vonnis

De verdachte wordt veroordeeld voor a) het maken en verkopen van phishing websites met de bedoeling dat daarmee computervredebreuk (ofwel hacking) werd gepleegd, b) diefstal met valse sleutels en c) witwassen van een geldbedrag. De verdachte heeft deze feiten deels erkend. Op de zitting stond vooral de vraag centraal: ‘moet de verdachte terug naar de gevangenis?’

Inhoudsopgave van dit vonnis

De verdachte wordt beschuldigd van het maken van phishing websites met de bedoeling dat daarmee zou worden gehackt, het daadwerkelijke hacken, (poging tot) oplichting, (poging tot) diefstal van geld met valse sleutels en witwassen van geld en een auto. De volledige tekst van de beschuldiging, zoals deze door de officier van justitie is opgeschreven in de tenlastelegging, is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis. De officier van justitie heeft tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak een nieuwe dagvaarding uitgebracht (parketnummer 10/96000-22). De feiten die op deze nieuwe dagvaarding staan verschillen slechts in zoverre met de feiten 1 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 10/960260-18 dat deze feiten betrekking hebben op het hacken van geautomatiseerde werken die
nietmet malware zijn besmet.
De rechtbank vindt de feiten waarvan de verdachte wordt beschuldigd voor een deel bewezen. De bewezenverklaring, de motivering daarvan en de bewijsoverwegingen en de argumenten die tot vrijspraak hebben geleid, zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet.
Een overzicht van de bewijsmiddelen is in hoofdstuk 3 van dit vonnis uiteengezet.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar straf op staat. Welke verboden gedragingen dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 198 dagen voorwaardelijk met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden en met aftrek van een deel van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (te weten: 72 dagen). De verdachte hoeft dus niet meer terug naar de gevangenis. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf op van 180 uur, met aftrek van het resterende deel van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waardoor de verdachte ook geen taakstraf meer hoeft te verrichten. Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt alle onderdelen van de straf en de motivering daarvan.
De benadeelde partijen hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank wijst de vordering van [naam benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 2.120,00. De rechtbank neemt geen beslissing op het overige door [naam benadeelde 3] gevorderde bedrag en op de vorderingen van [naam benadeelde 2], [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 4], omdat er onvoldoende verband is tussen de bewezenverklaarde feiten en deze gevorderde schade. In hoofdstuk 6 zijn deze beslissingen verder uitgewerkt.
In hoofdstuk 7 worden de beslissingen over de in beslag genomen goederen uiteengezet.
Hoofdstuk 8 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters.

Hoofdstuk 1: de beschuldiging in de tenlastelegging

10/960268-18 (zaak A)
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 maart 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) (een) technisch(e) hulpmiddel(en) dat/die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen was/waren tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafrecht, heeft verworven en/of ingevoerd en/of verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad, en/of vervaardigd en/of verkocht met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab lid 1 en/of lid 2 van het Wetboek van Strafrecht werd gepleegd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • malware (Netwire RAT/ZeusPanda/Zeus/Panda/njRAT) en/of
  • een of meer phishingsites gerelateerd aan [naam benadeelde 4] en/of [naam bank 1] en/of [naam benadeelde 3] en/of [naam benadeelde 1] en/of [naam bank 2] en/of andere bankinstellingen)
laten ontwikkelen en/of ontwikkeld en/of verspreid en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of aangeschaft en/of, (vervolgens) (die) inloggevens /computer-wachtwoorden/toegangscode of daarmee vergelijkbare gegevens verworven, verspreid of anderszins ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad met de bedoeling om daarmee zichzelf of een ander toegang te verschaffen tot de met malware besmette geautomatiseerde werken en/of tot het betalingsverkeer van die geautomatiseerd(e) werk(en) van een of meerdere Nederlandse bank(en) en/of zijn/haar klant(en); met de bedoeling om daarmee opzettelijk wederrechtelijk (een) geautomatiseerd(e) werk(en) van een of meerdere bedrij(f)(ven) en/of perso(o)n(en) binnen te dringen en vervolgens inloggegevens en/of (andere) persoonlijke (bank)gegevens voor zichzelf en/of voor een ander over te nemen en/of af te tappen en/of;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 maart 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere bedrij(f)(ven) en/of perso(o)n(en), heeft bewogen tot afgifte van (een) goed en/of tot het verlenen van een dienst en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens en/of tot het aangaan van een schuld, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) aan voornoemde perso(o)nen een e-mail en/of SMS-bericht gestuurd, waarin verdachte en/of zijn mededader(s) zich voordeed als het bedrijf [naam bedrijf 1] en/of [naam benadeelde 1] en/of [naam benadeelde 4] en/of andere bedrijven waarbij in die e-mail en/of SMS-bericht een URL opgenomen was waarmee, na het klikken op die URL, malware werd verspreid op de geautomatiseerde werken waar die URL werd geopend en/of waarna na installatie van die malware verdachte(n) automatisch en onherkenbaar zich de toegang heeft/hebben verschaft tot de op die geautomatiseerde werken aanwezige gegevens en/of alle andere gegevens die toegankelijk zijn op de besmette geautomatiseerd werken;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 maart 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een) (gedeelte van) (een) geautomatiseerd(e) werk(en), is binnengedrongen, waarbij hij en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat/die geautomatiseerde werk(en) heeft verworven door het doorbreken van een beveiliging en/of een technische ingreep en/of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of enige andere feitelijkheid, en/of vervolgens gegevens die waren opgeslagen, werden verwerkt of overgedragen door dat/die geautomatiseerde werk(en) waarin hij en/of zijn mededader(s) zich wederrechtelijk bevond(en), voor zichzelf of een ander heeft overgenomen, afgetapt of opgenomen immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
  • computers geïnfecteerd middels malware en/of
  • een of meer e-mail en/of SMS berichten gestuurd, waarin verdachte en/of zijn mededader(s) zich voordeed als het bedrijf [naam bedrijf 1] en/of [naam benadeelde 1] en/of [naam benadeelde 3] en/of [naam benadeelde 4] en/of andere (telecom)bedrijven, waarbij een “pushbericht” was opgenomen om te gaan naar een op echt gelijkende webpagina (terwijl dat was een phishingsite) van een bank en/of (telecom)bedrijf, op welke webpagina om inloggevens en/of personalia wordt/werden gevraagd/verzocht in te vullen en/of
  • met de vergaarde gegevens zich (aldus) toegang verschaft tot de geautomatiseerde werken van een of meer banken en/of bedrijven die besmet waren, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich hebben voorgedaan als de rechtmatige gebruiker(s) van die omgeving en/of vervolgens inloggevens en/of persoonlijke bankgegevens en/of persoonsgegevens heeft/hebben overgenomen en/of afgetapt en/of aangepast en/of opneemt;
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 maart 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door:
  • het aannemen van een valse naam en/of van een valse identiteit en/of
  • een valse hoedanigheid en/of
  • door een of meer listige kunstgrepen en/of
  • door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam benadeelde 4] en/of een of meerdere (telecommunicatie)bedrijven, heeft bewogen tot:
  • afgifte van (een) goed en/of
  • tot het verlenen van een dienst en/of
  • tot het ter beschikking stellen van gegevens,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • voornoemde bedrijven bewogen tot afgifte van een of meer telefoonnummers en/of
  • voornoemde bedrijven bewogen tot afgifte en/of activatie van een nieuwe SIM-kaart en/of een nieuw telefoonnummer en/of
  • voornoemde bedrijven bewogen tot het leveren van een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of SIM-kaart(en)
door zich voor te doen als de rechtmatige abonnementhouder(s), niet zijnde de verdachte en/of zijn medeverdachte(s), door (onder meer):
  • personen te bewegen in te loggen op een of meer phishingsites en/of daar gegevens te laten invullen en/of
  • met aldaar afgevangen/vergaarde gegeven in te loggen op de accounts van die personen en/of
  • met de aldaar vergaarde gegevens zich telefonisch voor te doen als die personen en/of
  • inloggegevens en/of emailadressen en/of verblijf(woon)adressen en/of simkaartgegevens te wijzigen in die accounts en/of
  • verzoeken te doen als ware zij de echte klant en/of
  • telefonie-gegevens te wijzigen en/of
  • een of meer telefoons en/of simkaarten te bestellen en/of
  • die bestelde goederen op een (nieuw) opgegeven klantadres te laten bezorgen en/of “af te vangen”;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 maart 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door:
  • het aannemen van een valse naam en/of van een valse identiteit en/of
  • een valse hoedanigheid en/of
  • door een of meer listige kunstgrepen en/of
  • door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam benadeelde 4] en/of een of meerdere (telecommunicatie)bedrijven, heeft bewogen tot:
  • afgifte van (een) goed en/of
  • tot het verlenen van een dienst en/of
  • tot het ter beschikking stellen van gegevens,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • voornoemde bedrijven bewogen tot afgifte van een of meer telefoonnummers en/of
  • voornoemde bedrijven bewogen tot afgifte en/of activatie van een nieuwe SIM-kaart en/of een nieuw telefoonnummer en/of
  • voornoemde bedrijven bewogen tot het leveren van een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of SIM-kaart(en)
door zich te hebben voorgedaan als de rechtmatige abonnementhouder(s), niet zijnde de verdachte en/of zijn medeverdachte(s; immers (onder meer):
  • heeft hij / hebben zij personen bewogen in te loggen op een of meer phishingsites en/of hebben zij die personen (al)daar gegevens laten invullen en/of
  • heeft hij / hebben zij met aldaar afgevangen/vergaarde gegeven ingelogd op de accounts van die personen en/of
  • heeft hij / hebben zij met de aldaar vergaarde gegevens zich telefonisch voorgedaan als die personen en/of
  • heeft hij / hebben zij inloggegevens en/of emailadressen en/of verblijf(woon)adressen en/of simkaartgegevens gewijzigd en in die accounts en/of
  • heeft hij / hebben zij verzoeken gedaan als ware zij de echte klant- en/of telefonie-gegevens gewijzigd en/of
  • heeft hij / hebben zij een of meer telefoons en/of simkaarten besteld en/of die bestelde goederen op een (nieuw) opgegeven klantadres laten bezorgen en/of laten “af te vangen”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 19 maart 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 1] en/of [naam benadeelde 3] en/of een of meerdere bank(en) en/of aan [naam 1] en/of een of meer rekeninghouders bij die bank(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats(en) van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en), althans enig goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een (of meer) valse sleutel(s), te weten door het gebruiken van onderschepte TAN-codes en/of onrechtmatig verworven inloggegevens en/of (andere) bankgegevens;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 13 november 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 1] en/of [naam benadeelde 3] en/of een of meerdere bank(en) en/of aan [naam 1] en/of een of meer rekeninghouders bij die bank(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats(en) van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en), althans enig goed, onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een (of meer) valse sleutel(s), te weten door het gebruiken van onderschepte TAN-codes en/of onrechtmatig verworven inloggegevens en/of (andere) bankgegevens, heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders gebruik gemaakt van die onderschepte TAN-codes en/of onrechtmatig verworven inloggegevens en/of (andere) bankgegevens en/of daarmee ingelogd in de bankaccounts van die rekeninghouders en/of overboekingen naar andere rekeningnummers gedaan en/of geldbedragen van die rekeningen opgenomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10/960002-22 (zaak B)
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 maart 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) (een) technisch(e) hulpmiddel(en) dat/die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen was/waren tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafrecht, heeft verworven en/of ingevoerd en/of verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad, en/of vervaardigd en/of verkocht met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab lid 1 en/of lid 2 van het Wetboek van Strafrecht werd gepleegd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • malware (Netwire RAT/ZeusPanda/Zeus/Panda/njRAT) en/of
  • een of meer phishingsites gerelateerd aan [naam benadeelde 4] en/of [naam bank 1] en/of [naam benadeelde 3] en/of [naam benadeelde 1] en/of [naam bank 2] en/of andere bankinstellingen)
laten ontwikkelen en/of ontwikkeld en/of verspreid en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of aangeschaft en/of, (vervolgens) (die) inloggegevens/computerwachtwoorden/toegangscode of daarmee vergelijkbare gegevens verworven, verspreid of anderszins ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad met de bedoeling om daarmee zichzelf of een ander toegang te verschaffen tot geautomatiseerde werken (
niet zijnde de met malware besmette geautomatiseerde werken) en/of tot het betalingsverkeer van die geautomatiseerd(e) werk(en) van een of meerdere Nederlandse bank(en) en/of zijn/haar klant(en) met de bedoeling om daarmee opzettelijk wederrechtelijk (een) geautomatiseerd(e) werk(en) van een of meerdere bedrijf(ven) en/of perso(o)n(en) binnen te dringen en vervolgens inloggegevens en/of (andere) persoonlijke (bank)gegevens voor zichzelf en/of voor een ander over te nemen en/of af te tappen;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 maart 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een) (gedeelte van) (een)
geautomatiseerd(e) werk(en), is binnengedrongen, waarbij hij en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat/die geautomatiseerde werk(en) heeft verworven door het doorbreken van een beveiliging en/of een technische ingreep en/of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of enige andere feitelijkheid, en/of vervolgens gegevens die waren opgeslagen, werden verwerkt of overgedragen door dat/die geautomatiseerde werk(en) waarin hij en/of zijn mededader(s) zich wederrechtelijk bevond(en), voor zichzelf of een ander heeft overgenomen, afgetapt of opgenomen
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
  • computers geïnfecteerd middels malware en/of
  • een of meer e-mails en/of SMS-berichten gestuurd, waarin verdachte en/of zijn mededader(s) zich voordeed als het bedrijf [naam bedrijf 1] en/of [naam benadeelde 1] en/of [naam benadeelde 3] en/of [naam benadeelde 4] en/of andere (telecom)bedrijven waarbij een “pushbericht” was opgenomen om te gaan naar een op echt gelijkende webpagina (terwijl dat was een phishingsite) van een bank en/of (telecom)bedrijf, op welke webpagina om inloggevens en/of personalia wordt/werden gevraagd/verzocht in te vullen en/of
  • met de vergaarde gegevens zich (aldus) toegang verschaft tot de geautomatiseerde werken van een of meer banken en/of bedrijven (
10/961504-22 (zaak C)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks 01 januari 2014 tot en met 19 maart 2019, te Amsterdam en/of Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders van voorwerpen, te weten:
  • een of meerdere geldbedragen (van (ongeveer) 48.298,60 euro, althans 17.615 euro en/of 17.000 euro),
  • (luxe) goederen (twee Rolex horloges en/of kleding) en/of
  • een auto (VW Golf)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerpen was/waren of wie voornoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, en/of voornoemde voorwerpen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten, althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -afkomstig waren uit het misdrijf.

Hoofdstuk 2: de beslissingen over het bewijs

1.
Vrijspraak feiten 1, 2 en 3 (zaak A)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte malware en phishingsites voorhanden heeft gehad met de bedoeling dat daarmee met malware besmette geautomatiseerde werken werden binnengedrongen en ook niet dat hij daarmee besmette geautomatiseerde werken is binnengedrongen. De verdachte zal daarom zonder nadere motivering van de in zaak A onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank verder van oordeel dat de onder 2 tenlastegelegde oplichting niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte ook daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 4 (zaak A)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt bewezen dat de verdachte zich samen met medeverdachte [naam medeverdachte ] schuldig heeft gemaakt aan drie pogingen tot oplichting van [naam benadeelde 4], namelijk ten aanzien van de klanten [naam klant 1], [naam klant 2] en [naam klant 3].
Beoordeling
De betrokkenheid van de verdachte bij de hem ten laste gelegde (poging tot) oplichting van [naam benadeelde 4] bestaat met name uit het op 15 oktober 2018 verzenden van duizenden phishing sms-berichten. De verdachte heeft hierbij onder meer sms-berichten verzonden naar [naam benadeelde 4]-klant [naam klant 1]. Hoewel het versturen van dit soort sms-bericht vragen oproept, levert dit op zichzelf nog geen begin van uitvoering van oplichting van [naam benadeelde 4] op. Voor zover de verdachte daarnaast als ‘admin’ op de phishingwebsite van [naam benadeelde 4] heeft ingelogd en aan [naam medeverdachte ] instructie heeft gegeven over hoe in de ‘admin’ van de [naam benadeelde 4] phishingsite op ‘mode’ kan worden gezet, zoals de officier van justitie naar voren heeft gebracht, kunnen ook deze handelingen niet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van oplichting van [naam benadeelde 4]. Hooguit zijn deze handelingen te duiden als ondersteuningshandelingen voor het goed laten functioneren van de phishingwebsites. Dit maakt dat de verdachte niet als pleger van de tenlastegelegde (poging tot) oplichting kan worden aangemerkt. Nu daarnaast uit het dossier niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen, kan ook het medeplegen niet worden bewezen. De medeverdachte [naam medeverdachte ] heeft weliswaar op 2 oktober 2018 naar [naam benadeelde 4] gebeld, zich daarbij voorgedaan als [naam klant 1] en geprobeerd het adres van deze [naam benadeelde 4]-klant te wijzigen, welke handelingen kunnen worden geduid als een begin van uitvoering van oplichting, maar dit handelen van [naam medeverdachte ] ligt bijna twee weken voor het moment dat de verdachte de phishing sms-berichten naar [naam klant 1] heeft verzonden. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte ] gericht op een (poging tot) oplichting van [naam benadeelde 4] is dan ook geen sprake. Ook overigens is van een nauwe en bewuste samenwerking bij deze of andere in het dossier en door de officier van justitie genoemde (pogingen tot) oplichting(en) niet gebleken. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2 (zaak B)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt bewezen dat de verdachte opzettelijk wederrechtelijk is binnengedrongen in geautomatiseerde werken die niet met malware waren besmet, zoals in zaak B onder 2 ten laste is gelegd.
Beoordeling
De verdachte heeft phishingsites gemaakt, voorhanden gehad en verkocht. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte met deze phishingsites zelf geautomatiseerde werken is binnengedrongen. Uit het dossier blijkt ook niet dat de verdachte dit als medepleger heeft gedaan. Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen dat tussen de verdachte en anderen een zekere samenwerking bestond die zag op het verrichten van hand- en spandiensten gericht op het goed laten functioneren van de phishingsites, maar deze handelingen laten zich het beste duiden als ondersteuningshandelingen. Mede gelet op de ontkenning van de verdachte en het ontbreken van een nadere onderbouwing van de officier van justitie, zijn deze ondersteuningshandelingen onvoldoende concreet en van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en andere personen die was gericht op het binnendringen van geautomatiseerde werken. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring zaken A, B en C
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 5 in zaak A, feit 1 in zaak B en het feit in zaak C heeft begaan en vindt bewezen dat:
zaak A, feit 5
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 maart 2019 in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, geldbedragen, toebehorende aan rekeninghouders bij [naam benadeelde 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaatsen van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, te weten door het gebruiken van onrechtmatig verworven inloggegevens en/of (andere) bankgegevens
en
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 13 november 2018 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geldbedragen, toebehorende aan rekeninghouders bij [naam benadeelde 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaatsen van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te brengen door middel van valse sleutels, te weten door het gebruiken van onrechtmatig verworven inloggegevens en/of (andere) bankgegevens, heeft verdachte gebruik gemaakt van die onrechtmatig verworven inloggegevens en/of (andere) bankgegevens en daarmee ingelogd in de bankaccounts van die rekeninghouders, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
zaak B, feit 1
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 maart 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, technische hulpmiddelen die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen waren tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafrecht, voorhanden heeft gehad, vervaardigd en verkocht met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht werd gepleegd, immers hebben verdachte en zijn mededaders phishingsites gerelateerd aan [naam benadeelde 4] of bankinstellingen ontwikkeld, ter beschikking gesteld en voorhanden gehad en inloggegevens/computerwachtwoorden/toegangscodes voorhanden gehad met de bedoeling om daarmee zichzelf of een ander toegang te verschaffen tot geautomatiseerde werken met de bedoeling om daarmee opzettelijk wederrechtelijk geautomatiseerde werken van een of meerdere bedrijven en/of personen binnen te dringen;
zaak C
hij in maart 2019, in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag, de herkomst heeft verhuld en voornoemd voorwerp heeft omgezet, terwijl hij, verdachte wist, dat dat voorwerp geheel - onmiddellijk - afkomstig was uit misdrijf.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring voor feit 1 in zaak B is gebaseerd op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. In hoofdstuk 3 is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd. De bewezenverklaring voor feit 5 in zaak A en het feit in zaak C steunt op de in hoofdstuk 3 opgenomen redengevende inhoud van de bewijsmiddelen.
Nadere bewijsoverweging in zaak C
Standpunt van de officier van justitie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een bedrag van € 48.298,61 en een auto. Er zijn onverklaarbare uitgaven van in totaal € 48.298,61 waar criminele inkomsten tegenover moeten hebben gestaan. Daarnaast heeft de verdachte in elk geval tijdelijk verhuld wie de werkelijk rechthebbende van een auto was.
Beoordeling
De politie heeft een vermogensvergelijking gemaakt van de vermogenspositie van de verdachte en stelt dat in de periode 1 januari 2014 tot en met 4 maart 2019 bij de verdachte sprake is van onverklaarbare uitgaven van in totaal € 48.298,61. Daarmee is ten aanzien van dit geldbedrag een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen ontstaan en mag van de verdachte een verklaring worden verlangd over de herkomst van dit geldbedrag. De verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer € 20.000,00 heeft verdiend met het maken van phishing websites. Bewezen is dat de verdachte deze phishing websites heeft gemaakt met de bedoeling dat daarmee geautomatiseerde werken werden binnengedrongen. Daarmee staat de criminele herkomst van dit geldbedrag van € 20.000,00 vast. Uit het dossier blijkt daarnaast dat de verdachte de herkomst van dit geldbedrag grotendeels heeft verhuld. Hij heeft dit geld immers voor een groot deel omgezet door hiervan een auto te kopen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het witwassen van een geldbedrag.
De criminele herkomst van een hoger bedrag dan het bedrag waarvoor de verdachte de auto heeft gekocht of van de luxe goederen, zoals die ten laste zijn gelegd, is niet komen vast te staan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank oordeelt daarnaast dat het witwassen van een geldbedrag, zoals bewezen is verklaard, gelet op de duur en de frequentie van het handelen van de verdachte niet een zodanig structureel karakter had dat van gewoontewitwassen kan worden gesproken. De rechtbank zal de verdachte daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Hoofdstuk 3: (opgave van) de bewijsmiddelen [1]
Zaak B, feit 1
De verklaring van de verdachte op de zitting van 10 maart 2022
Onderzoek van de politie [2]
3.
Onderzoek van de politie [3]
Zaak A, feit 5
4.
Onderzoek van de politie [4]
Ik zag op de foto’s die van het scherm van de iPhone X van [naam 2] genomen waren dat de inhoud van de chat tussen [naam 2] ([naam 3]) en [naam verdachte] ([naam 4]) de volgende
was: “19 maart 2019:
[naam 4]: [bankrekeningnummer] - [naam 5]”.
Op 2 maart 2019 deed [naam aangever 1] aangifte. Hij verklaarde dat hij op 18 februari 2018 een e-mail had ontvangen die afkomstig leek van de [naam benadeelde 3]. In deze e-mail werd hem gevraagd om zijn bankpas op te sturen naar het adres [adres 1], omdat deze zou verlopen. Daarna zou hij een nieuwe pas ontvangen. In de e-mail werd uitgelegd hoe hij de pas door moest knippen alvorens deze op te sturen. Ook werd hem gevraagd zijn pincode in te vullen. Op 25 februari 2019 bleek dat er bijzondere overschrijvingen waren gedetecteerd, zoals: € 1.265,25 naar rekeningnummer [bankrekeningnummer] op naam van [naam 5].
[naam slachtoffer] verklaarde dat hij op 18 februari 2019 een sms-bericht had gekregen dat afkomstig leek van de [naam benadeelde 3]. In dit bericht stond dat zijn bankpas kwam te vervallen. Hij kon een nieuwe pas aanvragen via de website [URL 1]. Hij ging naar deze website. Daar werd hem gevraagd om zijn straatnaam en pincode. Vervolgens werd hem gevraagd de pas op te sturen naar Tilburg. Dat had hij dezelfde dag nog gedaan. Op 20 februari 2019 had zijn vrouw bericht gekregen van de [naam benadeelde 3] dat er een toestel geregistreerd was voor online diensten. De dag daarop kreeg hij een e-mail van de [naam benadeelde 3] dat zijn paslimiet was gewijzigd. Hij had dat niet zelf gedaan. Gebleken is dat onder meer de volgende overschrijvingen zijn gedaan:
€ 2.140,75 naar rekeningnummer [bankrekeningnummer] op naam van [naam 5];
€ 1.655,25 naar rekeningnummer [bankrekeningnummer] op naam van [naam 5].
Ik heb de URL [URL 1] ingevoerd in een webbrowser. Ik zag dat ik doorverwezen werd naar de URL [URL 2]. Ik zag dat hier geen website meer bereikbaar was. Ik heb vervolgens onderzocht naar welk IP-adres deze URL verwees. Dit bleek het IP-adres [IP-adres 1] te zijn.
5.
Onderzoek van de politie [5]
Uit het handmatige onderzoek naar de Samsung Galaxy S7 die onder [naam verdachte] in beslag
genomen was, is gebleken dat in deze telefoon zichtbaar was dat er een website bezocht was
waaruit bleek dat de gebruiker verkorte URL’s had aangemaakt. Hierin was te zien dat de gebruiker de verkorte URL [URL 1] had gemaakt en dat deze verwees naar
[URL 3]. In dezelfde telefoon stond een notitie met onder andere de volgende inhoud: “[notitie]”. Hieruit kon opgemaakt worden dat in deze notitie de inloggegevens stonden voor het beheer van de server met IP adres [IP-adres 1]
In de politiesystemen is gezocht naar meer aangiftes waarin de URL [URL 1] genoemd werd. Naast de aangifte van slachtoffer [naam slachtoffer] bleken er nog vier aangiftes te zijn waarbij de aangevers ([naam aangever 2], [naam aangever 3], [naam aangever 4] en [naam aangever 5]) verklaarden dat zij tussen 14 februari 2019 en 19 februari 2019 de URL [URL 1] hadden ontvangen in een SMS-bericht. Via deze URL waren zij op een website terecht gekomen waar hen gegevens gevraagd werd en werd gevraagd hun bankpas op te sturen naar een adres. Van aangever [naam aangever 2] was € 9.014,75 weggenomen, van aangever [naam aangever 3] € 820,- en van aangever [naam aangever 5] € 4.950,-.
6.
Onderzoek van de politie [6]
In een van de Rabobankfraudegevallen was er een poging gedaan om geld over te schrijven van een rekening op naam van [naam 6].
Met behulp van het internetbankieren van [naam 6] was op 25 mei 2018 een overboeking van € 17.000,- klaargezet van zijn rekening naar een BUNQ rekening met een apparaat met een machine ID met een specifiek nummer. Een machine ID is een uniek gegenereerd databestand, welke aan een apparaat (telefoon, computer of tablet gekoppeld wordt bij het internetbankieren.
Op 28 mei 2018 is aangifte gedaan namens [naam bedrijf 2] Op 25 mei 2018 hadden zij een e-mail gehad dat er een incasso was ingepland van € 9.200,-. Naar aanleiding hiervan had zij de [naam benadeelde 3] gebeld, maar die zagen de opdracht niet staan. In de e-mail stond ook een link en daarmee kwam zij op een webpagina waar haar gevraagd werd om bankgegevens in te voeren en haar Raboscanner te gebruiken. Ze zag vervolgens dat de incasso-opdracht niet werd ingetrokken, maar dat er € 9200,- van de rekening van hun bedrijf werd overgeschreven naar een andere rekening.
In de logbestanden van de verdachte [naam verdachte] over zijn internetbankier-activiteiten zijn inlogs waargenomen via het IP-adres [IP-adres 2]. Dit IP-adres was tussen 27 april 2017 en 18 februari 2019 op 91 verschillende dagen was gebruikt om in te loggen in de rekening van verdachte [naam verdachte] en dat er ook betalingen mee waren uitgevoerd. Daarnaast bleek uit gegevens die [naam benadeelde 2] naar aanleiding van een vordering verstrekte over dit IP-adres, dat het in ieder geval van 12 november 2018 tot en met 18 februari 2019 aangesloten was geweest op het adres [adres 2]. Dit was een verblijfadres van verdachte [naam verdachte]. Het apparaat met het specifieke nummer was dus gebruikt om met behulp van de internetaansluiting van het verblijfadres van verdachte [naam verdachte] in te loggen in zijn rekening. Vervolgens was met hetzelfde apparaat, maar via andere IP-adressen, ingelogd in de rekening van [naam 6] en de transactie van € 17.000,- klaargezet. Ook was ingelogd in de andere in tabel 1 genoemde rekeningen. In het geval van [naam bedrijf 2] was daadwerkelijk een transactie uitgevoerd en was € 2.000,- opgenomen.
Zaak C: witwassen
7.
Politieverhoor van de verdachte [naam verdachte] [7]
Ik heb ongeveer € 20.000,00 verdiend met het maken van phishing websites.
8.
Onderzoek van de politie [8]
Op de telefoon van de verdachte zijn chatgesprekken aangetroffen tussen de verdachte (G) en [naam 7].
9 maart 2019
[naam 7]: over die bak.
[naam verdachte]: ehm dus 20k is wel zeg maar budget als dat op een goede wijze te verklaren valt. Wil geen gezeik met de belasting
[naam verdachte]: er zijn ogen op mij (…) ik moet aan advo vragen. Hij maakte me wel duidelijk dat ik zolang ik geen alarmbellen laat rinkelen het moet kunnen
[naam 7]: maar al die boys die bij mij komen zijn met blacka money
[naam verdachte]: Laat me weten me advo zij wel zolang ik indd geen betalingen doe boven de 10k veranderd er niks aan de situatie behalve dat ze betreft mn zaak dan et af zouden kunnen pakken maar wss dat gana ze nie zomaar doen zonder enige legitieme reden (…) Hoezo ze kunne waardevolle spullen pakken als bewijs, Vo witwas, ja maar heb 6 maanden geleden inval gehad
Opmerking verbalisant: [naam 7] stuurt op 9 maart 2019 afbeeldingen en videofragmenten. Op de achtergrond van de beelden is een bedrijfsnaam en -logo zichtbaar. Uit een open bronnen onderzoek blijkt dat dit de huisstijl en bedrijfsnaam is van het autobedrijf [naam bedrijf 3] in [vestigingsplaats bedrijf 3].
Opmerking verbalisant: [naam 7] stuurt op 12 maart 2019 een videofragment naar [naam verdachte] waarin te zien is dat er in de avond- of nachtelijke uren een voertuig wordt bestuurd op een autosnelweg. Tijdens dit videofragment is te horen dat een man zegt: “broer ik ben nog steeds aan het rijden. Ik moet nog bijna drie uur”. Het voertuig dat op dat moment aan de binnenzijde gefilmd werd, herkende ik als een voertuig van het merk “Volkswagen”.
13 maart 2019:
[naam 7]: waren te laat voor platen, morgen gaat die man de platen fixen
[naam verdachte]: dus overmorgen issie in NL, die auto
[naam 7]: heb al betaald alles dus geen stress alleen kan je niet zo er mee rijden zonder die kenteken
Op de telefoon van de verdachte zijn chatgesprekken aangetroffen tussen de verdachte ([naam verdachte]) en [naam 8].
10 maart 2019
[naam 8]: Luister heb je interesse in die witte?
[naam verdachte]: wat voor prijs kan je regelen
[naam 8]: 20000
[naam verdachte]: ik wil deze denk wel
[naam 8]: oké dan ga ik alles in orde voor je maken
12 maart 2019
[naam 8]: heb paspoort nodig van de koper
[naam verdachte]: beter op wie z’n naam de auto komt, ik bericht hem, ben aan t regelen
Opmerking verbalisant: op verzoek van G stuurde [naam 8] op 12 maart 2019 een aantal foto’s van een voertuig. Ik zag dat de foto’s van het voertuig grote gelijkenissen vertoonde met de door [naam 7] verstuurde foto's van de witte Volkswagen Golf.
17 maart 2018
[naam verdachte]: Als je wil ik breng je duku nu.
[naam 8] Oke kom naar me osso dan
9.
Onderzoek van de politie [9]
Verklaring getuige [naam getuige]: de witte Volkswagen Golf komt uit Duitsland. De auto is gekocht en afbetaald. Die jongen heeft mij contant betaald bij mij thuis, een bedrag tussen de € 14.000,00 en € 15.000,00. Ik weet dat die persoon in de gevangenis zit nu.
Uit een nader onderzoek naar de historische locatiegegevens van de telefoon van verdachte [naam verdachte] blijkt dat het toestel op 17 maart 2019 bij het verblijfsadres van de getuige [naam getuige], [adres 3], is geweest.

Hoofdstuk 4: de verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:
zaak A, feit 5
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
en
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
zaak B, feit 1
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, vervaardigen, verkopen en voorhanden hebben
en
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of een daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden verkregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, voorhanden hebben;
zaak C
witwassen.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Hoofdstuk 5: de onderbouwing van de straf

De rechtbank zal in dit hoofdstuk beslissen dat aan de verdachte straf wordt opgelegd en zal uitleggen waarom. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de volgende punten meegewogen:
de ernst van de feiten;
de persoonlijke omstandigheden van de verdachte;
de overschrijding van de redelijke termijn.
Nadat deze drie punten zijn besproken, volgen de concrete afwegingen van de rechtbank die hebben geleid tot de genoemde straf die aan de verdachte wordt opgelegd.

1. de ernst van de feiten

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het maken en verkopen van phishing websites met de bedoeling dat daarmee computervredebreuk werd gepleegd. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal met valse sleutels en het witwassen van een geldbedrag.
Aan slachtoffers zijn e-mails en sms-berichten verstuurd met daarin een link naar de door verdachte gemaakte en verkochte phishing websites. De slachtoffers hebben op die phishing websites persoonlijke gegevens ingevuld. Vervolgens heeft de verdachte met de door phishing verkregen gegevens geld gestolen van rekeninghouders bij banken door in te loggen op hun internetbankier omgeving. De verdachte heeft in het gehele phishingtraject een cruciale rol gespeeld. Zonder de door hem gemaakte en verkochte phshingwebsites kon het phishingtraject immers niet in gang worden gezet. Het handelen van de verdachte heeft grote financiële schade voor de banken tot gevolg gehad. Aan dit handelen is slechts een einde gekomen door ingrijpen van de politie. De wijze waarop de verdachte te werk is gegaan en het grote aantal mensen dat slachtoffer is geworden van de phishing praktijken, maken het ernstige feiten. De slachtoffers vertrouwden erop dat zij hun geld op een veilige manier hadden weggezet bij de banken en dat hun persoonlijke gegevens in hun klantomgeving bij banken niet voor derden bereikbaar waren. Het vertrouwen dat banken een veilige plek zijn om geld te bewaren, is door de verdachte en zijn medeverdachten ernstig geschaad. Ook het algemene vertrouwen in de opslag van persoonsgegevens bij bedrijven en het online bankieren is geschaad door het handelen van de verdachten, terwijl dat vertrouwen van groot belang is nu vrijwel al het betalingsverkeer online plaatsvindt.
Tot slot heeft de verdachte crimineel geld witgewassen door van dit geld een auto te kopen. Het verhullen van de criminele herkomst van opbrengsten van misdrijven stelt daders van deze misdrijven in staat om buiten het bereik van de opsporingsinstanties te blijven en ongestoord van het crimineel verkregen vermogen te genieten. De aanpak van witwassen is dan ook van groot belang voor de effectieve bestrijding van allerlei vormen van ernstige criminaliteit.

2. de persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank niet alleen gelet op de ernst van de feiten, maar ook op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo heeft de rechtbank er kennis van genomen dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Uit de reclasseringsrapporten die over de verdachte zijn opgemaakt blijkt dat de verdachte succesvol het project Hack_Right heeft gevolgd. Ook is het positief dat de verdachte open staat voor de begeleiding die hij de afgelopen jaren heeft gekregen van de reclassering en De Waag. Wel geeft de reclassering aan dat er nog zorgen zijn rond de verdachte. Deze zorgen bestaan onder meer vanwege de computerverslaving van de verdachte en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding. De verdachte heeft wel gesolliciteerd naar banen in de ICT, maar hij moet eerst nog de benodigde certificaten behalen om voor die banen in aanmerking te komen. Ook heeft hij nog schulden, die nog niet zijn afgelost. Een inschatting van het recidiverisico kan niet worden gegeven. Het lopende begeleidingstraject moet worden voortgezet. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, inhoudende: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het door de psycholoog over de verdachte opgemaakte rapport van 26 januari 2020. De verdachte leed tijdens het plegen van de strafbare feiten aan een gameverslaving (een andere gespecificeerde stoornis in de impulsbeheersing) en een vermijdende coping-stijl (geen stoornis in strikte zin, maar wel van invloed op het ontwikkelen en in stand houden van de gameverslaving). Deze stoornis hebben de gedragskeuzes van de verdachte beïnvloed tijdens het plegen van de feiten. Het advies is om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.

3. de overschrijding van de redelijke termijn

De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, waarbinnen een strafzaak dient te zijn afgerond, is overschreden en compenseert dit door strafvermindering.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf, naast de hiervoor genoemde omstandigheden, ook gelet op de straffen die rechters in soortgelijke zaken hebben opgelegd. Hieruit blijkt dat doorgaans voor dit soort feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee of drie jaar wordt opgelegd. De officier van justitie heeft op de zitting uitvoerig gemotiveerd waarom hij vindt dat in deze zaak een lagere gevangenisstraf passend is. De officier van justitie vindt dat in de eerste plaats omdat de verdachte op de zitting meer openheid van zaken heeft gegeven en heeft aangegeven dat hij spijt heeft en zich schaamt voor zijn daden. De officier van justitie heeft ook meegewogen dat de verdachte al ruim drie jaar moet leven met de dreiging van deze zaak die al die tijd boven zijn hoofd hing. Verder vindt de officier van justitie dat, gelet op de jonge leeftijd en de kwetsbaarheid van de verdachte, aan hem een lagere straf moet worden opgelegd dan aan de medeverdachten. De officier van justitie eist in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de bijzondere omstandigheden van deze zaak maken dat in het voordeel van de verdachte kan worden afgeweken van de straffen die doorgaans voor dit soort feiten worden opgelegd. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat deze bijzondere omstandigheden van zodanig gewicht zijn dat een straf die inhoudt dat de verdachte terug moet naar de gevangenis, niet meer op zijn plaats is. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Een straf heeft meerdere doelen. Die strafdoelen kunnen zijn vergelding (afstraffen van de verdachte), algemene preventie (een signaal moet uitgaan naar de maatschappij dat dergelijke strafbare feiten ernstig zijn en niet onbestraft worden gelaten), speciale preventie (de verdachte weerhouden nogmaals de fout in te gaan en herstel (het terugbrengen in rechtmatige toestand). De rechtbank vindt dat met een straf die inhoudt dat de verdachte weer terug naar de gevangenis moet, geen strafdoelen meer te behalen zijn. Er zijn geen signalen die erop wijzen dat de verdachte op dit moment een gevaar vormt voor de maatschappij en dat gevangenisstraf het gevaar op herhaling nog verder beperkt. Sinds het plegen van de feiten is geruime tijd verstreken en niet gebleken is dat de verdachte in die periode opnieuw soortgelijke of andere strafbare feiten heeft gepleegd. Wel is gebleken dat de verdachte zich in die periode heeft ingespannen om zijn leven een andere wending te geven, onder meer door het volgen van het project Hack_Right. De rechtbank vindt het inzetten van gevangenisstraf als vergelding of als algemene preventie niet in verhouding staan tot deze positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte in de afgelopen jaren. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat de verdachte op de zitting zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door openheid van zaken te geven. Daarnaast heeft de verdachte op de zitting inzicht getoond in de ernst van zijn daden en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en voor de maatschappij. Terugkeer naar de gevangenis acht de rechtbank op dit moment dan ook onwenselijk, omdat daarmee aan alle positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte afbreuk zou worden gedaan en hierdoor de kans op herhaling naar verwachting juist zal worden verhoogd.
Concluderend
De rechtbank legt een gevangenisstraf op waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan een deel van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Van de gevangenisstraf is een deel voorwaardelijk, om de verdachte duidelijk te maken dat hij zich niet meer moet inlaten met strafbare feiten. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De rechtbank acht daarnaast uit het oogpunt van vergelding en algemene preventie een taakstraf op zijn plaats. De taakstraf die aan de verdachte wordt opgelegd is lager dan die in de zaken van de medeverdachten wordt opgelegd, omdat de verdachte ten tijde van de gepleegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar was en de rechtbank in zijn zaak andere feiten bewezen acht dan in de zaken van de medeverdachten. Van de taakstraf wordt het resterende deel van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht afgetrokken, zodat er geen te verrichten taakstraf overblijft.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 139d, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdstuk 6: de vorderingen van de benadeelde partijen

[naam benadeelde 3]
heeft als benadeelde partij € 163.652,47 aan materiële schade gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het zijn de rekeninghouders die schade hebben geleden en niet de [naam benadeelde 3] zelf. De vergoeding van die schade door de [naam benadeelde 3] kan daarom niet worden aangemerkt als schade die rechtstreeks voortvloeit uit de feiten.
Het oordeel van de rechtbank
Vooropgesteld wordt dat een benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding kan indienen als sprake is van schade die rechtstreeks aan haar is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat deze eis niet te strikt moet worden uitgelegd. [10] Er moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de vraag of het slachtoffer is geraakt in het belang dat de geschonden norm beschermt, niet doorslaggevend is. Niet uitgesloten is dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat - gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte - de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht.
Kijkend naar de concrete omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak sprake van een zodanig nauw verband. Bewezenverklaard is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van geld van de klanten van bankrekeninghouders van [naam benadeelde 3] met behulp van gegevens die waren verkregen door gebruik te maken van een phishingwebsite die erg op de echte website van [naam benadeelde 3] leek. De schade die [naam benadeelde 3]-klant [naam bedrijf 2] heeft geleden is het rechtstreekse gevolg van dit bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Voor zover [naam benadeelde 3] [naam bedrijf 2] heeft gecompenseerd voor de door haar geleden schade, is dat in het maatschappelijke verkeer een voorzienbare reactie en het rechtstreekse gevolg van een fraude die zich richt op klanten van een bank. De rechtbank zal de vordering van [naam benadeelde 3] dan ook toewijzen tot een bedrag van € 2.120,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2019.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat daarvan niet is komen vast te staan dat deze gevorderde schade rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen en gedeeltelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard, bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
De rechtbank ziet geen aanleiding de gevorderde schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[naam benadeelde 2], [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 4]
[naam benadeelde 2] heeft als benadeelde partij € 5.573,90 aan materiële schade gevorderd. [naam benadeelde 1] heeft als benadeelde partij € 185.984,95 aan materiële schade gevorderd. [naam benadeelde 4] heeft als benadeelde partij € 90.922,44 aan materiële schade gevorderd.
Het oordeel van de Rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat geen rechtstreeks verband is vast te stellen tussen de gevorderde schade door de benadeelde partijen [naam benadeelde 2], [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 4] en de bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partijen [naam benadeelde 2], [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 4] zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 2], [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

Hoofdstuk 7: de beslissingen over de inbeslaggenomen goederen

Onder de verdachte zijn de hieronder opgenomen voorwerpen in beslag genomen. De officier van justitie en verdediging hebben op de zitting standpunten ingenomen over wat er met de in beslag genomen voorwerpen moet gebeuren.
De rechtbank zal twee geldbedragen (nummers 1 en 2), drie telefoons (nummers 4, 5 en 8) en een SSD-kaart (nummer 10) verbeurd verklaren, zoals de officier van justitie ook heeft gevorderd. De bewezen verklaarde feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van de Apple telefoon en de HP-laptop (nummers 3 en 9) is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat niet is komen vast te staan dat met die goederen een strafbaar feit is begaan. Ten aanzien van deze voorwerpen zal daarom een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Daarnaast is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat van de auto, het kentekenbewijs, en de Rolex horloges met bijbehorende doos (nummers 6, 7, 11, 12 en 13) niet kan worden vastgesteld dat deze goederen zijn verkregen uit de baten van de bewezenverklaarde feiten. Ten aanzien van de Rolex horloges met bijbehorende doos zal daarom een last tot teruggave aan de verdachte worden gegeven. Omdat ten aanzien van de auto en het kenteken niet bekend is aan wie die toebehoren, zal ten aanzien van die voorwerpen een last worden gegeven tot bewaring voor de rechthebbende
Beslagen goed
Oordeel van de rechtbank
1. € 815,00
Verbeurdverklaring
2. € 150,00
Verbeurdverklaring
3. Telefoon, iPhone X (495476)
Terug geven aan de verdachte
4. Telefoon, Apple (522893)
Verbeurdverklaring
5. Telefoon, Samsung S7 (522888)
Verbeurdverklaring
6. Volkswagen Golf (529278)
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
7. Kentekenbewijs (530089)
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
8. Telefoon, Wiko (495479)
Verbeurdverklaring
9. Laptop, HP (495480)
Terug geven aan de verdachte
10. SSD kaart (495488)
Verbeurdverklaring
11. Horloge, Rolex (495484)
Terug geven aan de verdachte
12. Doos, Rolex (495485)
Terug geven aan de verdachte
13. Telefoon, LG (495486)
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
14. Horloge, Rolex (522981)
Terug geven aan de verdachte
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdstuk 8: de beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en het in zaak B onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 5, het in zaak B onder 1 en het in zaak C, zoals dit in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 270 (tweehonderdzeventig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 198 (honderdachtennegentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener zal geven voor de behandeling.;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde zal actief meewerken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, voor een deel (te weten: 72 dagen) bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, voor een deel (te weten: 127 dagen) bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek geen te verrichten taakstraf resteert;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 2.120,00 (zegge: tweeduizendhonderdtwintig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde 3] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1], [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 1], [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
verklaart verbeurd de volgende op de beslaglijst genoemde voorwerpen:
1. € 815,00;
2. € 150,00;
4. telefoon, Apple (522893);
5. telefoon, Samsung S7 (522888);
8. telefoon, Wiko (495479);
10. SSD card (495488).
gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende op beslaglijst genoemde voorwerpen:
3. Apple iPhone X (495476);
9. Laptop, HP (495480);
11. Rolex (495484);
12. Rolex doos (495485);
14. Rolex (522981);
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de volgende op beslaglijst genoemde voorwerpen:
6. Volkswagen Golf (529278);
7. kentekenbewijs (530089);
13. telefoon, LG (495486);
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
mrs. S.E.C. Debets en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 4 april 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De proces-verbaalnummers die in de voetnoten worden genoemd verwijzen naar schriftelijke stukken die zijn opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal [proces-verbaal] onderzoek 26Turtlecreek.
2.Proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 1], pagina’s 301 t/m 408.
3.Proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 2], pagina’s 3236 t/m 3245.
4.Proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 3], pagina’s 3116 t/m 3122.
5.Proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 4], pagina’s 3124 t/m 3158.
6.Proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 5], pagina’s 2966 t/m 2969.
7.Proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 6].
8.Proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 7], pagina’s 3301 t/m 3337.
9.Proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 8], pagina’s 3342 t/m 3344.
10.Zie ECLI:NL:HR:2016:1522 en ECLI:NL:HR:2016:2659 en de conclusies bij deze arresten.