In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) zijn gehoord.
De feiten tonen aan dat [voornaam minderjarige] bij de vader verblijft en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling en veiligheid. De minderjarige heeft een relatie met een oudere jongen die gewelddadig is en haar beïnvloedt. De ouders zijn betrokken, maar er zijn twijfels over de opvoeding en de invloed van de vriend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige].
De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI Jeugdbescherming west te Dordrecht, met ingang van 1 april 2022 tot 1 april 2023, en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.