In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De moeder van [voornaam minderjarige] verzet zich tegen dit verzoek en heeft een zelfstandig verzoek ingediend tot vervanging van de GI. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de moeder als de minderjarige zijn gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij de hulpverlening accepteert en in staat is om de benodigde zorg voor [voornaam minderjarige] zelfstandig in te zetten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is, omdat de moeder de zorg voor [voornaam minderjarige] adequaat kan organiseren en de hulpverlening binnen een vrijwillig kader kan voortzetten. Hierdoor is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 BW. Het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen, evenals het verzoek tot uithuisplaatsing en het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 15 april 2022.