ECLI:NL:RBROT:2022:2978

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
C/10/620448 / JE RK 21-1653
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

Op 4 februari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van een jaar. Dit verzoek was gebaseerd op zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die in het verleden getuige was van huiselijk geweld tussen de ouders. De ouders, [naam moeder] en [naam vader], hebben sinds 8 december 2021 hun relatie hersteld en wonen weer samen. Tijdens de zitting is gebleken dat de ouders geen behoefte hebben aan de voorgestelde specialistische hulp van Enver en dat er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is om een vertrouwensband op te bouwen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er niet voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, dat vereist dat er sprake moet zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige. De school van [voornaam minderjarige] heeft aangegeven dat het goed gaat met hem/haar en dat er geen grote zorgen meer zijn. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders stappen in de goede richting hebben gezet en dat er momenteel geen noodzaak is voor verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI dan ook afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/620448 / JE RK 21-1653
datum uitspraak: 4 februari 2022

beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 10 augustus 2021 en de daarin genoemde stukken,
- de briefrapportage van de GI van 20 december 2021,
- het schoolrapport van [voornaam minderjarige] , ter zitting overgelegd door de vader.
Op 4 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.M.G. Hulsman,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 10 augustus 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 18 februari 2022. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden tot 1 januari 2022 pro forma.
Op 20 december 2021 is een brief van de GI ingekomen, gedateerd 20 december 2021, waarin wordt aangegeven dat de GI het resterend deel van het verzoek handhaaft.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar. Er moet nu nog een beslissing worden genomen over de resterende periode tot
18 augustus 2022.
De GI heeft, onder verwijzing naar haar briefrapportage, het volgende naar voren gebracht. Er is specialistische ambulante hulp van Enver aangevraagd. Dit betreft Video-Interactie Begeleiding (hierna: VIB). De ouders hebben aangegeven dat zij geen behoefte hebben aan deze vorm van hulp. De aanmelding voor Kinderen uit de Knel is waarschijnlijk niet meer passend, nu de ouders weer bij elkaar zijn. Enver kan met het gezin kijken welke hulp nodig is en wat Enver daarin kan betekenen. Het wijkteam ziet geen mogelijkheden in het bieden van laagdrempelige hulp.
Op school gaat het goed met [voornaam minderjarige] . De school van [voornaam minderjarige] is erg betrokken en houdt [voornaam minderjarige] goed in de gaten. Er is positief contact tussen de school en de vader.
De GI vraagt zich af er nog vooruitgang kan worden geboekt in het kader van de ondertoezichtstelling, aangezien de ouders niet echt willen meewerken. Daarbij heeft de GI benoemd dat de ouders geen vertrouwensband met een jeugdbeschermer kunnen opbouwen, omdat er geen vaste jeugdbeschermer betrokken zal zijn bij het gezin. De vaste jeugdbeschermer is enige tijd geleden uitgevallen en er komt ook geen nieuwe vaste jeugdbeschermer in deze zaak. Er wordt alleen casus-regie gevoerd door het team van de GI. Hierdoor zal niet één jeugdbeschermer beschikbaar zijn om een relatie op te bouwen met de ouders.

Het standpunt van de vader en de moeder

Namens en door de vader is verweer gevoerd tegen het resterend deel van het verzoek van de GI. De vader ziet geen meerwaarde in een verlenging van de ondertoezichtstelling. Sinds de vorige zitting op 10 augustus 2021 heeft de GI geen concrete hulp geboden aan de ouders. Er is een gesprek geweest met Enver, maar daaruit is geen duidelijk hulpaanbod naar voren gekomen. Vervolgens is voorgesteld om VIB in te zetten. Dit zagen de vader en de moeder niet zitten. Ook was het gezin aangemeld voor Kinderen uit de Knel. De indicatie die nodig is om met die therapie te kunnen starten werd echter niet afgegeven, omdat de ouders inmiddels hun relatie weer hadden hervat. De ouders wonen sinds 8 december 2021 weer samen. De vader heeft geleerd dat hij op een andere manier met de moeder moet communiceren. Hij deelt nu met haar wat hij gaat doet en waar hij is, zodat de moeder niet in paniek raakt. Er hebben zich sindsdien geen incidenten meer voorgedaan in de thuissituatie.
De moeder heeft aangegeven dat zij last had van stress toen zij [voornaam minderjarige] een tijd lang niet of nauwelijks zag. Vervolgens is de moeder naar de huisarts gegaan. De moeder gaat nog naar de praktijkondersteuner van de huisarts. Desgevraagd heeft de moeder aangegeven dat zij op de wachtlijst staat voor hulp via Arosa.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Eerder waren er ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] , omdat zij in de thuissituatie jarenlang getuige is geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. De ouders spraken heel negatief over elkaar en haalden slecht gedrag bij elkaar naar boven. De moeder heeft de vader eens bedreigd met een mes. De spanningen en ruzies tussen de ouders hebben veel impact gehad op [voornaam minderjarige] . In het afgelopen jaar hebben de ouders een aantal maanden gescheiden van elkaar geleefd. Tijdens de zitting hebben de ouders aangegeven dat hun relatie is hersteld en dat zij weer samen wonen. Volgens de ouders gaat het nu goed thuis.
Omdat de vaste jeugdbeschermer niet meer werkzaam is bij de GI en er geen nieuwe vaste jeugdbeschermer is ingezet in het gezin, heeft de GI langere tijd geen actueel beeld over de thuissituatie en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . De ouders stellen dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] . Belangrijker is dat de school heeft aangegeven dat er geen grote zorgen meer zijn over [voornaam minderjarige] . Het gaat goed op school.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan de eisen die de wet stelt. Niet is vast komen te staan dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] . Ook de komende periode zal er geen vaste jeugdbeschermer betrokken zijn die wel een duidelijk en actueel beeld kan krijgen op de thuissituatie door regelmatig in huis te komen. Hierdoor is bijvoorbeeld het aanhouden van het verzoek of voor korte duur toewijzen ook geen optie.
De ouders lijken in het afgelopen half jaar stappen in de goede richting te hebben gezet. Dit betekent niet dat er geen zorgen meer zijn over [voornaam minderjarige] . De kinderrechter vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige] met iemand kan praten over de negatieve dingen die zij heeft meegemaakt. Mogelijk kan dit met de intern begeleider van school. Tijdens de zitting hebben de ouders aangegeven dat zij daarmee kunnen instemmen, onder de voorwaarde dat de intern begeleider ook in gesprek gaat met de ouders. Daarnaast is het belangrijk dat de moeder de praktijkondersteuner van de huisarts blijft bezoeken. Ook aan Arosa worden gevraagd of de moeder al in aanmerking komt voor hulp. Het is van belang dat de moeder de gebeurtenissen uit haar verleden een plek kan geven. Deze stappen in de hulpverlening kunnen tot aan het aflopen van de huidige periode van de ondertoezichtstelling in gang worden gezet.
De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek van de GI afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af, voor zover daarop niet eerder is beslist.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.