ECLI:NL:RBROT:2022:3047

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/10/633500 / JE RK 22-363
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De moeder van [voornaam minderjarige] verzet zich tegen dit verzoek en heeft een zelfstandig verzoek ingediend tot vervanging van de GI. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de moeder als de minderjarige zijn gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij de hulpverlening accepteert en in staat is om de benodigde zorg voor [voornaam minderjarige] zelfstandig in te zetten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is, omdat de moeder de zorg voor [voornaam minderjarige] adequaat kan organiseren en de hulpverlening binnen een vrijwillig kader kan voortzetten. Hierdoor is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 BW. Het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen, evenals het verzoek tot uithuisplaatsing en het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 15 april 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/633500 / JE RK 22-363
datum uitspraak: 1 april 2022

afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 10 februari 2022;
- een verweerschrift van de moeder van 18 maart 2022.
Op 1 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F. van den Heuvel,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [persoon A] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij moeder en verblijft enkele dagen in de week bij zorgboerderij Equimio en Aan de Hand.
Bij beschikking van 1 april 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 13 april 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
Tevens wordt de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van een jaar.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek. [voornaam minderjarige] verblijft tweemaal in de week op twee verschillende zorgboerderijen. Iedereen is daarmee akkoord en zij kan daar ook op langere termijn verblijven. Er ligt nu een plan voor de komende drie maanden. De komende periode moet een plan worden gemaakt voor de lange termijn. Het belangrijkste is dat [voornaam minderjarige] weet waar zij aan toe is. Voorspelbaarheid is voor haar heel belangrijk. Komend jaar dient te worden gekeken of kan worden overgedragen naar het wijkteam. Een gedwongen kader is nu nog nodig omdat een patroon wordt gezien. Wanneer het in de thuissituatie niet goed verloopt wordt [voornaam minderjarige] altijd bij de zorgboerderij ondergebracht. Het is belangrijk dat alle gezinsleden een plekje hebben in het gezin. Dit patroon kan alleen worden doorbroken door systeemtherapie, maar dit weigert de moeder. Hoewel de moeder en de jeugdbeschermer niet altijd op één lijn staan, staat de GI niet achter vervanging van de GI zoals door de moeder in het verweerschrift is verzocht. [voornaam minderjarige] heeft een te hoog IQ voor het alternatief van de moeder, namelijk de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. Bovendien bestaat het risico van versnippering van informatie bij dossieroverdracht. Wanneer de moeder een andere jeugdbeschermer wenst kan zij een verzoek indienen bij de GI. Op deze manier blijft de informatie over het gezin behouden bij de GI.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich ter zitting primair tegen het verzoek van de GI. Subsidiair doet de moeder een zelfstandig verzoek tot vervanging van de GI. Vorig jaar zouden een aantal zaken zoals dagbesteding en hulpverlening worden geregeld zodat [voornaam minderjarige] weer thuis kon komen wonen. [voornaam minderjarige] is vorig jaar inderdaad weer thuis komen wonen, maar er was niets geregeld. Hierdoor kwamen [voornaam minderjarige] en de moeder in een gat terecht en is eind vorig jaar een crisissituatie ontstaan. Toen is pas alles ingezet wat destijds geregeld had moeten worden. Inmiddels zit de therapie van [voornaam minderjarige] in afbouwende fase omdat zij het goed doet. Zij houden ook in de gaten of er behoefte is aan systeemtherapie. Wanneer dit noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zal de moeder zich hiervoor inzetten. Deze noodzaak is alleen tot op heden niet geconstateerd. Door Vraagkracht wordt gezegd dat de moeder alle hulp aanpakt die haar geboden wordt en dat zij hulp vraagt wanneer zij dit nodig heeft. Vraagkracht gelooft erin dat de moeder het traject kan voortzetten binnen het vrijwillig kader. De moeder heeft een goede band met de zorgboerderijen en kan ook vanuit de gemeente hulpverlening krijgen wanneer dat nodig is. Alles wat momenteel in gang is gezet verloopt naar de behoefte van [voornaam minderjarige] . Wat haar behoeften in de toekomst zijn kan nu nog niet worden vastgesteld, waardoor een plan voor de langere termijn niet haalbaar is. [voornaam minderjarige] was deze week erg gespannen voor deze zitting. Hierdoor heeft zij inderdaad extra bij de zorgboerderij verbleven. Dit is in overleg en naar behoefte van [voornaam minderjarige] verlopen. De moeder laat hiermee juist zien dat zij passend en adequaat reageert op de situaties die zich voordoen. Bovendien is het huidige plan opgezet op aandringen van de moeder. Ook bij haar zoontje [persoon B] heeft de moeder laten zien adequaat te reageren en passende hulpverlening te kunnen inzetten. Vorig jaar is de maatregel nog verlengd omdat de vader van [voornaam minderjarige] nog gezag had en voorkomen moest worden dat de in te zetten hulpverlening onnodige vertraging zou oplopen. Inmiddels heeft de vader zich volledig teruggetrokken en heeft hij geen gezag meer. De moeder werkt duidelijk mee met de hulpverlening en zal dit ook binnen het vrijwillig kader voortzetten, waardoor de noodzaak van een ondertoezichtstelling ontbreekt. Indien de kinderrechter van oordeel is dat een ondertoezichtstelling nog altijd noodzakelijk is, ziet de moeder een meerwaarde in een GI die gespecialiseerd is in kinderen met een beperking. Zij hebben namelijk de juiste lijntjes binnen handbereik.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een jeugdbeschermer als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a.de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b.de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Het KSCD heeft in december 2020 geconcludeerd dat [voornaam minderjarige] gezien haar problematiek gebaat is bij stabiliteit, continuïteit en duidelijkheid op alle gebieden, maar met name ten aanzien van haar leefomgeving, haar opvoeders/verzorgers en betrokken behandela(a)r(en). De problematiek en het gedrag van [voornaam minderjarige] vereisen specifieke leefomstandigheden en een vaste opvoeder die over veel sensitief-responsieve vaardigheden beschikt, maar ook duidelijkheid biedt. [voornaam minderjarige] heeft bij Schakenbosch verbleven, maar een gesloten setting bleek volgens het KSCD niet de juiste plek voor haar. Vorig jaar werd duidelijk dat een woonsituatie die aansluit bij de specifieke behoeften van [voornaam minderjarige] niet te vinden is. Hierop is een plan opgesteld waarbij [voornaam minderjarige] zou worden thuisgeplaatst met inzet van hulpverlening. [voornaam minderjarige] is in juni 2021 thuisgeplaatst maar de hulpverlening lijkt niet tijdig ingezet, wat heeft geleid tot een crisissituatie in december 2021. [voornaam minderjarige] is voor een time-out geplaatst op de crisisopvang van een zorgboerderij. De moeder heeft vervolgens zelf voorgesteld de zorg over [voornaam minderjarige] te delen met de zorgboerderij aangezien [voornaam minderjarige] daar op haar plek lijkt te zijn en het team van de zorgboerderij ook mogelijkheden ziet in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Ook heeft de moeder een andere zorgboerderij gevonden die in de weekenden kleinschalige opvang faciliteert en stelt zelf een regeling voor die zij passend vindt bij [voornaam minderjarige] . Deze regeling geeft [voornaam minderjarige] nu duidelijkheid, structuur en sluit aan bij haar behoeften. Ook is te zien dat [voornaam minderjarige] het naar haar zin heeft bij de zorgboerderijen en dat er sprake is van een positieve ontwikkeling. Daarnaast heeft de moeder laten zien voor haar zoontje [persoon B] de voor hem benodigde hulpverlening zelfstandig te kunnen inzetten.
Gezien het voorgaande blijkt dat de moeder de noodzakelijke zorg accepteert en zelfstandig in staat is de benodigde hulpverlening voor [voornaam minderjarige] in te zetten. Daarnaast heeft de moeder aangegeven de benodigde hulpverlening binnen het vrijwillig kader te zullen voortzetten. Hierdoor is
nietvoldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt daarom afgewezen.
Nu de verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen, kunnen de gronden van de uithuisplaatsing niet meer worden onderzocht. Het onderhavige verzoek zal daarom worden afgewezen, voor zover hierop niet eerder is beslist. Hetzelfde geldt voor het zelfstandige verzoek van de moeder tot vervanging van de GI.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af;
wijst af het meer of ander verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Arduin als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.